Op 15 juni 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland een vonnis in incident gewezen in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde. Eiser vordert dat gedaagde het dakterras bij het pand te [plaats 1] verwijdert of terugbrengt naar de oorspronkelijke staat, met een dwangsom en veroordeling in de proceskosten. Gedaagde heeft in een incident tot niet-ontvankelijkheid aangevoerd dat eiser niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat de kwestie geen betrekking heeft op het pand waar het dakterras zich zou bevinden, maar op een ander pand. Gedaagde stelt dat de eigenaar van het dakterras de heer [betrokkene] is en dat eiser de verkeerde partij heeft aangeklaagd.
Eiser voert verweer en stelt dat gedaagde eerder had moeten aangeven dat zij niet de eigenaar is van het dakterras. De rechtbank oordeelt dat het beroep van gedaagde op niet-ontvankelijkheid geen incidentele vordering is, maar een verweer in de hoofdzaak. Hierdoor is er geen incident geopend en zal de beslissing over de kostenveroordeling samen met het eindvonnis in de hoofdzaak worden genomen. De rechtbank heeft besloten om een mondelinge behandeling te bevelen om verdere inlichtingen te verkrijgen en partijen de gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen. De zaak zal op 29 juni 2022 weer op de rol komen voor uitlaten van partijen over de voortgang van de hoofdzaak.