Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1] ,
2.[gedaagde 2] ,
1.De procedure
- de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening van 18 februari 2022
- de incidentele conclusie van antwoord van 30 maart 2022 aan de zijde van [gedaagde 1] .
- de incidentele conclusie van antwoord van 30 maart 2022 aan de zijde van [gedaagde 2] .
- de akte ‘uitlaten in het incident’ van 13 april 2022 aan de zijde van [eiser] .
2.Feiten
3.De beoordeling in het incident
- i) een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] willens en wetens onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] door valse verklaringen in te brengen zowel in het kort geding C/15/271865/KG ZA 18-215 als in een strafrechtelijke aangifte.
- ii) Een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aansprakelijk zijn voor de schade die [eiser] heeft opgelopen als gevolg van hun onrechtmatige handelen.
- iii) Het vonnis van de voorzieningenrechter van 9 mei 2018 te herroepen, dan wel te vernietigen, althans buiten werking te stellen.
- iv) [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te verbieden het vonnis van 9 mei 2018 op welke manier dan ook ten uitvoer te leggen en hen te verbieden dwangsommen op te eisen en/of daarvoor beslag te leggen, althans het beslag op te heffen.
- v) [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen tot terugbetaling van het voorschot en de proceskosten.
Op deze website en elders heb ik in diverse schrijfsels gesuggereerd dat [gedaagde 1] getuige zou zijn geweest van de moord op [betrokkene 1] of anderszins direct bij de moord betrokken zou zijn. Deze suggestie is onjuist. Ik heb in de omstreeks tien jaar dat ik mij met deze zaak beziggehouden heb, geen enkel deugdelijk bewijs voor deze suggestie kunnen vinden”,slechts voor een periode van drie weken op zijn website had geplaatst en daarmee volgens de voorzieningenrechter niet aan de veroordeling van het vonnis van 9 mei 2018 had voldaan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde 1] daarom gerechtigd was de verbeurde dwangsommen te incasseren. Dit oordeel is in hoger beroep door het Gerechtshof Den Haag bekrachtigd.
4.De beslissing
22 juni 2022voor conclusie van antwoord.