ECLI:NL:RBNHO:2022:5381

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
9808896 CV EXPL 22-1844
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor herstelwerkzaamheden en voorwaarden van opdrachtgever

In deze zaak heeft eiser, een particulier, een vordering ingesteld tegen de gedaagden, die als aannemers hebben gefunctioneerd, vanwege lekkage in zijn woning. De lekkage deed zich voor na werkzaamheden die door de gedaagden in 2012 en 2013 waren uitgevoerd. Eiser heeft in augustus 2021 reparaties laten uitvoeren door derden en heeft gedaagden in gebreke gesteld, waarbij hij hen de gelegenheid heeft gegeven om het werk uit te voeren onder bepaalde voorwaarden. Gedaagden hebben echter aangegeven dat zij bereid waren om het werk te herstellen, maar dat eiser hen niet de kans heeft gegeven om dit naar eigen inzicht te doen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het aan de aannemer is om te bepalen hoe gebreken worden hersteld, tenzij de voorgestelde herstelwijze ondeugdelijk is. De rechter oordeelt dat eiser gedaagden onvoldoende gelegenheid heeft gegeven om het probleem op te lossen en dat gedaagden niet in verzuim zijn. De vordering van eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9808896 \ CV EXPL 22-1844 CK
Uitspraakdatum: 29 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
procederend in persoon
tegen

1.De vennootschap onder firma [naam v.o.f.]

gevestigd te [vestigingsplaats]

2. [gedaagde 2] , vennoot van de gedaagde partij sub 1

3. [gedaagde 3] , vennoot van gedaagde partij sub 1

beiden wonende te [woonplaats]
verder te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: M.T.M. Fluitman LLB

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 31 maart 2022 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagde 2] (in persoon) heeft ter rolzitting van 13 april 2022 geantwoord.
1.2.
Op 7 juni 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. [eiser] is verschenen, vergezeld van mr. M.M.A. de Vlaam. [gedaagde 2] is verschenen, mede namens gedaagden sub 1. en 3., bijgestaan door zijn gemachtigde Fluitman. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] heeft zijn standpunt toegelicht aan de hand van een tijdlijn en een schriftelijke toelichting, [gedaagden] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen. Die stukken zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden] heeft in 2012 en 2013 een verbouwing uitgevoerd aan de woning van [eiser] te [plaats] . Daarbij is ook uitbouw gerealiseerd. In 2019 heeft [gedaagden] reparatiewerkzaamheden verricht aan de trimmen en de boeidelen van de uitbouw.
2.2.
Nadat in de winter 2021 stuifsneeuw onder de dakpannen was gekomen is lekkage in de woning van [eiser] opgetreden.
2.3.
[eiser] heeft in augustus 2021 door [xxx] dakdekkers een reparatie uit laten voeren. Door dakdekkersbedrijven [yyy] en [xxx] zijn offertes uitgebracht ten aanzien van herstelwerkzaamheden aan het platte dak.
2.4.
[eiser] heeft [gedaagden] met een e-mailbericht van 10 augustus 2021 op de hoogte gebracht van de bevindingen van [yyy] en [xxx] . [eiser] stelt [gedaagden] in de gelegenheid het werk alsnog uit te voeren, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat [gedaagden] de in de rapporten van [yyy] en [xxx] beschreven werkwijze (plan van eisen) stipt volgt. Op 25 augustus 2021 heeft [eiser] [gedaagden] ingebrekegesteld en aangekondigd dat, nu [gedaagden] niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd, het werk door een ander zal worden gedaan en dat de kosten op [gedaagden] worden verhaald. Op 28 augustus 2021 heeft [eiser] nogmaals [gedaagden] in de gelegenheid gesteld de werkzaamheden uit te voeren, mits daarbij met het door [eiser] opgestelde ‘plan van eisen’ werd ingestemd.
2.5.
[gedaagden] heeft niet ingestemd met ondertekening van het ‘plan van eisen’. Op 28 augustus 2021 is aan [eiser] bericht:
“Wij geven in deze zaak de garantie. Dit gaat volgens de geldende voorschriften. Als het weer het toelaat gaan we dit doen in de week van 4 of 10 oktober”.
2.6.
Dakdekkersbedrijf [yyy] heeft vervolgens in opdracht van [eiser] werkzaamheden verricht.
2.7.
Bij brief van 21 februari 2022 aan [gedaagden] maakt [eiser] aanspraak op vergoeding van gemaakte kosten voor de door [yyy] uitgevoerde reparatie, een noodreparatie door [xxx] , werkzaamheden van [zzz] aan de boeidelen en terugbetaling van hetgeen betaald is aan [gedaagden] in 2019.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagden] en de vennoten hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 6.142,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 25 augustus 2021, met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagden] op grond van garantiebepalingen in de bouw aansprakelijk is voor het herstel van het dak. [gedaagden] heeft echter herstel van het dak nagelaten, in die zin dat zij slechts bereid was het dak te herstellen op haar eigen condities.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagden] betwist de vordering. Zij betwist niet dat in de woning van [eiser] lekkage is ontstaan en dat dit is gebeurd binnen de garantietermijn van tien jaar na de uitvoering van het werk, zodat zij verantwoordelijk is voor het herstel. Zij voert echter – samengevat - aan dat zij steeds bereid is geweest tot herstel over te gaan, maar dat [eiser] haar niet in de gelegenheid heeft gesteld om dat te doen.

5.De beoordeling

5.1.
De vraag die moet worden beantwoord is of [gedaagden] verplicht is tot betaling van de door [eiser] gevorderde schadevergoeding, omdat de werkzaamheden zijn uitgevoerd door anderen. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend. Dat wordt hierna uitgelegd.
5.2.
In artikel 7:759 BW is, voor zover hier van belang, bepaald dat indien het werk na oplevering gebreken vertoont waarvoor de aannemer aansprakelijk is, de opdrachtgever, tenzij zulks in verband met de omstandigheden niet van hem kan worden gevergd, de aannemer in de gelegenheid moet stellen de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen. Uit de wetsgeschiedenis van dit artikel kan worden afgeleid dat de wetgever met het begrip ‘wegnemen van de gebreken’ het oog heeft gehad op het door de aannemer verrichten van herstelwerkzaamheden.
5.3.
De wetgever heeft in artikel 7:759 BW voor de aannemer een aanspraak ten opzichte van de opdrachtgever gecreëerd om in de gelegenheid te worden gesteld de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen. De gedachte hierachter is, zo blijkt uit de memorie van toelichting (MvT, Kamerstukken II 1992/93, 23095, nr. 3, p. 29), dat in het algemeen gewenst is dat de aannemer het betalen van vervangende (en aanvullende) schadevergoeding zoveel mogelijk kan ontgaan door de gebreken in een redelijke termijn zelf te herstellen. Het zelf herstellen zal voor de aannemer doorgaans minder kosten meebrengen dan het vergoeden van herstel verricht door een derde. Indien de aannemer geen gebruik maakt van de gelegenheid en weigert de gebreken te herstellen, kan de opdrachtgever de gebreken door een derde laten herstellen.
5.4.
Het is in beginsel aan de aannemer om te bepalen op welke wijze gebreken zullen worden hersteld, tenzij het zonneklaar is dat de door de aannemer voorgestane wijze van herstel ondeugdelijk is. Daarbij geldt dat ook herstelwerkzaamheden moeten (a) voldoen aan de eisen van goed en deugdelijk werk en (b) worden uitgevoerd met inachtneming van hetgeen tussen partijen is overeengekomen.
5.5.
De kantonrechter stelt vast dat, nadat [eiser] eerst andere aannemers onderzoek naar het werk heeft laten verrichten, [gedaagden] heeft aangeboden het werk “onder garantie en volgens de geldende voorschriften” te herstellen. [eiser] heeft echter [gedaagden] géén kans gegeven het probleem naar eigen inzicht op te heffen. Hij verlangde immers dat [gedaagden] instemde met de voorwaarden die hij in het ‘plan van eisen’ stelde aan het herstel. Het is echter aan [gedaagden] om te bepalen op welke wijze zij het gebrek wilde wegnemen. Door [eiser] is niet (gemotiveerd) gesteld en evenmin is gebleken dat het volstrekt duidelijk was dat een door [gedaagden] voorgestane wijze van herstel ondeugdelijk was of dat zonneklaar was dat [gedaagden] niet in staat zou zijn de gebreken te herstellen. De stelling van [eiser] dat de in 2019 uitgevoerde reparatie niet het gewenste resultaat heeft gebracht, is daarvoor onvoldoende. Daarbij heeft [eiser] niet weersproken dat op dat geen andere gebreken aan het dak zichtbaar waren.
5.6.
Het was derhalve aan [gedaagden] om de keuze te maken hoe zij de oorzaak van de lekkage wilde vaststellen en hoe zij de lekkage zou herstellen, met dien verstande dat die herstelmethode diende te voldoen aan de norm van goed en deugdelijk werk. Indien door [gedaagden] gepleegd herstel onverhoopt niet zou hebben geleid tot een structurele opheffing van de lekkage, dan had zij in beginsel verder mogen gaan met de uitvoering van nadere herstelwerkzaamheden totdat deze gebreken wel definitief waren verhopen, dan wel tot zich de situatie zou hebben voorgedaan dat het toelaten van [gedaagden] tot nadere herstelwerkzaamheden niet meer van [eiser] kon worden gevergd. [eiser] heeft hier niet op gewacht maar [yyy] het werk laten uitvoeren. Daarmee heeft [eiser] [gedaagden] onvoldoende in de gelegenheid gesteld om tot herstel over te gaan en verkeerde [gedaagden] niet in verzuim.
5.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat de kosten die [eiser] in verband met die herstel-werkzaamheden heeft gemaakt, niet ten laste van [gedaagden] kunnen komen
5.8.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt. De kosten van [gedaagden] worden vastgesteld op € 311,00 aan salaris van de gemachtigde voor het bijwonen van de zitting van 7 juni 2022.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagden] worden vastgesteld op een bedrag van € 311,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagden] .
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter