ECLI:NL:RBNHO:2022:5549

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
C/15/322119 / FA RK 21-5456
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van éénouderadoptie door de stiefouder en wijziging van geslachtsnaam van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot éénouderadoptie door de stiefouder en wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige. De verzoeker, die met de moeder van de minderjarige is gehuwd, heeft het verzoek ingediend na het overlijden van de biologische vader van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de verzoeker sinds eind 2016/begin 2017 feitelijk samenleven en dat de moeder instemt met het verzoek tot adoptie. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de minderjarige geen contact meer heeft met de biologische vader en dat de adoptie in het belang van de minderjarige is. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in een eerder stadium aangegeven akkoord te zijn met het adoptieverzoek. De rechtbank heeft geoordeeld dat aan de wettelijke voorwaarden voor adoptie is voldaan en heeft het verzoek toegewezen. Tevens is bepaald dat de geslachtsnaam van de minderjarige zal worden gewijzigd in de geslachtsnaam van de verzoeker, zodat de minderjarige dezelfde naam krijgt als de kinderen van de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/322119 / FA RK 21-5456
beschikking van 28 juni 2022 betreffende éénouderadoptie (door de stiefouder) en geslachtsnaamwijziging
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat: mr. L.S. Zomers, kantoorhoudende te Alkmaar.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder], wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoeker, ingekomen op 10 november 2021;
- de brieven, met bijlagen, van verzoeker, ingekomen op 16 december 2021 en op 19 januari 2022;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad), ingekomen op 23 februari 2022.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 juni 2022 in aanwezigheid van verzoeker bijgestaan door mr. L.S. Zomers en de moeder.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
De moeder en [de vader] (hierna te noemen: de vader) zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] in de gemeente [gemeente] . Dit huwelijk is ontbonden op [datum] door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank, locatie Alkmaar, van 15 november 2017.
2.2
Uit dit huwelijk is geboren de minderjarige [de minderjarige] :
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] (hierna te noemen: [de minderjarige] ).
Na de ontbinding van het huwelijk zijn de moeder en de vader gezamenlijk belast gebleven met het gezag over [de minderjarige] .
2.3
De vader is overleden op [datum] in de gemeente [gemeente] .
2.4
Verzoeker en de moeder zijn op [huwelijksdatum] in de gemeente [gemeente] met elkaar
gehuwd.
2.5
Verzoeker heeft uit een eerder huwelijk twee inmiddels meerderjarige kinderen, te
weten [de meerderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] en [de meerderjarige 2]
, geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .

3.Verzoek

3.1
Verzoeker heeft verzocht:
a. de adoptie van [de minderjarige] uit te spreken door verzoeker;
b. te bepalen dat de geslachtsnaam van [de minderjarige] wordt gewijzigd in: [geslachtsnaam] .
3.2
Ter onderbouwing van het verzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd. De
moeder en vader zijn feitelijk uit elkaar gegaan toen [de minderjarige] ruim vier maanden oud was. De bij
de echtscheiding van de moeder en de vader overeengekomen verdeling van de zorg- en
opvoedingstaken (verder: zorgregeling) van [de minderjarige] verliep stroef. [de minderjarige] is op zeer jonge leeftijd
aangemeld bij Triversum wegens opvallend gedrag. Moeder maakte zich hier zorgen over,
welke zorgen de vader niet deelde. Ook dit stond aan een samenwerking tussen de ouders in
de weg. Uiteindelijk heeft moeder samen met verzoeker hulpverlening doorgezet. [de minderjarige] bleek
een communicatie ontwikkelingsstoornis te hebben. Triversum heeft aan de ouders
handvatten gegeven om afspraken te maken over een zorgregeling en de opbouw daarvan.
Deze afspraken zijn vastgelegd in een ouderschapsplan. Dat liep echter ook moeizaam en er
was nauwelijks communicatie tussen de ouders. Bij de vader werd in december 2016
alvleesklierkanker ontdekt. In de daaropvolgende jaren ging het steeds slechter met de vader
en dit is ook van invloed geweest op de zorgregeling met [de minderjarige] . Uiteindelijk is moeder met
[de minderjarige] op 6 juni 2020 naar de vader gegaan om afscheid van hem te nemen. [de minderjarige] heeft de
moeder van de vader voor het laatst gezien op 6 juni 2020. De vader heeft ook nog drie
zussen. Na 6 juni 2020 is ieder contact met de familie van de vader helaas verbroken. Mede
gelet op de gespannen echtscheidingssituatie van de moeder en de vader heeft de familie van
de vader geen betekenisvolle rol gespeeld in het leven van [de minderjarige] en het is niet te verwachten
dat dit nog zal veranderen. De vader heeft nog een dochter [halfzus] , geboren
op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] . De moeder heeft geprobeerd contact te
onderhouden met deze dochter en haar moeder voor een broer/zus band, maar dit contact
wordt afgewezen. [verzoeker] en de vader waren kennissen van elkaar. [de minderjarige] weet wie zijn
biologische vader is. Verzoeker en de moeder houden de herinnering aan de vader ook in
stand. Verzoeker, moeder en [de minderjarige] vormen een gezin, samen met de kinderen van verzoeker.
Verzoeker en de moeder wensen dat [de minderjarige] dezelfde geslachtsnaam krijgt als de kinderen van
verzoeker. [de minderjarige] ziet hen als broer en zus.

4.Beoordeling

adoptie
4.1
De met het gezag belaste moeder, tevens echtgenote van verzoeker, stemt in met het verzoek tot adoptie.
4.2
Uit de BRP-uittreksels van verzoeker, de moeder en [de minderjarige] blijkt dat zij per [datum] op hetzelfde adres staan ingeschreven. Op basis van die inschrijving staat dus niet vast dat is voldaan aan de eis dat verzoeker drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met de moeder en [de minderjarige] heeft samengeleefd, een en ander zoals genoemd in artikel 227, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.3
De wetgever heeft voormelde samenlevingseis gesteld opdat een zekere bestendigheid kan worden verwacht van het milieu waarin het kind terecht komt. Verzoeker en de moeder zijn op [huwelijksdatum] met elkaar gehuwd. Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen kan worden afgeleid dat er feitelijk sinds eind 2016/begin 2017 sprake is van samenleving tussen verzoeker, de moeder en [de minderjarige] . Daarmee is gemelde bestendigheid naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan.
4.4
De rechtbank heeft op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, de overtuiging dat de gevraagde adoptie in het kennelijk belang van [de minderjarige] is. Verzoeker en de moeder hebben [de minderjarige] op adequate wijze statusvoorlichting gegeven en hebben verklaard dit te blijven doen op een bij de leeftijd van [de minderjarige] passende wijze. Zij hebben ook aangegeven dat zij zullen proberen [de minderjarige] contact te laten onderhouden met zijn halfzus [halfzus] en er voor open te staan dat er in de toekomst desgewenst contact zal zijn tussen [de minderjarige] en de familie van de vader. Tevens is komen vast te staan dat [de minderjarige] niets meer van de vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft.
Nu ook overigens aan de wettelijke gronden voor adoptie van artikel 1:227 BW en aan de wettelijke voorwaarden voor adoptie van artikel 1:228 BW is voldaan, zal het verzoek worden toegewezen. Hierbij heeft de rechtbank nog in aanmerking genomen dat de Raad in de op 23 februari 2022 ingekomen brief heeft aangegeven akkoord te zijn met het adoptieverzoek en geen onderzoek te zullen doen.
gezag
4.5
De moeder is thans alleen belast met het gezag over [de minderjarige] . Op het moment dat de onderhavige beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, is verzoeker (naast de moeder) de juridische ouder van [de minderjarige] . Op grond van het bepaalde in artikel 1:251, eerste lid, BW oefenen verzoeker en de moeder vanaf dat moment het gezag over [de minderjarige] gezamenlijk uit.
4.6
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, aanhef en onder k, van het Besluit gezagsregisters bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
geslachtsnaam [de minderjarige]
4.7
[de minderjarige] is het eerste kind tot wie verzoeker en de moeder in familierechtelijke betrekking komen te staan.
4.8
Verzoeker en de moeder hebben er voor gekozen dat [de minderjarige] de geslachtsnaam [geslachtsnaam] zal dragen.

5.Beslissing

5.1
spreekt uit de adoptie van de minderjarige van het mannelijk geslacht:
- [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
door verzoeker voornoemd;
5.2
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
5.3
draagt de griffier - op grond van artikel 1:20e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.J. Berkers, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.