3.3.3Bewijsoverwegingen
3.3.3.1 Ten aanzien van feit 2
Algemeen
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat er bij zedenzaken doorgaans slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de tenlastegelegde ontuchtige handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaringen van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan de rechter het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, niet uitsluitend aannemen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring van het slachtoffer. Dit betekent dat – in een zaak als deze, waarin verdachte ontkent dat hij de verweten handelingen heeft gepleegd en er geen getuigen van het incident zijn - de rechtbank eerst de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor de verklaringen van het slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Dat steunbewijs hoeft, zo volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf. Het is afdoende wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Voorts is van belang dat uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting, de rechter onverminderd de overtuiging moet krijgen dat het feit is gepleegd zoals het de verdachte wordt verweten. Zeker als de bewijsmiddelen schaars zijn, moet de rechter behoedzaamheid betrachten om op grond van hetgeen overigens blijkt, aan te nemen dat het feit is gepleegd.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
Aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat zij op 31 augustus 2019 in de woning van de verdachte was. Zij kende de verdachte van haar stage bij de [naam] en zij trokken samen veel op. De verdachte heeft toen aangeboden om haar rug te masseren, omdat zij daar last van had. [slachtoffer] heeft op aandringen van de verdachte haar shirt uitgetrokken. De verdachte heeft haar schouders gemasseerd en vervolgens de bh van [slachtoffer] losgemaakt, hoewel zij dit niet wilde. Hij is vanaf haar rug naar voren gaan masseren naar haar borsten en heeft deze betast, terwijl zij herhaaldelijk heeft gezegd dit niet te willen en zich heeft verzet door zijn handen weg te slaan. Hij heeft geprobeerd zijn hand in haar broek te steken en heeft haar billen betast. Hij is gestopt met zijn handelingen, toen [slachtoffer] stil bleef zitten en herhaalde dat zij dit niet wilde, het niet prettig vond en het koud had. Zij heeft zich weer aangekleed. Volgens [slachtoffer] leek de vriendschap toen weer terug te komen. De verdachte heeft haar toen naar huis gebracht.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] zowel bij haar informatieve gesprek op 16 september 2019 als bij haar verhoor als getuige op 10 oktober 2019 consistent en gedetailleerd heeft verklaard over hetgeen vooraf is gegaan aan het incident, de handelingen die de verdachte heeft uitgevoerd en hoe zij zich daartegen heeft verzet. Haar verklaring is op enkele punten controleerbaar. Zo is gebleken uit onderzoek aan de telefoon van de verdachte dat zij in een periode van twee maanden veertien keer contact hadden met elkaar via videobellen. Dit komt overeen met de verklaring van [slachtoffer] dat er een vriendschap was, terwijl de verdachte bij de politie heeft gesteld dat er niet veel contact was behalve op het werk. Ter terechtzitting heeft de verdachte bevestigd dat hij [slachtoffer] geregeld ophaalde van huis en naar het werk bracht en haar vervolgens na werk weer thuis bracht.
Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat zij foto’s van zichzelf heeft gestuurd naar de verdachte. Deze verklaring vindt steun in het WhatsApp gesprek dat de verdachte met zijn [schoonzus] heeft gevoerd. De verklaring van [slachtoffer] dat zij over het incident aan haar [collega] heeft verteld vindt steun in zijn verklaring. Hij bevestigt dat het gesprek heeft plaatsgevonden en heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer] verdrietig was op het werk. Na enig aandringen heeft zij verteld dat de verdachte haar had aangeraakt. Ze had gezegd dat ze last van haar rug had. De verdachte zou haar toen hebben gemasseerd en haar nog meer hebben aangeraakt. Hij zou aan haar borsten, rug en schouders hebben gezeten. [collega] heeft gezien dat [slachtoffer] in tranen was toen zij over het incident vertelde.
Dat de verklaringen van [slachtoffer] en getuige [collega] - zoals de verdediging aanvoert - op een drietal punten niet overeenkomen, brengt nog niet met zich mee dat de verklaringen van [slachtoffer] daarom als geheel onbetrouwbaar hebben te gelden. De verklaringen van [slachtoffer] komen immers op essentiële punten overeen met die van getuige [collega] . Bovendien vinden haar verklaringen ook bevestiging in de rest van het dossier, zoals hiervoor reeds is weergegeven. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en kunnen deze verklaringen dan ook als bewijsmiddel worden gebruikt.
Steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verklaring van [slachtoffer] op essentiële onderdelen in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] die dag bij hem thuis is geweest en dat zij samen op de bank zaten. Verder heeft hij verklaard dat [slachtoffer] last had van haar rug, dat zij haar bloesje of trainingsjack uit had gedaan en dat hij de rug en schouderbladen van [slachtoffer] heeft gemasseerd. Ten slotte heeft hij verklaard dat het kan zijn dat het initiatief van de massage bij hem lag. De verklaring van [slachtoffer] wordt hiermee ondersteund qua plaats (bij de verdachte thuis samen op de bank) en setting ( [slachtoffer] met een ontbloot bovenlijf en de verdachte die haar masseert). Ook de ontuchtige handelingen waarover [slachtoffer] verklaart vinden steun in het dossier. Op de telefoon van de verdachte zijn immers foto’s van [slachtoffer] aangetroffen. Deze zijn in een proces-verbaal beschreven. Over de foto’s wordt vermeld dat [slachtoffer] op een grijze bank zit met een ontbloot bovenlijf en dat er een hand haar borst vasthoudt. Voorts zit er in het dossier een foto van de verdachte in zijn woonkamer, slapend op een grijze bank. De politie beschrijft dat de grijze bank op beide foto’s grote gelijkenissen vertoond. De rechtbank neemt waar dat de achtergrond op de voornoemde foto’s eveneens grote gelijkenissen vertoont. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het zou kunnen dat de foto’s van [slachtoffer] bij hem thuis zijn gemaakt. De verdachte heeft verklaard niet te weten hoe de foto’s op zijn telefoon zijn gekomen. De rechtbank gaat er evenwel vanuit dat de verdachte de foto’s met zijn telefoon heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat deze foto’s als steunbewijs dienen voor de ontuchtige handelingen, omdat dit [slachtoffer] plaatst in de woning en zij te zien is met ontblote borsten waarbij een hand een borst vasthoudt. De rechtbank heeft voorts geen reden te twijfelen aan onderdelen van die verklaringen waarvoor geen steunbewijs voorhanden is (het betasten van de billen).
Op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van [slachtoffer] door haar bij hem thuis te masseren en haar borsten en billen te betasten nadat zij meermalen had aangegeven dat niet te willen.
3.3.3.2 Ten aanzien van feit 3
Op 2 oktober 2019 worden bij doorzoeking van de woning van de verdachte vier gegevensdragers in beslag genomen: een laptop Paradigit Voyager 9272, een desktop Hewlett packard, een desktop dell en een desktop Medion. Ook is al eerder de telefoon van de verdachte in beslag genomen. De aanwezige data op de computers en de telefoon worden veilig gesteld door de politie.
De computers, de laptop en de telefoon zijn digitaal onderzocht. Op de desktop Hewlett packard en de desktop Medion kwamen in totaal 580 afbeeldingen voor die kinderpornografisch zijn. Deze afbeeldingen zijn alle bekeken en de inhoud daarvan is verwerkt in een collectiescan. Uit die collectiescan heeft de rechercheur vervolgens een representatieve doorsnede van twaalf afbeeldingen samengesteld. Die twaalf afbeeldingen zijn gevoegd in een toonmap, die als stuk van overtuiging aan de officier van justitie beschikbaar is gesteld. De twaalf afbeeldingen zijn ook door de rechercheur woordelijk omschreven in het proces-verbaal, waarbij het -kort samengevat- ging over jonge meisjes tussen de 5 en 12 jaar oud, waarbij er seksuele gedragingen worden verricht bij dan wel door de meisjes. Van deze twaalf afbeeldingen maakt ook deel één van de eerdergenoemde foto’s van [slachtoffer] .
Uit onderzoek van de desktop van het merk Hewlett packard is gebleken dat er in de map Chrome Downloads 59 downloads staan, die komen van internetsites als “ [internetsite] ”, “ [internetsite] ” en “ [internetsite] ”. Deze sites worden vermeld als bronnen van kinderpornografie in de factsheet “bronnen kinderpornografie”. Deze downloads zijn opgeslagen in de mappen C:\Users\ [verdachte] \Downloads, C:\Users\ [verdachte] \Desktop, C:\Users\ [verdachte] \Pictures\Saved pictures, en C:\Users\ [verdachte] \Onedrive. Het overzicht van deze downloads begint met vermelding van een download van de site “ [internetsite] ”, die wordt opgeslagen in de map C:\Users\ [verdachte] \Pictures\Saved pictures op 14 augustus 2018. Hoewel de verdachte niet heeft aan kunnen geven wanneer hij deze computer heeft aangeschaft, stelt de rechtbank vast dat in ieder geval op 14 augustus 2018 de eerste download in een op zijn naam staande map ( [verdachte] ) op de gegevensdrager wordt opgeslagen. Ook komt uit dit onderzoek naar voren dat de verdachte inlogt op de computer Hewlett Packard op zijn Facebook account op 25 september 2018.
Uit onderzoek van de desktop van het merk Medion is gebleken dat het aanwezige kinderpornografische materiaal zich in de zogenoemde “ Browser cache” bevond. Uit dit onderzoek is gebleken dat kinderpornografisch materiaal was bekeken op 22 augustus 2020 en dat kort daarvoor was ingelogd op de facebookpagina van de verdachte.
Gelet op het voorgaande gaat het verweer van de raadsvrouw dat de kinderpornografische afbeeldingen al op deze gegevensdragers zaten, toen de verdachte deze tweedehands kocht, en niet door hem op de computer zijn gezet, niet op.
Op grond van de hiervoor weergegeven bevindingen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte gedurende de periode van 14 augustus 2018 tot en met 22 augustus 2020 kinderporno heeft verworven en in zijn bezit heeft gehad.