3.3.1Ten aanzien van feit 1De eerste vraag die de rechtbank met betrekking tot (alle juridische varianten tenlastegelegd onder) feit 1 moet beantwoorden is of de verdachte betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer] op 8 augustus 2020 in Nibbixwoud.
Vaststaande feiten
Op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kunnen de volgende feiten als vaststaand worden aangemerkt.
In de ochtend van 8 augustus 2020 worden in Nibbixwoud, in het naast het fietspad Over de Leek gelegen water, een man en een scootmobiel aangetroffen. De man blijkt te zijn overleden. Op het wegdek van het fietspad wordt een opgedroogde plas bloed aangetroffen. Omdat na een verkeers-ongevallenanalyse wordt geconcludeerd dat er iets anders is gebeurd dan een verkeersongeval, wordt een forensisch onderzoek gestart. Bij het onderzoek door de patholoog wordt vastgesteld dat de man, onder meer, een flinke hoofdwond heeft op het achterhoofd en breuken aan de rechterbovenkaak, de neus en aan de rechteroogkas. Ook zijn er huidkrassen in de hals aangetroffen en inwendige bloeduitstortingen in de hals. De man blijkt te zijn [slachtoffer] , afkomstig uit [plaats 1] .
Door de patholoog wordt geconcludeerd dat het overlijden van [slachtoffer] volledig kan worden verklaard door verwurging en/of verdrinking en dat geweldsinwerking op het hoofd en beïnvloeding door alcohol een bijdrage kunnen hebben geleverd aan het overlijden.
Vast staat dat [slachtoffer] en de verdachte elkaar in de avond van 7 augustus 2020 hebben ontmoet in de nabijheid van Schouwburg Het Park in Hoorn en dat zij in ieder geval tot aan de sluiting van de kroegen, omstreeks 02.00 uur, op 8 augustus 2020 in elkaars gezelschap hebben doorgebracht. Op camerabeelden van de gemeente Hoorn is te zien dat [slachtoffer] en de verdachte omstreeks 02.08 uur, samen gezeten op de scootmobiel van [slachtoffer] , wegrijden vanuit het centrum van Hoorn in noordelijke richting.
Onderzoek politie route scootmobiel van Hoorn naar Nibbixwoud
Op grond van onderzoek aan camerabeelden en verklaringen van getuigen heeft de politie tijdens het opsporingsonderzoek een scenario geformuleerd over de mogelijk door [slachtoffer] en de verdachte met de scootmobiel gereden route vanuit Hoorn. Volgens dit scenario zou de verdachte, anders dan hij heeft verklaard bij de rechter-commissaris in strafzaken, geen afscheid hebben genomen van [slachtoffer] in de buurt van het station in Hoorn, maar zouden zij op 8 augustus 2020 in het tijdvak gelegen tussen 02.08 uur en 04.05 uur samen op de scootmobiel zijn gereden vanuit het centrum van Hoorn in de richting van de woning van de verdachte [plaats 2] en uiteindelijk zijn aangekomen op het fietspad Over de Leek in Nibbixwoud, waar [slachtoffer] later omstreeks 10.50 uur dood werd aangetroffen.
Camerabeelden [adres 1] en [adres 2] te NibbixwoudIn de processen-verbaal van bevindingen over de beelden van een camera die is bevestigd aan een woning gelegen aan de [adres 1] in Nibbixwoud, welke camera zicht heeft op de T-kruising van de [straat] en het fietspad Over de Leek, staat, onder meer, vermeld dat op 8 augustus 2020 om 04.02 uur over de [straat] een scootmobiel aan komt rijden in de richting van het fietspad. Te zien is dat er twee personen op de scootmobiel zitten, waarvan de voorste persoon een witte schoen draagt die naar voren uitsteekt. Volgens de verbalisanten is te zien dat het hoofd van de persoon die links op de scootmobiel zit, donkerder afsteekt dan de persoon die rechts op de scootmobiel zit en dat de witte schoen hoort bij de persoon die donkerder afsteekt. De scootmobiel stopt en blijft aan het begin van het fietspad staan, vóór het daar staande reflecterende verkeersbord. Om 04.04 uur loopt één van de twee personen een aantal meters weg van de scootmobiel en te zien is dat deze persoon witte of lichtkleurige schoenen aan heeft. Volgens de verbalisanten draagt deze persoon zeer vermoedelijk een schoudertas aan de linker voorkant van zijn bovenlichaam en steekt het gedeelte rond de enkels sterk donkerder af tegen de witte of lichtkleurige schoenen en de grijskleurige broek. Op grond hiervan vermoeden de verbalisanten dat deze persoon zeer donkere sokken draagt, of, als er geen sokken worden gedragen, de persoon een donkere huidskleur heeft. Om 04.05 uur is te zien dat de personen op de scootmobiel het fietspad van Over de Leek oprijden.
Op dezelfde camerabeelden is volgens de verbalisanten te zien dat in het tijdvak tussen 04.25 uur en 04.53.46 uur de verlichting van de scootmobiel op het fietspad zichtbaar is en zich uiteindelijk naar rechts beweegt in de richting van de daar aanwezige sloot. Vanaf 04.54.35 uur is te zien dat een persoon vanuit het fietspad de kruising met de [straat] nadert en rennend rechtsaf slaat, de [straat] in, in de richting van [adres 2] aldaar. Volgens de verbalisanten draagt deze persoon witte of lichtkleurige schoenen en bij het passeren van de lantaarnpaal lijkt hij een lichtkleurige broek te dragen. Op de camerabeelden van [adres 2] is volgens de verbalisanten te zien dat de rennende persoon licht gekleurde schoenen draagt en mogelijk donkergekleurde sokken en een lichtkleurige broek. De bovenkleding komt donkerder over ten opzichte van de broek.
In het proces-verbaal over de camerabeelden merken de verbalisanten op dat uit camerabeelden van de Albert Heijn te Hoorn blijkt dat de verdachte daar in de vroege avond van 7 augustus 2020 is geweest en dat op die beelden is te zien dat hij gekleed is in witte schoenen met zwarte sokken dan wel dat hij geen sokken draagt zodat zijn donkere huidskleur zichtbaar is. Ook is te zien dat hij een egaal grijskleurig joggingpak draagt en een zwarte schoudertas aan de (rechter) voorkant van zijn bovenlichaam. Datzelfde is te zien op camerabeelden later die avond en nacht in het uitgaanscentrum van Hoorn, aldus de verbalisanten.
Standpunt van de officier van justitie over de route en de camerabeelden van [adres 1] en [adres 2]
De officier van justitie heeft ter terechtzitting het standpunt ingenomen dat de persoon die op 8 augustus 2020 omstreeks 04.54 uur op de beelden van de [straat] te zien is, de dader is van het op [slachtoffer] uitgeoefende geweld dat tot zijn dood heeft geleid. En volgens de officier van justitie is die persoon de verdachte. Zij volgt daarbij het door de politie beschreven scenario dat [slachtoffer] samen met de verdachte op de scootmobiel vanuit Hoorn in de richting van de woning van de verdachte [plaats 2] is gereden en dat het [slachtoffer] en de verdachte zijn geweest die later die nacht met de scootmobiel, komend van de [straat] , het fietspad Over de Leek zijn opgereden. Ook heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat de man die omstreeks 04.54 uur rennend vanaf het fietspad de [straat] ingaat, de verdachte betreft. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat het in de processen-verbaal vermelde signalement van de persoon links op de scootmobiel en de rennende persoon overeenkomt met de door de verdachte gedragen kleding in de nacht van 7 op 8 augustus 2020 en dat de verdachte qua postuur ook past in het signalement. De officier van justitie heeft daarbij wel opgemerkt dat zij op basis van de beelden niet kan vaststellen of sprake is van een tas. Al met al blijkt volgens haar van belangrijke overeenkomsten tussen de uiterlijke kenmerken van de verdachte en het signalement van de dader en stelt zij vast dat geen sprake is van significante verschillen. Daar komt bij dat op het grijze vest van de verdachte enkele kleine bloedspatten zijn aangetroffen met het DNA van [slachtoffer] en dat bij de doorzoeking in de woning van de verdachte is gebleken dat de grijze trainingsbroek en de witte Nike schoenen die hij op de bewuste avond droeg niet zijn gevonden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat geen van de camerabeelden langs de route van Hoorn naar Nibbixwoud in het tijdvak gelegen tussen 02.07 uur en 03.09 uur van zodanige kwaliteit is dat op grond daarvan een herkenning van de verdachte mogelijk is gebleken, dan wel dat op basis van die beelden een duidelijk signalement kon worden gegeven van mogelijk daarop zichtbare personen. Uit meerdere processen-verbaal kan worden opgemaakt dat door de (slechte) kwaliteit van de beelden zelfs niet met zekerheid kon worden vastgesteld dat daarop een scootmobiel is te zien, noch of het twee personen betreft die op de scootmobiel zitten. De rechtbank stelt verder vast dat in geen van de getuigenverklaringen die betrekking hebben op de mogelijk gereden route van de scootmobiel (getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] ), sprake is van een herkenning van de verdachte. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat geen van de door de getuigen opgegeven signalementen zodanig concreet en specifiek is, dat op grond daarvan zonder redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die op de betreffende plaatsen langs de route door (één van) deze getuigen is gezien.
Wat de camerabeelden van de [adres 1] en [adres 2] betreft geldt dat de kwaliteit daarvan ook (zeer) slecht is. In verband daarmee heeft de rechtbank samen met de officier van justitie en de verdachte en zijn raadsman op 1 februari 2022 op het politiebureau in Haarlem in het kader van een schouw een door de politie gemaakte compilatie van de beelden door middel van speciale apparatuur bekeken.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op basis van de camerabeelden van de [adres 1] en [adres 2] te Nibbixwoud niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de daarop zichtbare persoon links op de scootmobiel, noch de zichtbare rennende (en later: lopende) man voldoen aan het signalement van de verdachte zoals te zien is op de camerabeelden van de Albert Heijn in Hoorn en de beelden van cameratoezicht Hoorn en zoals beschreven in het dossier. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van zodanige, specifieke overeenkomsten tussen de uiterlijke kenmerken van de verdachte en de persoon die zichtbaar is op de beelden, zodat het niet anders kan zijn dan dat het om de verdachte gaat, zoals de officier van justitie heeft gesteld. De omstandigheid dat de persoon op de camerabeelden schijnbaar witte schoenen draagt en dat het gedeelte rond de enkels donkerder afsteekt ten opzichte van de schoenen en de broek, is onvoldoende specifiek. De rechtbank acht verder van belang dat uit het dossier blijkt dat de verdachte in de bewuste nacht witte sportschoenen van het merk Nike droeg die voorzien waren van een kenmerkende roodgekleurde zool en van een roodgekleurd vlak net boven de hiel, en dat deze specifieke kenmerken aan de hand van de camerabeelden niet konden worden vastgesteld. Verder geldt dat is vastgesteld dat de verdachte die nacht een egaal lichtgrijs gekleurd joggingpak droeg, terwijl de rennende man bovenkleding draagt die donkerder kleurt ten opzichte van zijn broek. De omstandigheid dat het hoofd van de persoon links op de scootmobiel donkerder afsteekt tegen het hoofd van de persoon naast hem, is voorts gelet op de slechte kwaliteit van de camerabeelden, onvoldoende om zonder redelijke twijfel te kunnen vaststellen dat het dan om een man met een donkere huidskleur moet gaan, in het bijzonder: de verdachte. De rechtbank is voorts met de officier van oordeel dat op basis van de camerabeelden niet kan worden vastgesteld dat de persoon die van de scootmobiel afstapt bij de T-kruising van de [straat] met het fietspad Over de Leek, een tas aan de voorkant van het bovenlichaam draagt. De door de verbalisanten beschreven houding van de persoon links op de scootmobiel (de witte schoen die naar voren uitsteekt) en de op 8 augustus 2020 om 01:47 uur via de camera waargenomen houding van de verdachte op de scootmobiel terwijl hij in Hoorn rondjes rijdt, ten slotte, kan evenmin als typerend voor de verdachte worden aangemerkt, reeds omdat uit diezelfde camerabeelden, maar dan op andere tijdstippen, blijkt dat de verdachte in andere houdingen gezeten, op de scootmobiel rijdt.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat de beschreven kenmerken van de persoon op de camera-beelden van [adres 1] en [adres 2] zowel afzonderlijk als tezamen beschouwd onvoldoende specifiek zijn om zonder redelijke twijfel vast te kunnen stellen dat het de verdachte betreft.
Alternatief scenario van de verdediging en de rapporten van het NFI
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 14 juni 2022 is door de verdediging gesteld dat sprake is van een alternatief scenario inhoudende dat de verdachte, na het vertrek uit Hoorn even na 2.00 uur, de nacht van 7 op 8 augustus 2020 thuis in zijn woning heeft doorgebracht en daar met zijn telefoon op YouTube heeft gezeten. Dit blijkt uit de verklaringen die de verdachte bij zijn raadsman heeft afgelegd, aldus de verdediging.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte bij de rechter-commissaris in strafzaken heeft verklaard dat hij in Hoorn afscheid heeft genomen van [slachtoffer] en dat hij toen naar huis is gefietst. Hij heeft geen idee hoe laat hij thuis is gekomen. Aan het door de verdediging gepresenteerde alternatieve scenario liggen, zo begrijpt de rechtbank, in belangrijke mate ten grondslag de resultaten van het door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) verrichte onderzoek aan de telefoon van de verdachte. Voordat de rechtbank een oordeel geeft over de aannemelijkheid van het alternatieve scenario, is het dan ook aangewezen om de bevindingen van het NFI met betrekking tot de telefoon en het telefoongebruik in de nacht van 7 op 8 augustus 2020 – en dan in het bijzonder het tijdvak tussen 02.00 uur en 05.00 uur – te bespreken.
In het rapport van 31 januari 2022 heeft de deskundige [deskundige 1] van het NFI, onder meer, aangegeven dat in de onderzochte bestanden KOPIE_HUAWEI sporen zijn aangetroffen van gebruikersactiviteiten met betrekking tot YouTube.
Naar aanleiding van dit rapport heeft de rechtbank het NFI verzocht aanvullend onderzoek aan de telefoon te verrichten en heeft zij daartoe een aantal vragen aan de deskundige voorgelegd. Op 2 juni 2022 heeft het NFI een tweede rapport uitgebracht. Op de terechtzitting van 14 juni 2022 zijn de beide deskundigen gehoord en hebben zij hun rapporten nader toegelicht.
Uit het NFI-rapport van 2 juni 2022 van de deskundige [deskundige 2] (tabel 4) blijkt, onder meer, dat op 8 augustus 2020 in de tijdvakken gelegen tussen 02.00 uur en 05.00 uur netwerkverkeer wordt verstuurd en ontvangen via het
wifinetwerk [wifinetwerk]. Dit is de naam van de router die tijdens het opsporingsonderzoek is aangetroffen in de woning van de verdachte. Volgens het rapport zijn deze sporen in tegenspraak met de sporen ten aanzien van het netwerk “Park Wifi”, die in het eerdere NFI rapport van 31 januari 2022 naar voren kwamen. De deskundige heeft echter aangegeven dat er twijfels zijn over de betrouwbaarheid van de netwerkregistraties in het bestand [xx] , aangezien deze gepaard gaan met een foutcode en de registraties verband lijken te hebben met de specifieke software op de Huawei telefoon van de verdachte. De netstatgegevens uit tabel 4 daarentegen vormen een onderdeel van het op veel grotere schaal gebruikte Android besturingssysteem van de telefoon en worden door de deskundige als betrouwbaarder aangemerkt dan de registraties uit tabel 3. Bij dit oordeel speelt volgens de deskundige ook een rol dat uit de metingen aan het netwerk Park Wifi in Hoorn is gebleken dat een verbinding met dat netwerk onbetrouwbaar werd op ongeveer 125 meter afstand van de schouwburg en dat daarna de verbinding werd verbroken. Het is daarom technisch niet mogelijk, indien de telefoon van de verdachte zich op 8 augustus 2020 omstreeks 04.00 uur in Nibbixwoud bevond, om verbinding te maken met het netwerk Park Wifi in Hoorn. Desgevraagd heeft de deskundige ter terechtzitting aangegeven dat de afstand van 125 meter in zijn algemeenheid bij netwerken als grens kan worden beschouwd van het bereik waarbinnen het maken van een verbinding technisch mogelijk is. Dit geldt dus ook voor het [wifinetwerk] dat in de woning van de verdachte is aangetroffen, aldus de deskundige [deskundige 2] .
Op grond van de onderzoeksbevindingen en de door de deskundige geformuleerde hypotheses heeft de deskundige de conclusie getrokken dat het aangetroffen sporenbeeld
waarschijnlijkeris als de telefoon van de verdachte op 8 augustus 2020 omstreeks 04.00 uur in de omgeving van de woning van de verdachte was dan als de telefoon in de omgeving van de plaats delict aan het fietspad Over de Leek in Nibbixwoud was. Ook wordt het sporenbeeld waarschijnlijker geacht wanneer het toestel omstreeks het vermelde tijdstip in de omgeving van de woning van de verdachte is dan in de omgeving van schouwburg het Park in Hoorn.
Ter terechtzitting hebben de deskundigen [deskundige 2] en [deskundige 1] desgevraagd aangegeven dat de in tabel 4 bij het tijdvak 8 augustus 2020 03.00 tot 04.00 uur vermelde ontvangen en verzonden bytes en pakketten (respectievelijk 85166447 ontvangen bytes, 67949 ontvangen pakketten, 3671898 verzonden bytes en 17583 verzonden pakketten), gelet op de grootte daarvan, passen bij het scenario dat gebruik is gemaakt van YouTube, dat ook is terug te zien in de gebruikersactiviteiten vermeld in Bijlage 1 van het NFI rapport van 31 januari 2022.
De deskundige [deskundige 2] heeft ter terechtzitting voorts desgevraagd aangegeven dat er in de onderzochte telefoon van de verdachte geen sporen zijn aangetroffen die er op wijzen dat de telefoon van de verdachte op 8 augustus 2020 tussen 02.00 uur en 05.00 uur de verbinding met het [wifinetwerk] heeft verbroken en verbinding heeft gemaakt met een mobiel netwerk buiten de woning van de verdachte. Dit past bij het scenario dat de telefoon in dat tijdvak in de woning of binnen een afstand van 125 meter van de in de woning aanwezige [wifinetwerk] was.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat zij geen aanknopingspunten heeft om te oordelen dat het onderzoek van het NFI niet op deskundige en zorgvuldige wijze is verricht of dat de uitgebrachte rapporten niet voldoen aan de eisen van zorgvuldigheid en inzichtelijkheid. De beide deskundigen hebben hun bevindingen ter terechtzitting voorts op duidelijke wijze toegelicht en de deskundige [deskundige 1] heeft desgevraagd aangegeven dat hij de conclusies van zijn collega [deskundige 2] in het rapport van 2 juni 2022 onderschrijft. De rechtbank heeft deze rapporten dan ook bij haar beoordeling betrokken.
De rechtbank stelt vast dat de resultaten van het onderzoek van het NFI ondersteuning bieden aan het alternatieve scenario zoals door de verdediging is geschetst dat de verdachte ten tijde van de mishandeling en het overlijden van het slachtoffer [slachtoffer] niet op de plaats delict is geweest. Volgens de deskundigen van het NFI past het sporenbeeld in de telefoon van de verdachte bij het scenario waarin de verdachte binnen het bereik van zijn [wifinetwerk] was en met zijn telefoon YouTube heeft gebruikt via deze router. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat noch door de verdediging noch door het OM is betwist dat de verdachte zijn telefoon de hele nacht bij zich heeft gehad.
Dit in aanmerking genomen en mede gelet op hetgeen de rechtbank hierboven over het routescenario en de camerabeelden [adres 1] en [adres 2] heeft overwogen, trekt de rechtbank de conclusie dat weliswaar een gegronde verdenking in de vorm van ernstige bezwaren tegen de verdachte bestond maar dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet buiten redelijke twijfel is vast te stellen dat de verdachte op 8 augustus 2020 betrokken is geweest bij de dood van het slachtoffer [slachtoffer] .
De door de officier van justitie genoemde omstandigheid dat op het vest dat de verdachte in de nacht van 7 op 8 augustus 2022 droeg, ter hoogte van de rechterschouder een bloedspoor met DNA van [slachtoffer] is aangetroffen, geeft de rechtbank onvoldoende reden om anders te oordelen. De rechtbank overweegt daartoe allereerst dat sprake is van, in de woorden van de officier van justitie, enkele kleine bloedspatten. Niet is kunnen worden vastgesteld wanneer en op welke wijze dit spoor op het vest van de verdachte moet zijn terechtgekomen. Hoewel de verklaring van de verdachte dat dit spoor moet zijn veroorzaakt door een in Hoorn opgelopen bloedneus van [slachtoffer] , waarbij de verdachte hem te hulp zou zijn geschoten, niet door de resultaten van het opsporingsonderzoek kon worden bevestigd, is niet uit te sluiten dat het DNA van [slachtoffer] op een andere wijze dan door een misdrijf op het vest van de verdachte is terechtgekomen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte en [slachtoffer] in de nacht van 7 op 8 augustus 202 langdurig samen zijn geweest in Hoorn en ook enige tijd samen op de scootmobiel hebben gezeten, zeer dicht in elkaars nabijheid.
De omstandigheid dat de grijze trainingsbroek en de witte Nike schoenen van de verdachte tijdens de doorzoeking van diens woning – in tegenstelling tot het grijze vest – niet zijn aangetroffen, geeft de rechtbank evenmin aanleiding om anders te oordelen.
Met betrekking tot de mededelingen van de verdachte tijdens op 28 en 30 september 2020 opgenomen telefoongesprekken vanuit de penitentiaire inrichting dat hij, verdachte, samen met [slachtoffer] naar verdachtes woning [plaats 2] is gegaan, dat een andere man zich [xx] bij hen heeft gevoegd en dat [slachtoffer] daarna vanuit de woning van de verdachte met die ander is vertrokken, overweegt de rechtbank, ten slotte, dat deze mededelingen op zijn minst opmerkelijk zijn te noemen, maar ze kunnen op zichzelf, noch in combinatie met de overige informatie uit het dossier, leiden tot betrokkenheid van de verdachte bij de onder parketnummer 15-204011-20 onder feit 1 tenlastegelegde feiten.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de onder genoemd parketnummer feit 1
primair tot en met meest subsidiairtenlastegelegde feiten.