ECLI:NL:RBNHO:2022:5214

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
15.063321.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van brandstichting na onduidelijkheid over de oorzaak van de brand

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting in haar woning te Julianadorp op 13 maart 2022. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de openbare terechtzitting van 7 juni 2022, waar de officier van justitie, mr. L. Rienks, de verdachte heeft aangeklaagd en een gevangenisstraf van 18 maanden heeft geëist, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.J. Jorna, pleitte voor vrijspraak, stellende dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er op de datum van de brand een incident heeft plaatsgevonden in de woning van de verdachte, maar er was onvoldoende bewijs om te concluderen dat de brand opzettelijk was aangestoken. De verdachte verklaarde dat zij buiten stond te roken toen de brand ontstond en dat zij een harde knal hoorde, gevolgd door een grote vlam. De deskundige die het sporenonderzoek uitvoerde, kon geen duidelijke brandoorzaak vaststellen en sloot een technische of elektrische oorzaak niet uit.

Gezien het gebrek aan bewijs over de oorzaak van de brand en de mogelijkheid dat deze niet opzettelijk was ontstaan, heeft de rechtbank geoordeeld dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van brandstichting, en verklaarde dat er geen bewijs was voor de opzet op brandstichting. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken op 21 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.063321.22 (P)
Uitspraakdatum: 21 juni 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 juni 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Rienks en van hetgeen de verdachte en haar raadsman, mr. J.J. Jorna, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 13 maart 2022 te Julianadorp, gemeente Den Helder, opzettelijk brand heeft gesticht in haar woning (van Stichting [naam 1] en/of Vastgoedbedrijf [naam 2]), door open vuur in aanraking te brengen met (de bekleding van) één of meer zitbank(en) in de woonkamer en/of daarop liggende kussens en/of andere voorwerpen, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan een of meer goederen in die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten nabij gelegen woning(en), en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te weten (onder andere) bewoners van de nabij gelegen woning(en), te duchten was.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en acht de verdachte daarvoor strafbaar. Het door een psycholoog opgestelde Pro Justitia rapport biedt \onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat het ten laste gelegde feit niet of verminderd aan de verdachte kan worden toegerekend. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf moeten de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat op grond van de inhoud van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte (opzettelijk)brand heeft gesticht.
3.3
Vrijspraak
Op basis van het dossier en de behandeling op de terechtzitting van 7 juni 2022 kan worden vastgesteld dat op 13 maart 2022 brand heeft gewoed in de woning van de verdachte aan de [adres].
Zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat zij buiten een sigaret stond te roken op het moment dat de brand ontstond. Zij hoorde toen ze buiten stond een harde knal en zag daarna een grote vlam. Voordat zij naar buiten ging, was er volgens haar nog geen brand in de woning.
In de woning van de verdachte is door verbalisant [naam 3], deskundige brandonderzoek, een sporenonderzoek naar het verloop en de oorzaak van de brand uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek heeft de onderzoeker slechts kunnen concluderen dat de brand is ontstaan op de benedenverdieping van de woning. Een duidelijke brandoorzaak kon niet meer worden vastgesteld. De deskundige sluit een technisch/elektrische oorzaak voor de brand niet uit. Ook uit de overige bevindingen in het dossier blijkt niet hoe de brand is ontstaan.
Nu niet kan worden vastgesteld hoe de brand is ontstaan en of daarbij sprake was van brandstichting, kan het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend worden bewezen. In het licht van het voorgaande komt de rechtbank niet meer toe aan de vraag of de verdachte opzet heeft gehad op brandstichting.
De rechtbank is dus van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

4.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.H. de Regt, voorzitter,
mr. H.D. Overbeek en mr. M.C.J. Lommen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 juni 2022.