ECLI:NL:RBNHO:2022:5390

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
21_2329
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo 3) wegens niet voldoen aan zelfstandigheidseisen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder. De eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo 3), maar deze aanvraag werd afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden die gesteld zijn in de Tozo 3, met name de eis dat de aanvrager op 17 maart 2020 als zelfstandige ingeschreven diende te zijn in het handelsregister.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser als commanditaire vennoot was ingeschreven en niet de volledige zeggenschap had over de onderneming. Dit betekent dat hij niet als zelfstandige kon worden aangemerkt volgens de definitie in de Tozo 3. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser niet aan de voorwaarden voldeed, omdat hij niet voor de vereiste datum als zelfstandige geregistreerd stond. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van de inschrijving in het handelsregister voor de beoordeling van de zelfstandigheid van een ondernemer. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder zijn rol binnen de commanditaire vennootschap en zijn betrokkenheid bij de onderneming, niet overtuigend geacht om aan te tonen dat hij aan de voorwaarden voldeed. De rechtbank heeft de beslissing van de verweerder om de aanvraag af te wijzen, als terecht en goed onderbouwd beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/2329
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2022 in de zaak tussen

[naam 1], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. L.K. Tsui),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, verweerder
(gemachtigde: R.J. Visser).

Procesverloop

In het besluit van 7 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 24 november 2020 om een uitkering, op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo 3), afgewezen omdat hij niet aan een van de voorwaarden voldoet.
In het besluit van 11 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder - onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften sociale kamer - het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen [naam 2], mede-vennoot en [naam 3], nicht van eiser die als tolk fungeert. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechter onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

De gronden van de beslissing

De ontvankelijkheid van het beroep

1. Het beroep is ontvankelijk. Verweerder kan de verzending van het bestreden besluit op of omstreeks 11 maart 2021 niet aannemelijk maken. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat daarom moet worden uitgegaan van een bekendmaking van het bestreden besluit door toezending aan de raadsman van eiser op 29 april 2021. Het beroep van diezelfde datum is dus tijdig.
Het toetsingskader
2 In artikel 2, eerste lid, van de Tozo 3 is onder meer bepaald dat bijstand op grond van dit besluit kan worden verleend aan de zelfstandige die op 17 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister.
In artikel 1 van de Tozo 3 is onder meer bepaald dat in dit besluit en de daarop rustende bepalingen onder zelfstandige wordt verstaan de rechthebbende die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep hier te lande en die;
Voldoet aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening daarvan;
Ten minste 1.225 uur per jaar besteedt aan werkzaamheden voor het bedrijf of zelfstandig beroep; en
Alleen of samen met degene met wie hij het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent de volledige zeggenschap in dat bedrijf of zelfstandig beroep heeft en de financiële risico’s daarvan draagt.
Het bestreden besluit
3 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser niet voor 18 maart 2020 als zelfstandig ondernemer stond ingeschreven in het handelsregister, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Tozo 3. Eiser voldoet niet aan de definitie van zelfstandige zoals bepaald in artikel 1 van de Tozo 3, omdat hij als commanditaire vennoot niet de volledige zeggenschap heeft en de financiële risico’s van het bedrijf draagt. Hij behoort daarmee niet tot de kring der rechthebbenden.
Feiten
4 Commanditaire vennootschap (CV) [naam 4] is op 1 oktober 2015 ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, met als (beherend) vennoot [naam 2] en eiser als commanditaire vennoot. Op 1 oktober 2020 is eiser ook als beherend vennoot van de vennootschap ingeschreven, en zal het bedrijf worden voortgezet als een vennootschap onder firma. Eiser is vanaf de oprichting van de CV als [functie] in het restaurant werkzaam geweest.
De beoordeling
5 In de eerste plaats is het volgende in aanmerking genomen. De rechtsvorm CV kent twee soorten vennoten: beherende vennoten en commanditaire vennoten, ook wel stille vennoten genoemd. Een beherend vennoot is eigenaar van het bedrijf, heeft de dagelijkse leiding, mag namens de CV handelen, en is persoonlijk aansprakelijk. Stille vennoten zijn enkel in financiële zin betrokken en lopen enkel risico met het door hen geïnvesteerde vermogen. De stille vennoot mag niet naar buiten treden of zich bemoeien met de bedrijfsvoering. Indien hij dat wel doet, kan hij aansprakelijk worden gehouden.
6 Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat, anders dan eiser meent, hij geen arbeid in eigen bedrijf als zelfstandige met zeggenschap heeft uitgeoefend zoals hiervoor in artikel 1 en 2 van de Tozo 3 is bedoeld. Dat hij als [functie] in dienst van de CV werkzaam was maakt ook niet dat hij op 17 maart 2020 als zelfstandige kan worden aangemerkt. Ook eisers betoog dat hij zich actief met de onderneming heeft beziggehouden, zich niet als commanditaire vennoot heeft gedragen, beheersdaden heeft verricht en feitelijk financiële risico’s droeg, maakt niet dat hij aan de voorwaarden van het toetsingskader voldoet. Eisers betoog aan de hand van de definitie van zelfstandige in het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 leidt niet tot een ander oordeel, nu van een andere invulling daarin dan in het toetsingskader niet is gebleken. Eiser voldoet dus niet aan de voorwaarde dat hij als zelfstandige werkzaam was. Verweerder heeft de aanvraag dus terecht en op goede gronden afgewezen.
7 Voor zover eiser met zijn betoog over de snelheid waarmee de regeling is opgezet betoogt dat eisers situatie ten onrechte niet is ingepast, merkt de rechtbank op dat, zoals ook is overwogen in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 20 juli 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1789) de inschrijving bij de Kamer van Koophandel een wettelijk vereiste is waaraan moet worden voldaan voor de uitoefening van arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep en daarmee ook een vereiste om te kunnen worden aangemerkt als zelfstandige in de zin van artikel 1 van de Tozo 3. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat de in artikel 2, eerste lid, van de Tozo 3 gestelde voorwaarde van inschrijving als zelfstandige in het handelsregister op 17 maart 2020 in het geval van eiser buiten toepassing had moeten worden gelaten.
8 Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in aanwezigheid van E.A.D. Horn, griffier. De beslissing en een samenvatting van de gronden van die beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2022.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.