Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de beschikking van deze rechtbank van 29 september 2021 en de daarin genoemde stukken;
- het rapport van de Raad van 25 januari 2022;
- het F-formulier van de advocaat van de moeder van 23 februari 2022.
2.De verdere beoordeling
- het verzoek van de moeder tot wijziging van de kinderbijdrage is afgewezen;
- de moeder is veroordeeld in de kosten van de procedure, voor zover deze betrekking hebben op de verzochte kinderbijdrage, die de rechtbank heeft begroot op € 1.209;
- de rechtbank heeft verstaan is dat de bij beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 8 januari 2019 vastgestelde zorgregeling door de moeder dient te worden nagekomen;
- de moeder is veroordeeld om aan de vader een dwangsom te betalen van € 500 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijft deze zorgregeling na te komen, tot een maximum van € 10.000 is bereikt;
- de Raad is verzocht ten aanzien van de hoofdverblijfplaats een onderzoek te verrichten ter beantwoording van de vraag bij wie van de ouders [de minderjarige] het beste zijn hoofdverblijfplaats kan hebben, zodat [de minderjarige] onbelast contact kan hebben met zijn beide ouders. Indien en voor zover de Raad vaststelt dat er sprake is van (enige mate van) ouderonthechting, wordt verzocht aan te geven in welke mate dat speelt en wat daarvoor de vermoedelijke oorzaken zijn. Als ouderonthechting aan de orde is, wordt de Raad verzocht bij zijn advies de afweging tussen de korte en de lange termijn effecten van voortgezet hoofdverblijf bij de moeder of wijziging van hoofdverblijf naar de vader inzichtelijk te maken. Als wijziging van het hoofdverblijf wordt geadviseerd zou bij de afweging het risico kunnen worden betrokken dat de vader zich op zijn beurt als coalitie-ouder gaat opstellen, waardoor een eventueel loyaliteitsconflict in feite onverminderd aanwezig blijft.
- de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot vernietiging van het deel van voornoemde beschikking van 6 mei 2021 waarin de rechtbank heeft verstaan dat de door het hof op 8 januari 2019 vastgestelde zorgregeling moet worden nageleefd;
- voornoemde beschikking van 6 mei 2021 vernietigd voor zover daarbij een dwangsom is bepaald en het verzoek van de vader afgewezen, om aan de nakoming van de bij beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 8 januari 2019 opgelegde zorgregeling ten laste van de moeder een dwangsom te verbinden.
3.Uitleg voor [de minderjarige]
4.De beslissing
[datum]in het gerechtsgebouw van deze rechtbank in Haarlem, Jansstraat 81;
- de moeder en haar advocaat mr. A.C. Mens;
- de vader en zijn advocaat mr. M. Erik;
- de GI;
- de Raad;