ECLI:NL:RBNHO:2022:551

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
15/096187-21 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor ontuchtige handelingen met minderjarige en veroordeling voor feitelijke aanranding en bezit van kinderporno

Op 27 januari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, feitelijke aanranding van de eerbaarheid en het bezit van kinderporno. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het opzettelijk bewegen van een minderjarige tot ontuchtige handelingen, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte de minderjarige had bewogen om haar ontblote borsten via Facetime te tonen. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van de minderjarige, waarbij hij haar tegen haar wil had betast. Dit gebeurde op 31 augustus 2019 in zijn woning, waar de verdachte de minderjarige had gemasseerd en haar borsten en billen had betast, ondanks haar herhaalde verzoeken om te stoppen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld voor het in bezit hebben van kinderporno, waarbij op zijn computers en telefoon een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen de norm ter bescherming van jeugdigen tegen seksueel misbruik ernstig had geschonden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn licht verstandelijke beperking en de impact van zijn daden op het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 750,00 aan immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/096187-21 (P)
Uitspraakdatum: 27 januari 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 januari 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.E. Stroink en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.M. Meppelink, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 31 augustus 2019 te Beverwijk, in elk geval in Nederland, door giften en/of beloften van geld en/of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding, te weten door verleidingsmiddelen, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002, die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
,opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem, verdachte, te dulden, te weten
- het tonen van haar (ontblote) borsten via Facetime aan verdachte en/of
- het verrichten van seksuele handelingen door hem, verdachte, bij die [slachtoffer] (namelijk het likken van de vagina en/of het likken van de borsten van die [slachtoffer] ) en bestaande die giften en/of beloften van goed en/of dat uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding uit het betalen en/of het in het vooruitzicht stellen van geld;
Feit 2
hij op of omstreeks 31 augustus 2019 te Beverwijk, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het masseren en/of betasten van de borsten en/of de tepels van die [slachtoffer]
- het betasten van de billen van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte
- die [slachtoffer] (onverhoeds) bij de borsten heeft beetgepakt en/of
- de (voornoemde) handelingen heeft uitgevoerd en/of gecontinueerd, terwijl die [slachtoffer] meermalen, verbaal en non-verbaal, heeft aangegeven dit niet te willen en/of hiervan niet gediend te zijn waardoor aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet kon verzetten/onttrekken tegen/aan die handelingen;
Feit 3
hij in of omstreeks de periode 14 juli 2012 tot 22 augustus 2020 te Beverwijk, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een hoeveelheid/hoeveelheden afbeeldingen van seksuele gedragingen en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) (te weten twee computers (Hewlett Packard en/of Medion) en/of een smartphone (Samsung (Galaxy A5)), waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen
- zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met een penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, (zie bestandsnaam [bestandsnaam] van de in de toonmap op pagina 2 opgenomen foto’s en/of bestandsnaam [bestandsnaam] van de in de toonmap op pagina 5 opgenomen foto’s)
- het met de mond en/of de tong en/of de vingers en/of de hand betasten en/of aanraken van de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (zie bestandsnaam [bestandsnaam] van de in toonmap op pagina 5 opgenomen foto’s en/of [bestandsnaam] van de in de toonmap opgenomen foto’s) en/of het met de/een vinger(s) (laten) betasten en/of aanraken van een penis door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (zie bestandsnaam [bestandsnaam] van de in de toonmap op pagina 1 opgenomen foto’s en/of bestandsnaam [bestandsnaam] van de in de toonmap op pagina 3 opgenomen foto’s)
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling, (zie [bestandsnaam] van de in toonmap op pagina 2 opgenomen foto’s).

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat het dossier geen bewijs bevat dat de onder feit 1 bij het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde seksuele handelingen zijn verricht. De verdachte moet van dat deel van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 1Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Voor een bewezenverklaring is immers vereist dat komt vast te staan dat het de verdachte is geweest die aangeefster heeft bewogen om haar ontblote borsten via Facetime te tonen. Hoewel duidelijk is geworden dat aangeefster haar borsten via beeldbellen heeft getoond, is op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat de verdachte haar daartoe bewogen heeft. Met betrekking tot de overige handelingen wordt de aangifte niet ondersteund door overig bewijs.
3.3.2
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsoverwegingen
3.3.3.1 Ten aanzien van feit 2
Algemeen
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat er bij zedenzaken doorgaans slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de tenlastegelegde ontuchtige handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaringen van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan de rechter het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, niet uitsluitend aannemen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring van het slachtoffer. Dit betekent dat – in een zaak als deze, waarin verdachte ontkent dat hij de verweten handelingen heeft gepleegd en er geen getuigen van het incident zijn - de rechtbank eerst de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor de verklaringen van het slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Dat steunbewijs hoeft, zo volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf. Het is afdoende wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Voorts is van belang dat uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting, de rechter onverminderd de overtuiging moet krijgen dat het feit is gepleegd zoals het de verdachte wordt verweten. Zeker als de bewijsmiddelen schaars zijn, moet de rechter behoedzaamheid betrachten om op grond van hetgeen overigens blijkt, aan te nemen dat het feit is gepleegd.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
Aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat zij op 31 augustus 2019 in de woning van de verdachte was. Zij kende de verdachte van haar stage bij de [naam] en zij trokken samen veel op. De verdachte heeft toen aangeboden om haar rug te masseren, omdat zij daar last van had. [slachtoffer] heeft op aandringen van de verdachte haar shirt uitgetrokken. De verdachte heeft haar schouders gemasseerd en vervolgens de bh van [slachtoffer] losgemaakt, hoewel zij dit niet wilde. Hij is vanaf haar rug naar voren gaan masseren naar haar borsten en heeft deze betast, terwijl zij herhaaldelijk heeft gezegd dit niet te willen en zich heeft verzet door zijn handen weg te slaan. Hij heeft geprobeerd zijn hand in haar broek te steken en heeft haar billen betast. Hij is gestopt met zijn handelingen, toen [slachtoffer] stil bleef zitten en herhaalde dat zij dit niet wilde, het niet prettig vond en het koud had. Zij heeft zich weer aangekleed. Volgens [slachtoffer] leek de vriendschap toen weer terug te komen. De verdachte heeft haar toen naar huis gebracht.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] zowel bij haar informatieve gesprek op 16 september 2019 als bij haar verhoor als getuige op 10 oktober 2019 consistent en gedetailleerd heeft verklaard over hetgeen vooraf is gegaan aan het incident, de handelingen die de verdachte heeft uitgevoerd en hoe zij zich daartegen heeft verzet. Haar verklaring is op enkele punten controleerbaar. Zo is gebleken uit onderzoek aan de telefoon van de verdachte dat zij in een periode van twee maanden veertien keer contact hadden met elkaar via videobellen. Dit komt overeen met de verklaring van [slachtoffer] dat er een vriendschap was, terwijl de verdachte bij de politie heeft gesteld dat er niet veel contact was behalve op het werk. Ter terechtzitting heeft de verdachte bevestigd dat hij [slachtoffer] geregeld ophaalde van huis en naar het werk bracht en haar vervolgens na werk weer thuis bracht.
Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat zij foto’s van zichzelf heeft gestuurd naar de verdachte. Deze verklaring vindt steun in het WhatsApp gesprek dat de verdachte met zijn [schoonzus] heeft gevoerd. De verklaring van [slachtoffer] dat zij over het incident aan haar [collega] heeft verteld vindt steun in zijn verklaring. Hij bevestigt dat het gesprek heeft plaatsgevonden en heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer] verdrietig was op het werk. Na enig aandringen heeft zij verteld dat de verdachte haar had aangeraakt. Ze had gezegd dat ze last van haar rug had. De verdachte zou haar toen hebben gemasseerd en haar nog meer hebben aangeraakt. Hij zou aan haar borsten, rug en schouders hebben gezeten. [collega] heeft gezien dat [slachtoffer] in tranen was toen zij over het incident vertelde.
Dat de verklaringen van [slachtoffer] en getuige [collega] - zoals de verdediging aanvoert - op een drietal punten niet overeenkomen, brengt nog niet met zich mee dat de verklaringen van [slachtoffer] daarom als geheel onbetrouwbaar hebben te gelden. De verklaringen van [slachtoffer] komen immers op essentiële punten overeen met die van getuige [collega] . Bovendien vinden haar verklaringen ook bevestiging in de rest van het dossier, zoals hiervoor reeds is weergegeven. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en kunnen deze verklaringen dan ook als bewijsmiddel worden gebruikt.
Steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verklaring van [slachtoffer] op essentiële onderdelen in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] die dag bij hem thuis is geweest en dat zij samen op de bank zaten. Verder heeft hij verklaard dat [slachtoffer] last had van haar rug, dat zij haar bloesje of trainingsjack uit had gedaan en dat hij de rug en schouderbladen van [slachtoffer] heeft gemasseerd. Ten slotte heeft hij verklaard dat het kan zijn dat het initiatief van de massage bij hem lag. De verklaring van [slachtoffer] wordt hiermee ondersteund qua plaats (bij de verdachte thuis samen op de bank) en setting ( [slachtoffer] met een ontbloot bovenlijf en de verdachte die haar masseert). Ook de ontuchtige handelingen waarover [slachtoffer] verklaart vinden steun in het dossier. Op de telefoon van de verdachte zijn immers foto’s van [slachtoffer] aangetroffen. Deze zijn in een proces-verbaal beschreven. Over de foto’s wordt vermeld dat [slachtoffer] op een grijze bank zit met een ontbloot bovenlijf en dat er een hand haar borst vasthoudt. Voorts zit er in het dossier een foto van de verdachte in zijn woonkamer, slapend op een grijze bank. De politie beschrijft dat de grijze bank op beide foto’s grote gelijkenissen vertoond. De rechtbank neemt waar dat de achtergrond op de voornoemde foto’s eveneens grote gelijkenissen vertoont. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het zou kunnen dat de foto’s van [slachtoffer] bij hem thuis zijn gemaakt. De verdachte heeft verklaard niet te weten hoe de foto’s op zijn telefoon zijn gekomen. De rechtbank gaat er evenwel vanuit dat de verdachte de foto’s met zijn telefoon heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat deze foto’s als steunbewijs dienen voor de ontuchtige handelingen, omdat dit [slachtoffer] plaatst in de woning en zij te zien is met ontblote borsten waarbij een hand een borst vasthoudt. De rechtbank heeft voorts geen reden te twijfelen aan onderdelen van die verklaringen waarvoor geen steunbewijs voorhanden is (het betasten van de billen).
Op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van [slachtoffer] door haar bij hem thuis te masseren en haar borsten en billen te betasten nadat zij meermalen had aangegeven dat niet te willen.
3.3.3.2 Ten aanzien van feit 3
Op 2 oktober 2019 worden bij doorzoeking van de woning van de verdachte vier gegevensdragers in beslag genomen: een laptop Paradigit Voyager 9272, een desktop Hewlett packard, een desktop dell en een desktop Medion. Ook is al eerder de telefoon van de verdachte in beslag genomen. De aanwezige data op de computers en de telefoon worden veilig gesteld door de politie.
De computers, de laptop en de telefoon zijn digitaal onderzocht. Op de desktop Hewlett packard en de desktop Medion kwamen in totaal 580 afbeeldingen voor die kinderpornografisch zijn. Deze afbeeldingen zijn alle bekeken en de inhoud daarvan is verwerkt in een collectiescan. Uit die collectiescan heeft de rechercheur vervolgens een representatieve doorsnede van twaalf afbeeldingen samengesteld. Die twaalf afbeeldingen zijn gevoegd in een toonmap, die als stuk van overtuiging aan de officier van justitie beschikbaar is gesteld. De twaalf afbeeldingen zijn ook door de rechercheur woordelijk omschreven in het proces-verbaal, waarbij het -kort samengevat- ging over jonge meisjes tussen de 5 en 12 jaar oud, waarbij er seksuele gedragingen worden verricht bij dan wel door de meisjes. Van deze twaalf afbeeldingen maakt ook deel één van de eerdergenoemde foto’s van [slachtoffer] .
Uit onderzoek van de desktop van het merk Hewlett packard is gebleken dat er in de map Chrome Downloads 59 downloads staan, die komen van internetsites als “ [internetsite] ”, “ [internetsite] ” en “ [internetsite] ”. Deze sites worden vermeld als bronnen van kinderpornografie in de factsheet “bronnen kinderpornografie”. Deze downloads zijn opgeslagen in de mappen C:\Users\ [verdachte] \Downloads, C:\Users\ [verdachte] \Desktop, C:\Users\ [verdachte] \Pictures\Saved pictures, en C:\Users\ [verdachte] \Onedrive. Het overzicht van deze downloads begint met vermelding van een download van de site “ [internetsite] ”, die wordt opgeslagen in de map C:\Users\ [verdachte] \Pictures\Saved pictures op 14 augustus 2018. Hoewel de verdachte niet heeft aan kunnen geven wanneer hij deze computer heeft aangeschaft, stelt de rechtbank vast dat in ieder geval op 14 augustus 2018 de eerste download in een op zijn naam staande map ( [verdachte] ) op de gegevensdrager wordt opgeslagen. Ook komt uit dit onderzoek naar voren dat de verdachte inlogt op de computer Hewlett Packard op zijn Facebook account op 25 september 2018.
Uit onderzoek van de desktop van het merk Medion is gebleken dat het aanwezige kinderpornografische materiaal zich in de zogenoemde “ Browser cache” bevond. Uit dit onderzoek is gebleken dat kinderpornografisch materiaal was bekeken op 22 augustus 2020 en dat kort daarvoor was ingelogd op de facebookpagina van de verdachte.
Gelet op het voorgaande gaat het verweer van de raadsvrouw dat de kinderpornografische afbeeldingen al op deze gegevensdragers zaten, toen de verdachte deze tweedehands kocht, en niet door hem op de computer zijn gezet, niet op.
Op grond van de hiervoor weergegeven bevindingen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte gedurende de periode van 14 augustus 2018 tot en met 22 augustus 2020 kinderporno heeft verworven en in zijn bezit heeft gehad.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 augustus 2019 te Beverwijk, door feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit
- het masseren en betasten van de borsten en de tepels van die [slachtoffer]
- het betasten van de billen van die [slachtoffer]
en bestaande die feitelijkheden hieruit dat verdachte
- de voornoemde handelingen heeft gecontinueerd, terwijl die [slachtoffer] meermalen, verbaal en non-verbaal, heeft aangegeven dit niet te willen waardoor verdachte aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet kon onttrekken aan die handelingen;
hij in de periode 14 augustus 2018 tot 22 augustus 2020 te Beverwijk, althans
in Nederland, meermalen, een hoeveelheid afbeeldingen van seksuele gedragingen op
gegevensdragers (te weten twee computers (Hewlett Packard en/of Medion) en een smartphone (Samsung Galaxy A5)), waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, is betrokken, heeft verworven en in bezit gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met een penis anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, (bestandsnaam [bestandsnaam] van de in de toonmap op pagina 5 opgenomen foto’s);
- het met de mond en/of de tong en/of de hand betasten en/of aanraken van de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (zie bestandsnaam [bestandsnaam] van de in toonmap op pagina 5 opgenomen foto’s en/of [bestandsnaam] van de in de toonmap opgenomen foto’s) en/of het met de vinger(s) (laten) betasten en/of aanraken van een penis door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (zie bestandsnaam [bestandsnaam] van de in de toonmap op pagina 3 opgenomen foto’s);
- het geheel naakt laten poseren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose van deze persoon nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel, van deze persoon in beeld gebracht wordt, waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (zie bestandsnaam [bestandsnaam] van de in toonmap op
pagina 2 opgenomen foto’s).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 2:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
ten aanzien van feit 3:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, te verwerven en in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het advies van 26 augustus 2021.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte lijdt aan ernstig hersenletsel als gevolg van een ongeluk op zijn werk in mei 2020. Daardoor is hij zeer vergeetachtig. Zijn cognitieve vaardigheden zijn beperkt. Hij heeft ondersteuning bij praktische, huishoudelijke en financiële zaken van zijn begeleider van het Samenwerkende Instellingen voor Gehandicapten (SIG). De raadsvrouw heeft verzocht een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en aan de proeftijd van dit voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, te verbinden. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou betekenen dat de verdachte niet wordt behandeld. Hij staat open voor een behandeling.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Hij heeft [slachtoffer] in zijn woning tegen haar wil betast bij haar ontblote borsten en billen. Hij heeft geen gehoor gegeven aan [slachtoffer] ’s verbale en non-verbale verzet. Hiermee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en persoonlijke integriteit. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij in het geheel geen rekening heeft gehouden met de impact van zijn handelen op [slachtoffer] , die destijds minderjarig was, en enkel aan zichzelf heeft gedacht.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het via twee computers en een telefoon verwerven en in bezit hebben van een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal, waarbij onder andere sprake is van penetratie van een minderjarig persoon. Met zijn handelen heeft de verdachte de norm die strekt tot de bescherming van jeugdigen tegen seksueel misbruik in ernstige mate geschonden. Door het bezit van kinderpornografisch materiaal wordt de productie daarvan gestimuleerd en in stand gehouden. Voor de productie van kinderporno worden jonge kinderen ernstig seksueel misbruikt en uitgebuit. Ten gevolge hiervan lopen deze kinderen vaak psychische schade op die gedurende lange tijd diepe sporen nalaat. Dat de verdachte hieraan, als consument, een bijdrage heeft geleverd, rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Hij heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 3 december 2021, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van een zedendelict onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid niet ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting, nu deze langer dan vijf jaar geleden heeft plaatsgevonden.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 26 augustus 2021 van
[reclasseringswerkster] als reclasseringswerkster verbonden aan GGZ Fivoor te Haarlem.
Uit dit rapport blijkt onder meer het volgende:
De gesprekken met de verdachte verliepen erg stroef. Bij de verdachte is deels sprake is van onmacht vanuit onder andere een verstandelijke beperking en geheugenproblemen. Daarnaast was in de gesprekken merkbaar dat de verdachte persoonlijkheidsproblematiek heeft. Er zijn zorgen bij de reclassering over de eerdere zedenregistraties op het strafblad van de verdachte in combinatie met de huidige verdenkingen. Naast het delictverleden ziet de reclassering ook in algemene zin risico's in de manier waarop de verdachte soms handelt en denkt ten aanzien van seksualiteit. Zijn licht verstandelijke beperking en zijn antisociale persoonlijkheidsproblematiek maken dat hij gewenst sociaal gedrag minder goed herkent en maakt tevens dat hij een verminderd inlevingsvermogen heeft. De reclassering acht dat een verplichte ambulante behandeling bij een forensische instelling als De Waag, gericht op gezond seksueel gedrag en het juist interpreteren van anderen, noodzakelijk is om de kans op recidive te doen afnemen. De reclassering adviseert om geen meldplicht op te leggen. De specifieke risicofactoren voor recidive zullen binnen een behandeling bij De Waag
worden besproken en behandeld. De reclassering ziet voor zichzelf alleen een rol in het (van afstand) monitoren van en toezien op deze behandeling. Problemen die op andere leefgebieden aanwezig zijn, worden reeds langdurig binnen een vrijwillig kader aangepakt door het SIG. De reclassering adviseert tenslotte een contactverbod met het slachtoffer.
Bij de bepaling van de duur van de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank onder meer acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS met betrekking tot het verwerven en in bezit hebben van kinderporno. Als strafvermeerderende factoren neemt de rechtbank mee de grote hoeveelheid foto’s die de verdachte in bezit had, de periode waarin hij deze foto’s heeft vergaard en in zijn bezit heeft gehad, de jonge leeftijd van de kinderen op de afbeeldingen en de aard van de handelingen waartoe de kinderen zijn gedwongen. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan aanranding van een minderjarige, hetgeen ook wordt meegenomen in de strafmaat.
De rechtbank houdt rekening met de persoon van de verdachte zoals naar voren komt uit het advies van de reclassering. Hieruit blijkt dat de verdachte licht verstandelijk beperkt is en er sprake is van persoonlijkheidsproblematiek. De verdachte heeft geen delictinzicht en heeft tot op heden alles ontkend. Ter terechtzitting heeft de verdediging aangegeven dat de verdachte sinds het ongeval in mei 2020 kampt met ernstig hersenletsel waardoor hij zeer vergeetachtig is. Nu zich hieromtrent geen nadere informatie in het dossier bevindt waaruit een en ander blijkt, laat de rechtbank dit buiten beschouwing. De rechtbank acht het noodzakelijk, om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, om een deels voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen. Hiermee kan de verdachte in het kader van een voorwaardelijke straf worden behandeld. Het is ook in het belang van de verdachte en de maatschappij dat de verdachte goed beseft dat hij veel op het spel zet als hij de komende jaren weer in de fout gaat. De rechtbank is van oordeel dat de oplegging van een bijzondere voorwaarde in de vorm van een contactverbod passend is gelet op de belangen van het slachtoffer.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf bijzondere voorwaarden te verbinden, zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.528,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit reis- en parkeerkosten ten behoeve van het bezoek aan advocaat en het Openbaar Ministerie van € 28,00. De gestelde immateriële schade bedraagt € 1.500,00. Zij heeft voorts verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit reis- en parkeerkosten ten behoeve van het bijwonen van de zitting van € 14,00.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering integraal toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring de materiële schade toewijsbaar is en heeft de rechtbank verzocht de immateriële schade aanzienlijk te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Ten aanzien van de hoogte van het toe te kennen bedrag heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij wat in vergelijkbare gevallen wordt toegekend. De vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: feitelijke aanranding van de eerbaarheid] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Het verzoek om vergoeding van de reis- en parkeerkosten naar de rechtbank valt onder proceskosten. Omdat voor de toekenning van proceskosten volgens de Hoge Raad zoveel mogelijk aansluiting moet worden gezocht bij het civielrechtelijke proceskostenvergoedingsrecht, betekent dit strikt genomen dat deze kosten alleen zouden kunnen worden toegekend in het onder artikel 238, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering genoemde geval, namelijk als door de benadeelde partij in persoon (dus zonder gemachtigde) wordt geprocedeerd. Dat is niet het geval. Daarom wordt dit verzoek en daarmee ook het verzoek tot vergoeding van de proceskosten afgewezen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 246 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de verdachte zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
- dat de verdachte gedurende de proeftijd van drie jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , zolang het openbaar ministerie dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
180 (honderdtachtig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 750,00als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 750,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W.M. Giesen, voorzitter,
mr. J.J.M. Uitermark en mr. E. Broekhof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.E. Lee,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 januari 2022.
Mr. J.J.M. Uitermark is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.