ECLI:NL:RBNHO:2022:5291

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
17 juni 2022
Zaaknummer
9609830 \ CV EXPL 21-8843
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst bouw woning en tekortkoming in nakoming

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser en gedaagde over een aannemingsovereenkomst voor de bouw van een woning. Eiser stelt dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat het buitenschilderwerk aan de woning in kwaliteit is achteruitgegaan. Eiser heeft gedaagde in gebreke gesteld en vordert schadevergoeding voor de herstelkosten van € 14.400,-. Gedaagde betwist de vordering en erkent slechts een deel van de schade, namelijk € 2.400,-, dat hij bereid is te vergoeden. De kantonrechter oordeelt dat eiser haar stelling dat gedaagde tekort is geschoten onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. De kantonrechter wijst de vordering van eiser af, met uitzondering van het erkende deel van € 2.400,-. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen. De uitspraak is gedaan door kantonrechter M.M. Kruithof op 8 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9609830 \ CV EXPL 21-8843
Uitspraakdatum: 8 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser sub 1]

2. [eiser sub 2]
beide wonende te [woonplaats]
eisers
verder gezamenlijk te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. B.J. van Dijk
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Aannemersbedrijf [AA] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
de zaak in het kort
Eiser en gedaagde hebben een aannemingsovereenkomst gesloten voor de bouw van een woning. Het buitenschilderwerk aan de woning is in iets meer dan een jaar tijd achteruit gegaan. Eiser vindt dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst en gedaagde heeft dat betwist. De kantonrechter vindt dat eiser haar stelling gelet op de betwisting van gedaagde onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt en wijst daarom de vordering af, met uitzondering van het deel wat door gedaagde erkend is.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 24 december 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk op de dagvaarding geantwoord.
1.2.
Op 10 mei 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft met [gedaagde] op 28 september 2017 een overeenkomst van aanneming van werk gesloten voor de bouw van een woning aan de [adres] in [woonplaats] .
2.2.
De gevel van de woning is bekleed met geschilderde houten planken. Partijen zijn een aflopende garantie van vijf jaar op het schilderwerk overeengekomen. Dat houdt in dat bij gebreken aan het schilderwerk, [gedaagde] in het eerste jaar 100% van de herstelkosten vergoedt, in het tweede jaar 80% etc.
2.3.
Op 15 februari 2019 is de woning opgeleverd. In maart 2020 heeft [eiser] voor het eerst geconstateerd dat het schilderwerk niet meer goed was. Zij heeft [gedaagde] hier bij e-mail van 15 april 2020 over geïnformeerd en verzocht om herstel van het schilderwerk. Dat verzoek is bij brief van 19 oktober 2020 herhaald, waarbij [gedaagde] in gebreke is gesteld en in de gelegenheid is gesteld de vermeende gebreken (waaronder ook herstel van gescheurde planken) binnen zes weken te herstellen.
2.4.
Omdat het schilderwerk volgens [gedaagde] in die periode in verband met de weersomstandigheden niet hersteld kon worden, hebben partijen afgesproken dat het schilderwerk op 6 april 2021 zou worden uitgevoerd. Uiteindelijk hebben er op 5 en 6 mei 2021 herstel/schilderwerkzaamheden plaatsgevonden. De planken zijn toen niet rond geschuurd. [eiser] heeft getekend voor het opleververslag van de werkzaamheden.
2.5.
Op 1 augustus 2021 heeft inspecteur [XX] van Adviesbureau [XX] (hierna: [adviesbureau] ) de gevelbekleding en het schilderwerk beoordeeld. In zijn advies heeft hij geschreven:
‘Het afbladderen van het schilderwerk wordt veroorzaakt door het onvoldoende afschuinen van de randen van de geveldelen en boei delen de randen zijn scherp waardoor de dekking van het schilderwerk daar onvoldoende is en afbreekt op de rand. Vervolgens komt er vocht achter het schildwerk waardoor het loslaat van het hout. […]Langs de kozijnen en hoeken zijn de geveldelen los gekomen van het achterhout. De bevestigingsmiddelen zijn onvoldoende of niet goed gemonteerd in het achterhout. […]Het snel terug lopen in kwaliteit van het schilderwerk wordt veroorzaakt door niet voldoende afschuinen van de randen van de houten delen. Voordat opnieuw geschilderd wordt dienen alle randen van de houten geveldelen en boeidelen voldoende te worden afgerond zodat de verflaag moet rond gaat over de rand. De losgelaten geveldelen opnieuw bevestigen aan het achterhout De gescheurde geveldelen en verkeerd gezaagde geveldelen vervangen voor nieuwe delen. Voordat de gevel wordt overgeschilderd dienen alle nieuw aangebracht delen en afgeronde randen afgewerkt te worden met een totaal schilderwerk systeem als reeds uitgevoerd. Dit is noodzakelijk om de kwaliteit en structuur van het nieuwe werk gelijk te krijgen met het bestaande werk. Aansluitend moet de gehele gevel worden overgeschilderd.Kosten indicatie werkzaamheden incl. BTW- Plaatsen steiger 4 weken € 4.250,=- Vervangen 3 geveldelen lang ca 4 meter € 2.400,=- Afronden geveldelen € 1.500,=- Overschilderen gevel bekleding € 6.250,=Totaal herstelwerk € 14.400,=’

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 14.400,- en de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de door [gedaagde] gebouwde woning na de oplevering gebreken is gaan vertonen en dat [gedaagde] daarvoor aansprakelijk is. Daarom is [gedaagde] tekort geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. [eiser] heeft [gedaagde] een redelijke termijn geboden om de gebreken te herstellen. [gedaagde] heeft dat niet gedaan en is in verzuim. [eiser] vordert daarom een vervangende schadevergoeding.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering gedeeltelijk. [gedaagde] heeft erkend dat het loslaten van de geveldelen aan hem te wijten is en zich bereid verklaard de door [adviesbureau] begrootte kosten voor het herstel daarvan van € 2.400,- te vergoeden. Verder heeft hij de vordering betwist. Hij voert aan – samengevat – dat het werk wat hij geleverd heeft, voldoet aan de aannemingsovereenkomst. Daarmee is volgens hem geen sprake van een gebrek. Volgens hem is bewust gekozen voor dit type plank met de scherpe (niet afgeschuinde/afgeronde) randen en was bij [eiser] bekend, althans had bekend moeten zijn, dat dit leidt tot frequenter onderhoud, mede omdat [eiser] in het bouwproces werd bijgestaan door een architect en bouwbegeleider. Ten slotte heeft [gedaagde] benoemd dat [eiser] het meerwerk nog niet volledig betaald heeft.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. De kantonrechter vindt dat dat niet aannemelijk is geworden. Dat oordeel wordt als volgt toegelicht.
5.2.
[gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van een tekortkoming. Partijen zijn het erover eens dat het relatief snel loslaten van het schilderwerk het gevolg is van het feit dat de planken op de gevel niet zijn afgerond/afgeschuind en dus scherpe randen hebben. Volgens [gedaagde] voldoet dat aan de aannemingsovereenkomst, omdat op het bestek en de bijbehorende tekeningen te zien is dat de planken juist niet afgerond moesten worden. Daarom voldoet het werk volgens hem aan het bestek en daarmee ook aan de aannemingsovereenkomst. [gedaagde] heeft ter zitting aangegeven dat hij tekeningen kan overleggen van andere aannemingsprojecten waarop wel degelijk afgeronde hoeken te zien zijn. Dat onderstreept dat dat hier niet was overeengekomen, aldus [gedaagde] .
5.3.
[eiser] is het niet eens met wat [gedaagde] aanvoert. Ter zitting heeft zij toegelicht dat volgens haar op een tekening nooit te zien is dat houten rabatdelen (planken zoals hier zijn gebruikt) afgerond moeten worden en dat er zonder meer van uit mag worden gegaan dat die afronding wel plaatsvindt.
5.4.
Aangezien [eiser] zich beroept op een tekortkoming van [gedaagde] , is het bij betwisting van die stelling door [gedaagde] aan [eiser] om bewijs te leveren. Dat houdt in dat zij de stelplicht en bewijslast heeft met betrekking tot de feiten en omstandigheden waaruit volgt wat zij op grond van de aannemingsovereenkomst mocht verwachten. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] heeft [eiser] haar stelling dat zij mocht verwachten dat de planken afgerond zouden zijn onvoldoende aannemelijk gemaakt. Ook heeft zij geen bewijs aangeboden van haar stelling. Daarom kan niet worden vastgesteld dat het werk niet voldeed aan de overeenkomst. Dat de ter zitting aanwezige stiefvader van [eiser] , die werkzaam is in de bouwbranche, ook heeft verklaard dat op tekeningen altijd scherpe hoeken te zien zijn, maakt dat niet anders. Dat is gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] onvoldoende onderbouwing voor de stelling van [eiser]
5.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen, met uitzondering van het erkende deel van de vordering ter hoogte van € 2.400,-.
5.6.
Ten overvloede wordt overwogen dat [gedaagde] in zijn conclusie van antwoord heeft vermeld dat [eiser] nog een bedrag van € 2.430,41 aan hem moet betalen in verband met meerwerk. Ter zitting heeft [gedaagde] toegelicht dat hij deze opmerking niet als tegenvordering heeft bedoeld, maar dat hij wel een beroep doet op verrekening voor zover hij iets aan [eiser] moet betalen. [eiser] heeft betwist dat zij nog iets aan [gedaagde] moet betalen. Gelet op die betwisting is de gegrondheid van dat verweer niet op eenvoudige wijze vast te stellen en heeft [gedaagde] zijn stelling dat hij nog geld van [eiser] krijgt, onvoldoende aannemelijk gemaakt. Op grond van artikel 6:136 BW slaagt het verrekeningsverweer daarom niet.
5.7.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 2.400,-;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter