ECLI:NL:RBNHO:2022:5451

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
C/15/327777 / JU RK 22-708
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing en benoeming bijzondere curator voor minderjarige met gedragsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 juni 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de uithuisplaatsing van een 12-jarig meisje met ernstige gedragsproblematiek en hechtingsstoornis. De minderjarige, die onder toezicht is gesteld, verblijft momenteel in een open groep, maar er zijn zorgen dat deze situatie niet in haar belang is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het noodzakelijk is dat de minderjarige in een kleinschalige woonvoorziening wordt geplaatst, waar zij onvoorwaardelijk kan verblijven. De ouders van de minderjarige hebben een verstoorde verstandhouding, waardoor het voor de minderjarige niet mogelijk is om bij één van hen te wonen. De kinderrechter heeft daarom ambtshalve een bijzondere curator benoemd om de belangen van de minderjarige te behartigen, gezien het risico dat de gewenste woonvoorziening niet tijdig beschikbaar zal zijn. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 31 augustus 2022 en de beslissing over de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot 25 augustus 2022. De bijzondere curator is opgedragen om gesprekken te voeren met betrokkenen en om te monitoren of de inspanningen van de gecertificeerde instelling leiden tot een geschikte woonvoorziening voor de minderjarige.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
Zaakgegevens : C/15/327777 / JU RK 22-708
datum uitspraak: 15 juni 2022
beschikking verlenging uithuisplaatsing en ambtshalve benoeming bijzondere curator ex. artikel 250 van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,hierna te noemen de GI,
gevestigd te Alkmaar,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
[de vader], hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 4 mei 2022, ingekomen bij de griffie op 06 mei 2022.
1.2.
Op 15 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de vader;
- namens de GI, [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] .
De moeder en [de minderjarige] zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[de minderjarige] verblijft bij [verblijfplaats] .
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 3 april 2019 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling thans voortduurt tot 3 april 2023.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van 31 augustus 2020 is een machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen, welke machtiging telkens is verlengd en thans eindigt op 3 juli 2022.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht de uithuisplaatsing te verlengen van [de minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling in een accommodatie jeugdhulpaanbieder. Ter onderbouwing van het verzochte heeft de GI het volgende naar voren gebracht.
3.2.
[de minderjarige] verblijft sinds december 2021 bij [verblijfplaats] op een open groep. Terwijl zij bij [verblijfplaats] verbleef is onderzocht wat [de minderjarige] nodig heeft om op een goede en veilige manier op te groeien en zich te kunnen ontwikkelen. Uitkomst van het perspectiefonderzoek is dat [verblijfplaats] , Parlan en de GI van mening zijn dat [de minderjarige] het meeste gebaat is om op te groeien in een kleinschalige woonvoorziening (hierna: KWV) bij Parlan, inclusief GGZ-behandeling, waaronder schematherapie en EMDR. De inschatting is dat een KWV het beste met [de minderjarige] kan werken aan vernieuwde hechting, autonomie en het vergroten van haar zelfvertrouwen. Daarbij is de inschatting dat een KWV het beste kan omgaan met [de minderjarige] op momenten dat zij onbewust afwijzing opzoekt, erg boos kan zijn, zelfbeschadigend gedrag kan laten zien en suïcidale uitspraken doet. Parlan is op zoek naar een passende KWV. Om zoveel mogelijk te borgen dat [de minderjarige] daar ook kan opgroeien, wordt kritisch gekeken naar de match in relatie tot de andere jongeren die daar verblijven.

4.De standpunten

4.1.
De vader is het gedeeltelijk eens met het verzochte. Ter zitting heeft de vader naar voren gebracht dat het voor hem ook duidelijk is dat [de minderjarige] niet langer bij hem of bij de moeder kan wonen. De vader kan zich vinden in de uitkomst van het perspectiefonderzoek en staat achter de plaatsing van [de minderjarige] in een KWV in de regio. Indien [de minderjarige] , al dan niet tijdelijk, op een open groep wordt geplaatst dan zal de spanning weer oplopen en dit is volgens de vader niet in het belang van [de minderjarige] . De vader gunt [de minderjarige] een veilige plek waar zij kan werken aan zichzelf en het baart hem zorgen dat deze plek nog niet is gevonden.

5.De beoordeling

Uithuisplaatsing
5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [de minderjarige] niet bij één van haar ouders kan wonen. [de minderjarige] zit klem tussen de ouders en kan geen vrij contact hebben met beide ouders als zij bij één van de ouders woont. Het is daarom noodzakelijk dat [de minderjarige] op een neutrale plek verblijft. Daarnaast is er sprake van heftige gedragsproblematiek bij [de minderjarige] , die zich onder meer uit in enorm boze buien, zelfbeschadigend gedrag en suïcidale uitspraken. Daardoor is lang niet iedere plek geschikt voor haar en loopt zij een bij plaatsing op een reguliere open groep een groot risico om vanwege haar gedrag weggestuurd te worden. Vanwege haar hechtingsproblematiek is het zeer onwenselijk als zij weggestuurd zou worden door een instelling. [de minderjarige] heeft een plek nodig waar zij onvoorwaardelijk kan verblijven, omdat zij al dan niet bewust op zoek is naar afwijzing.
5.2.
Uit het perspectiefonderzoek is gebleken dat de beste plek voor [de minderjarige] een KWV in de regio is. Ter zitting heeft de GI toegelicht dat er in de regio bij voorkeur wordt gezocht naar een KWV die is aangesloten bij het project ‘Thuis voor Noortje’, omdat die een onvoorwaardelijk verblijf kan garanderen. Momenteel is er geen plek in een KWV in de regio en daarom verblijft [de minderjarige] nog bij [verblijfplaats] . Eerder kon [de minderjarige] tot er een geschikte plek voor haar gevonden zou zijn, bij [verblijfplaats] blijven. Ter zitting is echter duidelijk geworden dat zij tot uiterlijk 5 juli 2022 bij [verblijfplaats] kan blijven en daarna naar een andere plek moet. Waar [de minderjarige] dan heen gaat, is nog onbekend. Dit is een zeer zorgelijke situatie voor [de minderjarige] . Gelet op het feit dat nog niet duidelijk is waar [de minderjarige] na 5 juli 2022 zal verblijven, zal de kinderrechter het verzoek slechts gedeeltelijk toewijzen.
5.3.
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengen tot 31 augustus 2022 in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, te weten [verblijfplaats] dan wel een KWV in de regio en houdt de beslissing op het verzoek voor het overige aan tot de zitting op 25 augustus 2022.
Het is aan de GI om tijdig schriftelijk aan te geven of en zo ja waarom het aangehouden gedeelte van het verzoek wordt gehandhaafd.
Benoeming bijzondere curator
5.4.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ambtshalve overgaan tot benoeming van een bijzondere curator, indien de kinderrechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht.
5.5.
De kinderrechter is van oordeel dat er aanleiding is om in dit geval ambtshalve een bijzondere curator op grond van artikel 1:250 BW te benoemen. De kinderrechter overweegt daartoe dat de ouders van [de minderjarige] een verstoorde verstandhouding hebben. Deze verstoorde verstandhouding is van een dermate ernstige aard dat [de minderjarige] niet langer bij één van hen kan wonen. In het perspectiefonderzoek is geconcludeerd dat [de minderjarige] vanwege haar gedragsproblematiek het meest gebaat is bij een plaatsing in een KWV in de regio, bij voorkeur eentje die is aangesloten bij het project ‘Thuis bij Noortje’. Een dergelijke plek is op het moment niet beschikbaar. Ter zitting is door de GI en de vader van [de minderjarige] uitdrukkelijk en met goede redenen omkleed uitgesproken dat een open groep niet in het belang van [de minderjarige] is. [de minderjarige] verblijft nu nog bij [verblijfplaats] , maar waarschijnlijk moet zij op 5 juli 2022 deze plek verlaten. Hoewel het perspectiefonderzoek heeft plaatsgevonden, heeft [de minderjarige] nog geen perspectief.
De kinderechter is van oordeel dat het belang van [de minderjarige] in deze procedure moet worden behartigd door een bijzondere curator. Er is immers een reëel risico dat de gewenste woonvoorziening niet tijdig beschikbaar zal zijn of worden gesteld voor [de minderjarige] en dat zij dan in een voor haar niet of minder geschikte voorziening zal worden geplaatst. In die situatie heeft [de minderjarige] behoefte aan iemand die voor haar belangen kan opkomen.
5.6.
De bijzondere curator dient als wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige uitsluitend haar belangen te behartigen en te adviseren wat het belang van de minderjarige in deze zaak vergt, waarbij zij dient acht te slaan op de wettelijke regeling en de jurisprudentie. Daarbij draagt de kinderrechter de bijzondere curator op om te monitoren of de inspanningen van de GI leiden tot een voor [de minderjarige] geschikte woonvoorziening en om, indien dat niet het geval is, te onderzoeken welke stappen er moeten worden gezet om de in het perspectiefonderzoek geadviseerde woonvoorziening voor [de minderjarige] te realiseren. Het voeren van een procedure namens de minderjarige kan daarbij tot de mogelijkheden behoren.
5.7.
De kinderrechter heeft mevrouw [bijzondere curator] , kantoorhoudende te Alkmaar, bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator voor [de minderjarige] op te treden en zij zal hiertoe door de rechtbank worden benoemd.
5.8.
De bijzondere curator wordt verzocht individuele gesprekken te voeren met in ieder geval [de minderjarige] , de moeder, de vader, de GI en mogelijk de gemeente. Het staat de bijzondere curator vrij gesprekken te voeren met anderen die informatie over [de minderjarige] of een voor haar geschikte woonvoorziening kunnen verschaffen.
5.9.
De kinderrechter wijst de ouders en de GI erop dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator te geven instructies gevolg te geven.
5.10.
Voorts verzoekt de kinderrechter de bijzondere curator de leidraad werkwijze en het verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 van het BW in acht te nemen.
5.11.
De kinderrechter verzoekt de bijzondere curator
uiterlijk op 18 augustus 2022in viervoud het schriftelijke verslag bij de rechtbank in te dienen, onder vermelding van het hierboven vermelde zaaknummer. In het advies dient te worden aangegeven met welke personen en/of instanties contact is opgenomen en op welke wijze de bijzondere curator contact heeft gehad met de minderjarige.
5.12.
In afwachting van het rapport van de bijzondere curator zal de kinderrechter de beslissing op het verzoek van de GI tot verlenging van de uithuisplaatsing voor de periode na 31 augustus 2022 aanhouden. De kinderrechter bepaalt verder dat de voortgezette behandeling van het aangehouden verzoek zal plaatsvinden
op 25 augustus 2022 om 13.00 uurin het gerechtsgebouw te Alkmaar.

6.6. De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, te weten [verblijfplaats] dan wel een kleinschalige woonvoorziening in de regio, tot uiterlijk 31 augustus 2022;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de beslissing op het verzoek van de GI voor het overige aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt voortgezet op
donderdag 25 augustus 2022 om 13.00 uurin het gerechtsgebouw te Alkmaar;
6.4.
bepaalt dat de griffier voor die zitting [de minderjarige] , de moeder, de vader, de GI, de gemeente [gemeente] en de bijzondere curator oproept;
6.5.
verzoekt de GI om de kinderrechter
uiterlijk een week voorafgaand aan de zittingschriftelijk te informeren over de dan geldende stand van zaken;
6.6.
benoemt [bijzondere curator] , kantoorhoudende te Alkmaar, tot bijzondere curator voor de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
6.7.
verzoekt de bijzondere curator uiterlijk op 18 augustus 2022 schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen en daarbij de in de overweging 5.6. opgenomen vragen te beantwoorden.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Bos als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam