In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 23 juni 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot herstel en aanvulling van een eerder vonnis van 14 juni 2022. Het verzoek werd ingediend door de advocaat van de gedaagden, mr. K. Dirlik, die stelde dat er sprake was van een kennelijke schrijffout in het vonnis. Volgens hem was in het dictum van het vonnis ten onrechte bepaald dat de gedaagden de domeinnaam [domeinnaam 1 eisers] aan de eisers moesten overdragen, terwijl deze domeinnaam al eigendom was van de eisers. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een kennelijke schrijffout die voor eenvoudig herstel in aanmerking kwam. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verwarring voortkwam uit een verschrijving in de dagvaarding, maar dat dit niet leidde tot een kennelijke fout in het vonnis zelf.
De advocaat van de eisers, mr. R.J. van Velzen, heeft erkend dat de domeinnaam al aan de eisers toebehoorde en dat de veroordeling op een onjuist uitgangspunt berustte. Desondanks heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de verwarring niet voldoende was om het vonnis te corrigeren. Het verzoek om aanvulling van het vonnis werd eveneens afgewezen, omdat de voorzieningenrechter had beslist over de gevorderde domeinnamen en er geen onderdelen waren waarop niet was beslist. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de formulering van vorderingen en de gevolgen van onduidelijkheden in juridische documenten.