ECLI:NL:RBNHO:2022:5212

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
15.106077.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens gebrek aan bewijs in een zaak van vermeende verkrachting

Op 16 juni 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting. De zaak betrof een incident dat plaatsvond op 17 augustus 2020 in Zandvoort, waarbij de aangeefster, onder invloed van alcohol, zou zijn gedwongen tot seksuele handelingen door de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van de aangeefster niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs, zoals getuigenverklaringen of forensisch bewijs. De verklaring van de aangeefster was op essentiële onderdelen niet te bevestigen, wat leidde tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor een bewezenverklaring van verkrachting. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van het ten laste gelegde feit. De rechtbank benadrukte dat zedendelicten vaak moeilijk te bewijzen zijn, vooral wanneer de dader ontkent en er geen objectieve informatie beschikbaar is die de verklaringen van de betrokkenen ondersteunt. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de zaak werd behandeld in tegenspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.106077.21 (P)
Uitspraakdatum: 16 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 juni 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 augustus 2020 in de gemeente Zandvoort, in elk geval in
Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer]
, en/of
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid, hieruit dat hij, verdachte,
(terwijl die [slachtoffer] onder invloed van (grote hoeveelheden) alcohol was),
- met kracht zijn penis in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd, en/of
daarbij de haren van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of daaraan heeft
getrokken, en/of
- die [slachtoffer] met kracht heeft omgedraaid met haar gezicht naar een muur,
en/of
- met kracht de broek en/of de onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden
heeft getrokken, en/of
- daarbij hard aan de haren van die [slachtoffer] heeft getrokken, en/of
- met kracht zijn, verdachtes, hand op de keel van die [slachtoffer] heeft geplaatst
en/of in de keel van die [slachtoffer] heeft geknepen, en/of
- met kracht de billen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft getrokken, en/of
- met kracht zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd
en/of gebracht.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig (36) maanden.
De officier van justitie heeft daartoe, onder meer en samengevat weergegeven, naar voren gebracht dat de aangifte van [slachtoffer] ondersteund wordt door de verklaring van haar vriendin [getuige 1] , door de verklaring van de partner van aangeefster [getuige 2] , en door de emotionele toestand waarin aangeefster zich bevond, zoals waargenomen door [getuige 1] en door de politie. Daarnaast wordt haar verklaring ondersteund door het bij haar aangetroffen letsel dat is gezien en gefotografeerd door de vriend van de aangeefster en dat past bij haar verklaring en door de resultaten van het forensisch onderzoek waaruit onder meer naar voren komt dat sperma van de verdachte op het kruis van de slip van de aangeefster en zijn DNA- op de tailleband van die slip is aangetroffen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde.
De raadsman heeft daartoe - samengevat - het volgende naar voren gebracht.
De verdachte heeft erkend - met wederzijds goedvinden - seks te hebben gehad met aangeefster [slachtoffer] . Uit het dossier, de verklaringen van de aangeefster en de overige bewijsmiddelen, blijkt niet dat in dat verband sprake is geweest van geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, waardoor de aangeefster werd gedwongen tot het verrichten en ondergaan van seksuele handelingen. De aangeefster weet zich weinig meer te herinneren en ook de resultaten van het forensisch onderzoek leveren geen bewijs op voor verkrachting door de verdachte van de aangeefster. Daar komt bij dat niet is vastgesteld hoe de aangeefster aan het letsel is gekomen; letsel dat ook in de context van vrijwillig seksueel contact zou kunnen passen. Ook de verklaringen van [getuige 1] , die niets heeft gezien en van de aangeefster heeft gehoord wat er zou zijn gebeurd, en de verklaring van de partner van de aangeefster waarvoor hetzelfde geldt, kunnen niet bijdragen aan het bewijs. De bron is immers telkens de aangeefster. De raadsman wijst voorts nog op het whatsappverkeer tussen de verdachte en de aangeefster waaruit evenmin kan worden afgeleid dat de verdachte iets tegen de wil van de aangeefster zou hebben gedaan. Uit het whatsappverkeer blijkt juist dat de verdachte de aangeefster heeft willen helpen.

4.VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.

De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Als vaststaand kan, gelet op de verklaringen van de aangeefster en de verdachte en gelet op de resultaten van het forensisch onderzoek, worden aangenomen dat de aangeefster en de verdachte op 17 augustus 2020 seks, onder meer in de zin van geslachtsgemeenschap, met elkaar hebben gehad.
Om tot een bewezenverklaring te komen van verkrachting, zal in de eerste plaats vast moeten komen te staan dat de verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, de aangeefster heeft gedwongen om seksuele handelingen te ondergaan en/of te verrichten. De onderhavige verdenking heeft blijkens de tenlastelegging onder meer het oog op het dwingen om de verdachte te pijpen en het door de verdachte met zijn penis vaginaal bij de aangeefster binnendringen, terwijl de aangeefster onder invloed was van alcohol.
Zedendelicten zijn naar hun aard feiten waarbij vaak alleen de dader en het slachtoffer betrokken zijn. In het geval van een ontkennende verdachte kan dit tot bewijsproblemen leiden. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Niet is vereist dat het misbruik steun vindt in ander bewijsmateriaal, het is afdoende wanneer de verklaring van aangeefster op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag dan geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
De verdachte heeft ter zitting een verklaring afgelegd, welke kort gezegd inhoudt dat hij vrijwillig seksueel contact heeft gehad met de aangeefster waarbij hij zijn penis in haar vagina heeft gehad, hij door de aangeefster is gepijpt en waarbij hij ook is klaargekomen. . Dat zijn DNA ook op de tailleband van haar slip is aangetroffen kan volgens de verdachte worden verklaard door de omstandigheid dat zij eerst hebben staan zoenen en vrijen tegen een auto in de buurt van de steeg. De aangeefster heeft in haar verklaring tegenover de rechter-commissaris, verklaard dat zij niet meer weet of zij met dit seksueel contact heeft ingestemd. Zij heeft er geen herinnering aan. De rechtbank stelt vast dat het dossier geen objectieve informatie bevat, die één van beide lezingen ondersteunt dan wel diskwalificeert. Het is kort gezegd de verklaring van de aangeefster, die zoals hiervoor aangegeven zich niet veel meer kan herinneren van de betreffende gebeurtenis, tegenover de verklaring van de verdachte. Getuigenverklaringen, forensisch bewijs of medische informatie waaruit zou kunnen blijken dat verdachte de aangeefster tot seksuele handelingen heeft gedwongen ontbreken. De verklaring van getuige [getuige 1] , die het verhaal van de aangeefster heeft gehoord en niet uit eigen waarneming kan verklaren, en de verklaring van de partner van aangeefster kunnen daartoe evenmin als (ondersteunend) bewijs worden gezien.
Omdat de verklaring van aangeefster op essentiële onderdelen niet wordt ondersteund door ander bewijs staat dit aan een bewezenverklaring van verkrachting in de weg.
De rechtbank zal verdachte daarom van het tenlastegelegde vrijspreken.

4.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Visser, voorzitter,
mr. C.W.M. Giesen en mr. M.E. Francke, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 juni 2022.