Op 8 juni 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, een beschikking gegeven inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, die op 15 januari 2022 een verzoek indiende voor een ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van twaalf maanden. De ondertoezichtstelling was eerder verleend bij beschikking van 22 januari 2022 en zou aanvankelijk eindigen op 22 juni 2022. De kinderrechter heeft de zaak zonder publiek besproken, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de betrokken instanties aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] uitoefenen, maar dat de minderjarige bij de vader woont. De Raad heeft zorgen geuit over de opvoedingssituatie en de ontwikkeling van [de minderjarige], die traumabehandeling nodig heeft. De kinderrechter heeft de mening van de GI (gecertificeerde instelling) gehoord, die aangaf dat de thuissituatie verbeterd is, maar dat er nog steeds zorgen zijn over de opvoeding en de rol van de ouders. De kinderrechter heeft ook de mening van [de minderjarige] en haar ouders gehoord, waarbij de moeder en vader beiden instemden met de verlenging van de ondertoezichtstelling.
Na zorgvuldige overweging van alle ingediende stukken en de verklaringen van de betrokkenen, heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen tot 22 januari 2023. De kinderrechter heeft benadrukt dat er nog steeds voldaan is aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek en dat de beslissing uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.