ECLI:NL:RBNHO:2022:5133

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
C/15/324731 / HA ZA 22-88
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident over niet-ontvankelijkheid in civiele procedure met betrekking tot dakterras

Op 15 juni 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland een vonnis in incident gewezen in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde. Eiser vordert dat gedaagde het dakterras bij het pand te [plaats 1] verwijdert of terugbrengt naar de oorspronkelijke staat, met een dwangsom en veroordeling in de proceskosten. Gedaagde heeft in een incident tot niet-ontvankelijkheid aangevoerd dat eiser niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat de kwestie geen betrekking heeft op het pand waar het dakterras zich zou bevinden, maar op een ander pand. Gedaagde stelt dat de eigenaar van het dakterras de heer [betrokkene] is en dat eiser de verkeerde partij heeft aangeklaagd.

Eiser voert verweer en stelt dat gedaagde eerder had moeten aangeven dat zij niet de eigenaar is van het dakterras. De rechtbank oordeelt dat het beroep van gedaagde op niet-ontvankelijkheid geen incidentele vordering is, maar een verweer in de hoofdzaak. Hierdoor is er geen incident geopend en zal de beslissing over de kostenveroordeling samen met het eindvonnis in de hoofdzaak worden genomen. De rechtbank heeft besloten om een mondelinge behandeling te bevelen om verdere inlichtingen te verkrijgen en partijen de gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen. De zaak zal op 29 juni 2022 weer op de rol komen voor uitlaten van partijen over de voortgang van de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats [plaats 1]
zaaknummer / rolnummer: C/15/324731 / HA ZA 22-88
Vonnis in incident van 15 juni 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.A.P. de Jager te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. S.T. Caylak te [plaats 1] .
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • het incident tot niet-ontvankelijkheid, tevens voorwaardelijke conclusie van antwoord en eis in reconventie
  • de incidentele conclusie van antwoord
  • de reactie op de conclusie van antwoord in het incident van de zijde van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In de hoofdzaak vordert [eiser] primair dat [gedaagde] wordt veroordeeld het dakterras behorende bij het pand [adres 1] te [plaats 1] te verwijderen, dan wel de inrichting van het dak terug te brengen naar de staat waarin deze zich bevond voor de aanvang van de werkzaamheden in 2008, een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
2.2.
In een incident tot niet-ontvankelijkheid vordert [gedaagde] dat [eiser] niet-ontvankelijk verklaard wordt in haar vorderingen. Zij stelt dat de door [eiser] aanhangig gemaakte kwestie geen betrekking heeft op het pand [adres 1] te [plaats 1] (welk pand geen dakterras heeft) maar op het pand [adres 2] te [plaats 1] . Zij stelt dat niet zij maar de heer [betrokkene] eigenaar is van die woning en dat [eiser] dus de verkeerde partij in rechte heeft betrokken.
2.3.
[eiser] voert verweer. Zij erkent dat niet [gedaagde] eigenaar is van het dakterras maar dat dit haar bestuurder de heer [betrokkene] in privé is. Zij stelt echter dat [gedaagde] dit eerder onder haar aandacht had kunnen brengen en niet pas gelijktijdig met de conclusie van antwoord in de hoofdzaak, maar bijvoorbeeld na ontvangst van de eerste sommatiebrief of van de dagvaarding. Zij stelt dat het in strijd is met de verantwoordelijkheid van [gedaagde] op een goed verloop van de procedure dat zij dit niet gedaan heeft en stelt dat een proceskostenveroordeling om die reden niet redelijk is.
2.4.
In een reactie op dit verweer handhaaft [gedaagde] de door haar gevorderde proceskostenveroordeling ten laste van [eiser] .
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.6.
Het beroep van [gedaagde] op de niet-ontvankelijkheid van [eiser] is geen incidentele vordering waarop bij incidenteel vonnis wordt beslist, maar een verweer in de hoofdzaak. Er is dus geen incident geopend. Het feit dat [gedaagde] dit onderdeel van haar verweer als incidentele conclusie voor alle weren heeft ingekleed, maakt dat niet anders.
2.7.
Op het beroep van [gedaagde] op de niet-ontvankelijkheid van [eiser] dient in de hoofdzaak worden beslist.
2.8.
Omdat geen incident is geopend, zal over de kostenveroordeling worden beslist gelijk bij eindvonnis in de hoofdzaak.

3.De beoordeling in de hoofdzaak

3.1.
De rechtbank is voornemens een mondelinge behandeling te bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
3.2.
De door partijen in het incident ingenomen standpunten geven de rechtbank voldoende informatie om tot een vonnis te komen. De rechtbank wil partijen echter ook de mogelijkheid bieden om ervoor te kiezen over het formele punt heen te stappen en te trachten tijdens een mondelinge behandeling een regeling te treffen voor het geschil.
beroepsrechter.
Als partijen er in onderling overleg de voorkeur aan geven dat de rechtbank direct uitspraak doet zonder dat eerst de mondelinge behandeling plaats vindt, dienen zij dat op de hierna te bepalen rolzitting aan de griffie te berichten. In dat geval zal de mondelinge behandeling geen doorgang vinden en zal een datum voor de uitspraak worden bepaald.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
stelt vast dat geen incident is geopend;
in de hoofdzaak
4.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
29 juni 2022voor uitlaten partijen over de gewenste voortgang van de hoofdzaak;
4.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1155