ECLI:NL:RBNHO:2022:5151

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
C/15/309368 / FA RK 20-5966
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contactherstel tussen vader en minderjarige met kindvriendelijke uitleg en zorgregeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 15 juni 2022, gaat het om contactherstel tussen een vader en zijn minderjarige kind. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.C. Mens, en de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Erik, zijn betrokken in twee procedures met de nummers C/15/309368 / FA RK 20-5966 en C/15/317477 / FA RK 21-2973. De rechtbank heeft eerder beslissingen genomen over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van het kind, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming is ingeschakeld voor advies. De rechtbank heeft vastgesteld dat het kind sinds mei 2020 geen contact meer heeft gehad met de vader, wat een bedreiging vormt voor zijn ontwikkeling. Ondanks de wensen van het kind om geen contact met de vader te hebben, oordeelt de rechtbank dat er gewerkt moet worden aan een zorgregeling. De GI (gecertificeerde instelling Jeugdbescherming) is opgedragen om een plan van aanpak op te stellen voor contactherstel en om de ouders te ondersteunen in hun rol. De rechtbank houdt de procedure aan om de voortgang van het contactherstel te evalueren. De beslissing benadrukt het belang van contact met beide ouders voor de ontwikkeling van het kind.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
hoofdverblijfplaats / zorgregeling
zaak-/rekestnr.: C/15/309368 / FA RK 20-5966 en C/15/317477 / FA RK 21-2973
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 15 juni 2022
in de zaak (met nummer C/15/309368 / FA RK 20-5966) van:
[de moeder],
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.C. Mens, kantoorhoudende te Hoofddorp,
tegen
[de vader],
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M. Erik, kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
--betreffende--
[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
roepnaam [de minderjarige] ,
hierna te noemen: de minderjarige of [de minderjarige] .
en in de zaak (met nummer C/15/317477 / FA RK 21-2973) van:
de moeder,
advocaat mr. A.C. Mens, kantoorhoudende te Hoofddorp,
--tegen—
de vader,
advocaat mr. M. Erik, kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
--betreffende—
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
roepnaam [de minderjarige] ,
hierna te noemen: de minderjarige of [de minderjarige] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure met nummer C/15/309368 / FA RK 20-5966 blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 6 mei 2021 en de daarin genoemde stukken;
- de brief van de advocaat van de moeder van 9 september 2021;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) van 3 november 2021;
- het F-formulier van de advocaat van de vader van 22 november 2021;
- het F-formulier van de advocaat van de vader van 14 februari 2022.
1.2.
Het verloop van de procedure met nummer C/15/317477 / FA RK 21-2973 blijkt uit:
  • de beschikking van deze rechtbank van 29 september 2021 en de daarin genoemde stukken;
  • het rapport van de Raad van 25 januari 2022;
  • het F-formulier van de advocaat van de moeder van 23 februari 2022.
1.3.
De behandeling van de zaken heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 mei 2022 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. A.C. Mens en de vader door mr. M. Erik. Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad. Hiernaast was [vertegenwoordiger van de GI] aanwezig namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (regio Amsterdam) (hierna te noemen: de GI).
1.4.
Bij beschikking van 7 januari 2019 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is daarna verlengd, voor het laatst tot 7 juli 2022. Gelijktijdig met deze zaken is het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] met een half jaar te verlengen (bij de rechtbank bekend onder het nummer C/15/327325 / JU RK 22-604) behandeld, welk verzoek de kinderrechter bij beschikking van 15 juni 2022 heeft toegewezen.
1.5.
[de minderjarige] heeft voorafgaand aan de zitting zijn mening in raadkamer kenbaar gemaakt.

2.De verdere beoordeling

in de zaak met nummer C/15/309368 / FA RK 20-5966 - hoofdverblijf
2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 6 mei 2021 is als volgt beslist:
  • het verzoek van de moeder tot wijziging van de kinderbijdrage is afgewezen;
  • de moeder is veroordeeld in de kosten van de procedure, voor zover deze betrekking hebben op de verzochte kinderbijdrage, die de rechtbank heeft begroot op € 1.209;
  • de rechtbank heeft verstaan is dat de bij beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 8 januari 2019 vastgestelde zorgregeling door de moeder dient te worden nagekomen;
  • de moeder is veroordeeld om aan de vader een dwangsom te betalen van € 500 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijft deze zorgregeling na te komen, tot een maximum van € 10.000 is bereikt;
  • de Raad is verzocht ten aanzien van de hoofdverblijfplaats een onderzoek te verrichten ter beantwoording van de vraag bij wie van de ouders [de minderjarige] het beste zijn hoofdverblijfplaats kan hebben, zodat [de minderjarige] onbelast contact kan hebben met zijn beide ouders. Indien en voor zover de Raad vaststelt dat er sprake is van (enige mate van) ouderonthechting, wordt verzocht aan te geven in welke mate dat speelt en wat daarvoor de vermoedelijke oorzaken zijn. Als ouderonthechting aan de orde is, wordt de Raad verzocht bij zijn advies de afweging tussen de korte en de lange termijn effecten van voortgezet hoofdverblijf bij de moeder of wijziging van hoofdverblijf naar de vader inzichtelijk te maken. Als wijziging van het hoofdverblijf wordt geadviseerd zou bij de afweging het risico kunnen worden betrokken dat de vader zich op zijn beurt als coalitie-ouder gaat opstellen, waardoor een eventueel loyaliteitsconflict in feite onverminderd aanwezig blijft.
De Raad is verzocht de rechtbank ter zake te adviseren.
De beslissing over de hoofdverblijfplaats is aangehouden tot 4 augustus 2021 PRO FORMA.
2.2.
De advocaat van de moeder heeft de rechtbank bij brief van 9 september 2021 bericht dat zij tegen de beschikking van 6 mei 2021 hoger beroep heeft ingesteld.
2.3.
De Raad heeft op 3 november 2021 rapport uitgebracht. Uit dit rapport blijkt dat de Raad op de in het rapport aangegeven gronden adviseert om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] niet te wijzigen.
2.4.
Het gerechtshof Amsterdam heeft bij beschikking van 23 november 2021:
  • de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot vernietiging van het deel van voornoemde beschikking van 6 mei 2021 waarin de rechtbank heeft verstaan dat de door het hof op 8 januari 2019 vastgestelde zorgregeling moet worden nageleefd;
  • voornoemde beschikking van 6 mei 2021 vernietigd voor zover daarbij een dwangsom is bepaald en het verzoek van de vader afgewezen, om aan de nakoming van de bij beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 8 januari 2019 opgelegde zorgregeling ten laste van de moeder een dwangsom te verbinden.
2.5.
Namens de vader is ter zitting aangegeven dat hij zijn verzoek om te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij hem zal zijn niet langer handhaaft. De rechtbank zal gelet hierop beslissen zoals hieronder onder 4.1. is aangegeven.
2.6.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
in de zaak met nummer C/15/317477 / FA RK 21-2973 – verdeling zorg- en opvoedingstaken
2.7.
Bij beschikking van deze rechtbank van 29 september 2021 is de moeder in haar verzoek tot schorsing van de zorgregeling niet-ontvankelijk verklaard. Hiernaast is de Raad verzocht het lopende onderzoek in de procedure met kenmerk C/15/309368 / FA RK 20-5966 uit te breiden met een onderzoek ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ter beantwoording van de vraag of het belang van [de minderjarige] zich tegen een zorgregeling verzet en zo dit niet het geval is, met welke regeling [de minderjarige] het beste af is. Indien door de Raad begeleiding noodzakelijk wordt geacht, wordt verzocht te adviseren wie aan die begeleiding uitvoering zal kunnen geven, voor welke periode, met welke frequentie en op welke locatie. De Raad is verzocht de rechtbank ter zake te adviseren.
De beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is PRO FORMA aangehouden tot 19 januari 2022.
2.8.
De Raad heeft op 25 januari 2022 rapport uitgebracht. In dit rapport wordt – voor zover relevant – het volgende overwogen en geadviseerd:
2.8.1.
De Raad adviseert de rechtbank om de zorgregeling zoals bepaald in beschikking van het gerechtshof van 8 januari 2019 te handhaven.
2.8.2.
Het belang van [de minderjarige] verzet zich niet tegen het vaststellen van een regeling.
De Raad adviseert instandhouding van de huidige zorgregeling van [de minderjarige] . Dit is zo afgesproken met ouders en Jeugdbescherming en de Raad denkt dat dit een passende zorgregeling is voor [de minderjarige] met de vader.
2.8.3.
Jeugdbescherming zal een plan van aanpak opstellen om de zorgregeling van [de minderjarige] met vader gefaseerd op te starten. Dit was zo afgesproken met [naam] in het gesprek op 25 oktober 2021 en wordt verder opgepakt door [vertegenwoordiger van de GI] .
De Raad wil benadrukken dat het van groot belang is dat de hulpverlening direct opgestart wordt en dat er niet nog meer vertraging ontstaat in het contactherstel tussen vader en [de minderjarige] , omdat dit niet in het belang van [de minderjarige] is. Dat er begeleiding voor [de minderjarige] nodig is tijdens de eerste periode van omgang is wel duidelijk. In het raadsrapport van 3 november 2021 was de Raad al tot de conclusie gekomen dat begeleiding vanuit het Omgangshuis (of een dergelijke instantie) niet passend is voor [de minderjarige] . De Raad vindt het geen goed idee dat de moeder [de minderjarige] ergens naar toe moet brengen waarbij [de minderjarige] zijn moeder zogezegd moet "verlaten" om naar zijn vader te gaan.
Aan [vertegenwoordiger van de GI] is tijdens het gesprek op 22 december 2021, net als in het gesprek met [naam] op 25 oktober 2021, meegegeven dat het van belang is dat iemand, waarin [de minderjarige] vertrouwen heeft/krijgt, [de minderjarige] ophaalt bij de moeder thuis en vervolgens met [de minderjarige] naar de vader gaat; (eerst) ergens buiten de deur om bijvoorbeeld een ijsje te eten en/of naar vaders huis, waarbij deze vertrouwenspersoon van [de minderjarige] in eerste instantie ook aanwezig blijft tijdens de omgang. Deze vertrouwenspersoon kan de gezinsvoogd zijn of iemand anders, zoals de kindercoach of een andere hulpverlener (onafhankelijk van beide ouders, dus geen netwerk).
Als dit goed verloopt kan er op een gegeven moment worden toegewerkt naar uitbreiding van de contactmomenten en kunnen er momenten zonder begeleiding worden ingepland, waarbij [de minderjarige] alleen door zijn vertrouwenspersoon wordt gehaald en gebracht. Verloopt dit goed, dan kunnen ouders [de minderjarige] zelf gaan halen en brengen en/of [de minderjarige] kan wellicht zelf heen en weer gaan fietsen daar ouders bij elkaar in de buurt wonen. Vervolgens kan er uitbreiding volgen naar dagdelen omgang en logeermomenten bij vader, etc. tot de volledige beschikking wordt uitgevoerd. Dit heeft tijd nodig, maar beide ouders geven aan hiertoe bereid te zijn. Ook de vader kan meegaan in een (zo nodig langzaam) gefaseerde opbouw. De uitvoering van dit plan zal bij Jeugdbescherming liggen.
2.9.
De moeder heeft bij de Raad in reactie op het rapport aangegeven dat zij zich niet kan verenigen met het advies om de zorgregeling zoals vastgelegd in de beschikking van het gerechtshof van 8 januari 2019 te handhaven. Deze zorgregeling is op dit moment niet uitvoerbaar. Er zal eerst een begeleidingstraject opgestart moeten worden voor [de minderjarige] , de vader en de moeder alvorens de door het hof vastgestelde zorgregeling gecontinueerd kan worden.
2.10.
De vader heeft bij de Raad in reactie op het rapport aangegeven dat hij het met het advies eens is. Hij maakt zich wel zorgen over de uitvoering. [vertegenwoordiger van de GI] zou halverwege januari een plan maken. De vader heeft tot dan toe niets ontvangen. Ook over de
vertrouwenspersoon/hulpverlener heeft hij niets gehoord. De vader is bang dat alles te veel afhangt van de moeder en daarom in de uitvoering niet gaat werken. De moeder zegt dat zij meewerkt maar de vader is bang dat zij de toestemming aan [de minderjarige] niet kan verlenen. Daarom moet er volgens de vader een duidelijk plan komen en moet het zo snel mogelijk geconcretiseerd worden.
2.11.
De advocaat van de moeder heeft de rechtbank bij F-formulier van 23 februari 2022 bericht dat de moeder zich niet met het rapport van de Raad kan verenigen en dat zij verzoekt een mondelinge behandeling vast te stellen.
2.12.
De GI heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht.
Tijdens de verzochte verlengingstermijn in het kader van de ondertoezichtstelling zal een laatste poging tot contactherstel worden gedaan. De GI heeft het gevoel dat in deze zaak, waarin ouders al veel geprobeerd hebben, niet veel meer te behalen valt. Het is belangrijk om [de minderjarige] , met wie het goed gaat, overeind te houden. [de minderjarige] geeft heel duidelijk aan dat hij geen contact met zijn vader wil en ook geen gesprekken met de gezinsmanager of andere hulpverleners. Het wordt daarom ook niet in het belang van [de minderjarige] geacht om af te dwingen dat hij contact met een kindercoach heeft. De GI heeft de hoop dat [de minderjarige] op termijn – bijvoorbeeld wanneer hij ziet dat de moeder een goede klik met haar hulpverlener heeft – wel hulp zal gaan accepteren. De GI gunt [de minderjarige] contactherstel en dat hij leert om zijn zwart/wit gevoelens te nuanceren.
De moeder is bereid om hulpverlening via Unalzorg te accepteren. De GI heeft op 17 mei 2022 te horen gekregen dat deze hulp voor de moeder kan gaan starten. De moeder zal een hulpverlener krijgen die Irakees spreekt en die haar zal bijstaan om op een goede manier op [de minderjarige] te reageren. Hiernaast is de vader brieven en kaartjes naar [de minderjarige] gaan schrijven, om het beeld dat [de minderjarige] van hem heeft bij te schaven. De vader krijgt hierbij ondersteuning van Koel & Co. De GI heeft geprobeerd een kindercoach voor [de minderjarige] te zoeken, maar dat is niet gelukt.
2.13.
De Raad heeft ter zitting het eerder gegeven schriftelijke advies als volgt aangepast. Hoewel de Raad formeel geen bezwaren heeft tegen omgang tussen [de minderjarige] en de vader, acht de Raad het - gelet op hetgeen de gezinsmanager ter zitting naar voren heeft gebracht – niet langer in het belang van [de minderjarige] om een zorgregeling te bepalen. De gezinsmanager heeft de opdracht om familiebanden – daar waar mogelijk – te herstellen en is daar gericht mee bezig is. Dit traject is volgens de Raad voldoende, al heeft de GI ook duidelijk aangegeven dat zij begrensd is in de mogelijkheden.
2.14.
Namens de vader is ter zitting verzocht het advies van de Raad met betrekking tot de zorgregeling, zoals dat is neergelegd in het rapport van 25 januari 2022, te volgen. Verder is door en namens de vader het volgende naar voren gebracht.
De GI moet een plan van aanpak maken dat gericht is op contactherstel en er moet worden toegewerkt naar de zorgregeling die in 2019 is vastgesteld. De vader wijst erop dat onduidelijk is waarom de voor [de minderjarige] geadviseerde kindercoach er nog niet is. Ook zou de GI met een plan van aanpak komen, welk plan de vader nog niet heeft gezien. De GI geeft (na vragen) aan dat [de minderjarige] contact met zijn vader weigert en dat andere hulp ingezet zal worden ingezet. De concretisering hiervan blijft evenwel uit. Uit het belevingsonderzoek blijkt dat [de minderjarige] zich in een situatie heeft bevonden waarin hij dacht dat zijn moeder alleen gelukkig zou zijn als hij zijn vader zou afwijzen. De vader had graag gezien dat hieraan in de ondertoezichtstelling was gewerkt. Hij verzoekt de GI op te dragen niet alleen bij de ouders hulp in te zetten, maar ook bij [de minderjarige] . Deze hulp dient op contactherstel gericht te zijn en niet op het accepteren van een situatie waarin de vader geen onderdeel meer is van het leven van [de minderjarige] . De omgang tussen de vader en [de minderjarige] verliep – in de periode dat hiervan sprake was – goed. De vader is tot slot van mening dat het ter zitting aangepaste advies van de Raad onderbouwing mist.
2.15.
Namens de moeder is ter zitting verzocht de zorgregeling te beëindigen nu deze regeling volgens haar niet langer reëel is. Het contact tussen de vader en [de minderjarige] zou aan de gezinsmanager moeten worden overgelaten. De moeder betwist dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige] goed verliep.
2.16.
De rechtbank overweegt als volgt.
[de minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd, doordat hij al sinds mei 2020 geen contact meer heeft met zijn vader. Dit vormt een bedreiging voor zijn sociaal-emotionele - en identiteits-ontwikkeling. Naar het oordeel van de rechtbank mag deze huidige situatie geen eindstation zijn. Contact met beide ouders draagt bij aan het ontwikkelen van een positief zelfbeeld en een evenwichtige groei naar zelfstandigheid. Hoewel [de minderjarige] in het kindgesprek dat voor de zitting heeft plaatsgevonden (wederom) duidelijk heeft aangegeven dat hij geen contact met zijn vader wil, is de rechtbank – anders dan de GI en de Raad - van oordeel dat wel toegewerkt moet worden naar een duidelijke zorgregeling. [de minderjarige] heeft niet de leeftijd waarop hij volledig kan overzien wat de gevolgen van zijn handelen zijn. In dit geval gaat het daarbij om de blijkens divers onderzoek (zeer) schadelijke gevolgen – tot op veel latere leeftijd – van het ontbreken van contact met een van de ouders.
2.17.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de GI de komende periode dient te werken aan een (gefaseerd) contactherstel van [de minderjarige] met de vader en de verdere vormgeving van de omgang tussen hen. Van de GI wordt verwacht dat zij een plan van aanpak zal opzetten om de barrières weg te nemen, die tot nu toe het contactherstel in de weg staan, dat zij dit plan van aanpak zal gaan uitvoeren en regie zal gaan voeren ten aanzien van de in te zetten hulpverlening. In dit kader dient de vader ondersteuning te ontvangen in het ondernemen van contactpogingen met [de minderjarige] die aansluiten bij zijn belevingswereld en die bijdragen aan positieve ervaringen en herinneringen met hem. Hiernaast dient de moeder ondersteuning te ontvangen en te aanvaarden in het aansluiten bij de reacties van [de minderjarige] op de contactpogingen van de vader zodat eventuele negatieve reacties op de juiste manier worden opgevangen en het negatieve beeld over vader wordt genuanceerd. Tot slot dient toegewerkt te worden naar het opstarten van hulpverlening voor [de minderjarige] . [de minderjarige] moet door de GI worden begeleid om de eerder door de Raad geadviseerde hulpverlening (bijvoorbeeld door middel van een kindercoach) te aanvaarden. De hulpverlening dient direct te worden opgestart, zodat niet nog meer vertraging ontstaat in het contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] .
2.18.
De rechtbank wenst een vinger aan de pols te houden en het verdere proces te bewaken en ziet gelet hierop aanleiding om de procedure aan te houden. De stand van zaken met betrekking tot het contactherstel zal in [maand] op zitting worden geëvalueerd.

3.Uitleg voor [de minderjarige]

3.1.
Jij hebt in het gesprek met mij als rechter aangegeven dat jij nu geen contact met je vader wilt. Ik heb goed begrepen dat je heel boos bent op je vader, dat je denkt dat je vader niet begrijpt waarom je zo boos op hem bent en dat hij niet zal veranderen. Ik heb je beloofd dat ik dat met je vader zou bespreken en dat heb ik gedaan. Ik denk eigenlijk dat je vader goed begrijpt dat hij jou erg veel verdriet heeft gedaan en dat hij daar veel spijt van heeft. Je vader is ook heel verdrietig dat het zover heeft kunnen komen, want hij houdt heel veel van je. Ik denk dat hij dat ook tegen je wil zeggen.
Je vader heeft op dit moment hulp om te leren hoe hij je beter kan begrijpen en hoe jullie dan ook beter met elkaar kunnen omgaan. En je moeder krijgt ook hulp om te leren hoe zij kan helpen dat het beter gaat tussen jou en je vader.
Maar je snapt, dat kunnen zij niet alleen. Jij bent daarbij ook nodig. Als je ouders zo hun best doen voor jou is het natuurlijk belangrijk dat ook jij hiervoor je best doet. Ik wil je vragen om mij te laten zien dat je dat kunt. Je hoeft dat niet alleen. [de gezinsmanager] , de gezinsmanager, wil je daarbij helpen. Ik heb haar ook gesproken en ik denk dat zij dat goed kan.
Ik vraag het jou omdat ik denk dat je daarvoor dapper genoeg bent, maar ook omdat ik het voor jouw leven en jouw ontwikkeling heel belangrijk vindt. Het is namelijk goed om te weten waar je vandaan komt, op wie je lijkt, welke karaktertrekken je hebt van je ouders en wie je familie is. Het zal je namelijk leren om niet alleen je ouders maar ook jezelf beter te begrijpen en niet alleen met je beide ouders (en dus ook met je vader) maar ook om met je zelf goed om te gaan.
In [maand] 2022 ga ik weer praten met je ouders om te zien hoe het er voor staat en dat wil ik dan natuurlijk ook graag van jou weten. Je kunt tegen die tijd een uitnodiging van me verwachten.

4.De beslissing

De rechtbank:
in de zaak met nummer C/15/309368 / FA RK 20-5966
4.1.
verstaat dat het verzoek van de vader om te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij hem zal zijn is ingetrokken;
4.2.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
in de zaak met nummer C/15/317477 / FA RK 21-2973
4.3.
houdt de beslissing met betrekking tot de zorgregeling aan;
4.4.
bepaalt de voortzetting van de behandeling van de zaak ter zitting op
[datum]in het gerechtsgebouw van deze rechtbank in Haarlem, Jansstraat 81;
4.5.
bepaalt dat deze beschikking tevens dient als oproep voor voornoemde zitting voor:
  • de moeder en haar advocaat mr. A.C. Mens;
  • de vader en zijn advocaat mr. M. Erik;
  • de GI;
  • de Raad;
4.6.
bepaalt dat de minderjarige [de minderjarige] ( [de minderjarige] ) voorafgaand aan deze zitting zal worden opgeroepen voor het kindgesprek;
4.7.
verzoekt de GI en de advocaten van partijen om de rechtbank uiterlijk twee weken voor de zitting schriftelijk te informeren over het verloop van de door de GI in te zetten hulpverlening ten behoeve van het contactherstel en de daaraan te verbinden gevolgen;
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.E.J. Bruinen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.