ECLI:NL:RBNHO:2022:5383

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
C/15/324792 / FA RK 22-479
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarige in familiezaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in een familiekwestie tussen een man en een vrouw, die samen een minderjarige hebben. De man heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen, alsook om een zorgregeling en een kinderbijdrage vast te stellen. De vrouw heeft ingestemd met de hoofdverblijfplaats bij de man, maar heeft verweer gevoerd tegen de zorgregeling en de hoogte van de kinderbijdrage. Tijdens de zitting op 9 juni 2022 is de minderjarige in de gelegenheid gesteld zijn mening te geven, en is er gesproken over de noodzaak van hulpverlening om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de man zal zijn, en heeft een tijdelijke zorgregeling vastgesteld waarbij de minderjarige in de even weken op zaterdag bij de vrouw verblijft. Tevens is er overeenstemming bereikt over een kinderbijdrage van € 50,00 per maand die de vrouw aan de man zal betalen. De rechtbank heeft de definitieve beslissing over de zorgregeling aangehouden tot 21 december 2022, in afwachting van de resultaten van het hulpaanbod.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
SCH
hoofdverblijfplaats / zorgregeling / alimentatie
zaak-/rekestnr.: C/15/324792 / FA RK 22-479
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 22 juni 2022
in de zaak van:
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.P.G. Roobeek, kantoorhoudende te Mijdrecht,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat voorheen mr. M.M. van Eeten, thans mr. A.E. Koster, kantoorhoudende te Den Helder.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de man, ingekomen op 26 januari 2022;
- het verweer, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 16 maart 2022;
- de brief, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 24 maart 2022;
- de brief, met bijlagen, van de man, ingekomen op 30 mei 2022;
- de brief, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 3 juni 2022.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 9 juni 2022 in aanwezigheid van partijen, de man bijgestaan door mr. M.P.G. Roobeek en de vrouw bijgestaan door mr. A.E. Koster. Voorts is [vertegenwoordiger van de raad] verschenen namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
Na te noemen minderjarige [de minderjarige] is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Op 9 juni 2022 heeft hij zijn mening in een gesprek met de kinderrechter bekend gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben tot begin 2013 een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit deze relatie is de minderjarige [de minderjarige] geboren op [geboortedatum] te [plaats] . [de minderjarige] is door de man erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .

3.Het verzoek

3.1.
De man verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I) te bepalen dat [de minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij de man heeft;
II) te bepalen dat tussen de vrouw en [de minderjarige] de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) geldt:
- [de minderjarige] blijft iedere eerste zaterdag van de maand van 9:00 uur tot 19:00 uur bij de vrouw;
- De man brengt [de minderjarige] in de ochtend naar de vrouw en de vrouw brengt [de minderjarige] in de avond weer naar de man;
- De vrouw belt [de minderjarige] iedere dinsdag om 17:00 uur;
III) te bepalen dat de vrouw bij vooruitbetaling voor de eerste dag van de maand een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] (hierna: kinderbijdrage) van € 400,00 per maand aan de man dient te betalen;
IV) althans zodanige beslissingen te nemen als de rechtbank in goede justitie juist acht.

4.Het verweer en zelfstandig verzoek

4.1.
De vrouw verzoekt het verzoek van de man ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] toe te wijzen en de verzoeken van de man ten aanzien van de zorgregeling en de kinderbijdrage af te wijzen.
4.2.
Voorts verzoekt de vrouw van haar zijde om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de volgende zorgregeling tussen haar en [de minderjarige] vast te stellen:
- [de minderjarige] verblijft in de even weken van vrijdag ongeveer 15:00 uur tot zondag ongeveer 16:00 uur bij de vrouw, waarbij de man [de minderjarige] brengt en de vrouw [de minderjarige] terugbrengt.
- [de minderjarige] verblijft in de oneven weken van woensdag uit school tot donderdag naar school bij de vrouw, waarbij de vrouw [de minderjarige] uit school haalt en naar school brengt;
- De vrouw belt [de minderjarige] in de oneven weken op zaterdag om 17:00 uur;
- De vakanties van [de minderjarige] en officiële feestdagen worden in goed onderling overleg tussen partijen verdeeld;
dan wel een zodanige zorgregeling tussen de vrouw en [de minderjarige] vast te stellen als de rechtbank juist en redelijk voorkomt.

5.De beoordeling

Hoofdverblijfplaats
5.1.
De rechtbank zal het verzoek van de man om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij hem te bepalen toewijzen, nu de vrouw hiermee instemt en niet is gebleken dat het belang van [de minderjarige] zich hiertegen verzet. Bij dit oordeel neemt de rechtbank in aanmerking dat [de minderjarige] op dit moment feitelijk bij de man woonachtig is. Door de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de man te bepalen, wordt de juridische situatie in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie. Ook is het de wens van [de minderjarige] om bij de man te blijven wonen.
Zorgregeling
5.2.
De man licht toe dat er in het verleden met betrekking tot de zorg voor [de minderjarige] het een en ander is voorgevallen dat impact heeft gehad op [de minderjarige] . De vrouw was onvoldoende beschikbaar voor [de minderjarige] en zij kwam afspraken niet na. Op dit moment verblijft [de minderjarige] minder dan één keer per maand bij de vrouw. Om duidelijkheid te verkrijgen en voor het behoud van het contact verzoekt de man de door hem verzochte zorgregeling vast te stellen. Als deze regeling goed verloopt dan kan de omgang wat de man betreft in de toekomst worden uitgebreid met een overnachting. De man acht het van groot belang dat de vrouw afspraken nakomt, dat zij zelf voor [de minderjarige] zorgt op de zorgdagen en dat zij dingen met [de minderjarige] onderneemt die hij leuk vindt en waarbij hij zich prettig voelt.
5.3.
De vrouw licht toe dat zij een lastige periode heeft gehad waarin zij minder beschikbaar was voor [de minderjarige] . Zij woonde tijdelijk bij haar ouders in [plaats] . Inmiddels gaat het weer goed met de vrouw en een half jaar geleden heeft zij een eigen woning in [plaats] betrokken. De vrouw herkent zich niet in het negatieve beeld dat de man van haar heeft geschetst. Volgens de vrouw heeft zij [de minderjarige] altijd een veilige omgeving geboden en verliep de omgang goed. De vrouw heeft vele malen geprobeerd om vaste contacten te krijgen met [de minderjarige] , maar dit wordt door de man bemoeilijkt. Er is volgens de vrouw geen enkele reden waarom de contacten tussen haar en [de minderjarige] niet genormaliseerd kunnen worden.
5.4.
De Raad constateert ter zitting dat de vrouw een lastige periode heeft doorgemaakt en dat het inmiddels weer goed met haar gaat. Het is volgens de Raad belangrijk dat partijen gaan werken aan hun onderlinge communicatie, hun gezamenlijk ouderschap en het normaliseren van de omgang tussen de vrouw en [de minderjarige] . Hierbij acht de Raad de inzet van hulpverlening nodig. De Raad merkt op dat [de minderjarige] een bovengemiddeld intelligent kind is met specifieke behoeftes, zoals eerlijkheid en duidelijkheid. Het is in dat opzicht belangrijk dat de vrouw afspraken nakomt en dat partijen de regie met betrekking tot de omgang oppakken. Ook is het belangrijk de man meer ruimte gaat maken voor de vrouw in het leven van [de minderjarige] . Het is volgens de Raad voor een goede identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] van belang dat hij goed en regelmatig contact heeft met beide ouders. De Raad acht het op dit moment in het belang van [de minderjarige] dat hij om de week een dag(deel) omgang heeft met de vrouw, waarbij onder begeleiding van de hulpverlening wordt toegewerkt naar een reguliere weekendregeling.
5.5.
Met partijen is ter zitting uitgebreid gesproken over het inzetten van hulpverlening om te werken aan de onderlinge communicatie, het gezamenlijk ouderschap en het vormgeven van de omgang tussen de vrouw en [de minderjarige] . Individuele hulpverlening voor [de minderjarige] is wellicht ook wenselijk. [de minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter namelijk aangegeven dat hij nog last heeft van gebeurtenissen die zich in het verleden hebben afgespeeld. Partijen hebben aangegeven bereid te zijn hulpverlening te accepteren. Zij hebben ermee ingestemd om in het kader van het uniform hulpaanbod te worden doorverwezen naar het lokale team van de gemeente Den Helder voor hulp waarbij als doelen zijn gesteld ‘oudercommunicatie’ en ‘kind centraal’. Bij proces-verbaal van 9 juni 2022 zijn partijen in dit kader reeds doorverwezen. De rechtbank vertrouwt erop dat partijen zich in het belang van de [de minderjarige] maximaal zullen inzetten voor de hulpverlening.
5.6.
Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over een tijdelijke zorgregeling. Partijen hebben afgesproken dat [de minderjarige] in de even weken op zaterdag omgang heeft met de vrouw. In een vierwekelijks schema verblijft [de minderjarige] het ene weekend (te beginnen op 18 juni 2022) op zaterdag van 13:00 uur tot 19:00 uur bij de vrouw en het andere weekend op zaterdag van 9:00 uur tot 19:00 uur bij de vrouw. Daarnaast zullen de vrouw en [de minderjarige] in de oneven weken op zaterdag om 17:00 uur met elkaar bellen. Het streven is om onder begeleiding van de hulpverlening toe te werken naar een reguliere weekendregeling met daarnaast een doordeweeks omgangsmoment in de week dat [de minderjarige] het weekend niet bij de vrouw verblijft.
5.7.
De rechtbank zal de behandeling van de verzoeken van partijen over de zorgregeling pro forma aanhouden voor de duur van zes maanden in afwachting van de resultaten van het uniform hulpaanbod. Partijen wordt verzocht om de rechtbank voor afloop van deze termijn te informeren over de stand van zaken en de gewenste voortzetting van de procedure.
Kinderbijdrage
5.8.
Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over de door de vrouw aan de man te betalen kinderbijdrage. Partijen hebben afgesproken dat de vrouw met ingang van 1 februari 2022 een kinderbijdrage voor [de minderjarige] van € 50,00 per maand aan de man zal betalen. Hierbij hebben partijen aangegeven dat de vrouw in de maanden februari en maart 2022 reeds een bijdrage van € 50,00 per maand aan de man heeft overgemaakt. De vrouw dient de afgesproken kinderbijdrage daarom feitelijk per 1 april 2022 aan de man te betalen.
5.9.
De rechtbank begrijpt dat de man zijn verzoek ten aanzien van de kinderbijdrage overeenkomstig deze overeenstemming heeft gewijzigd. De rechtbank zal de tussen partijen overeengekomen kinderbijdrage vaststellen nu dit de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Ten overvloede wijst de rechtbank erop de kinderbijdrage jaarlijks van rechtswege wordt gewijzigd met het wettelijk vast te stellen indexeringspercentage, voor het eerst per 1 januari 2023.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , bij de man zal zijn;
6.2.
stelt, totdat nader is beslist, de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vrouw en voornoemde minderjarige vast:
- [de minderjarige] verblijft in de even weken op zaterdag bij de vrouw. In een vierwekelijks schema verblijft [de minderjarige] het ene weekend (te beginnen op 18 juni 2022) op zaterdag van 13:00 uur tot 19:00 uur bij de vrouw en het andere weekend op zaterdag van 9:00 uur tot 19:00 uur bij de vrouw;
- de vrouw en [de minderjarige] zullen in de oneven weken op zaterdag om 17:00 uur met elkaar bellen;
6.3.
bepaalt dat de vrouw met ingang van 1 februari 2022 een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige van € 50,00 per maand aan de man dient te betalen, voor zover het nog niet vervallen termijnen betreft telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
6.4.
verklaart de beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
houdt de definitieve beslissing op de verzoeken van partijen ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken pro forma aan tot en met 21 december 2022 in afwachting van de resultaten van het uniform hulpaanbod;
6.6.
verzoekt partijen om de rechtbank uiterlijk op 21 december 2022 schriftelijk te berichten over de stand van zaken en de gewenste voortzetting van de procedure.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Horio als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.