ECLI:NL:RBNHO:2022:5347
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen administratieve sanctie en zekerheidstelling in het kader van de WAHV
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door betrokkene tegen een administratieve sanctie, opgelegd in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Betrokkene had een boete ontvangen en had hiertegen beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 22 maart 2022 heeft betrokkene aangevoerd niet in staat te zijn de in artikel 11 WAHV voorgeschreven zekerheid te betalen. Hoewel betrokkene niet op de zitting verscheen, heeft hij zich afgemeld en een brief ingediend. In deze brief verzocht hij om een voorwaardelijke aanhouding van de zaak, maar de kantonrechter heeft aangegeven daar geen behoefte aan te hebben. Hierdoor kon de zaak inhoudelijk worden beoordeeld.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene geen inkomensgegevens heeft verstrekt en niet op de zitting is verschenen om zijn situatie toe te lichten. Daarom was er geen grond om de zekerheidstelling te verlagen. De kantonrechter heeft betrokkene nogmaals de gelegenheid gegeven om de zekerheid van € 234,00 te betalen, met de instructie dat dit bedrag binnen vier weken na verzending van de uitspraak op de rekening van het Centraal Justitieel Incassobureau moet worden bijgeschreven. Indien betrokkene niet aan deze verplichting voldoet, zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, wat betekent dat de kantonrechter het beroep dan niet inhoudelijk kan beoordelen.