ECLI:NL:RBNHO:2022:5119

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
967959
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak heeft Menzis Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens onbetaalde zorgpremies. De vordering is ingesteld bij dagvaarding op 24 januari 2022. [gedaagde] heeft gereageerd via e-mail op 15 februari 2022, maar deze reactie was niet ondertekend, waardoor de griffie deze niet in behandeling kon nemen. De kantonrechter heeft [gedaagde] meerdere keren in de gelegenheid gesteld om haar antwoord te ondertekenen, maar zij heeft hieraan niet voldaan. Hierdoor is de vordering niet betwist.

Menzis vordert een totaalbedrag van € 2.093,23, bestaande uit een hoofdsom van € 1.817,50, verminderd met deelbetalingen van [gedaagde], en € 329,88 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hoofdsom van € 1.735,36 toegewezen kan worden, evenals de wettelijke rente. Wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten heeft de kantonrechter geoordeeld dat Menzis niet aan de vereisten voldeed, en heeft deze kosten beperkt tot € 138,40.

De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De zaak illustreert het belang van een ondertekende reactie op een dagvaarding en de gevolgen van het niet voldoen aan deze vereiste.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9672959 \ CV EXPL 22-815
Uitspraakdatum: 18 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
De naamloze vennootschap
Menzis Zorgverzekeraar N.V.
gevestigd te Wageningen
eiseres
verder te noemen: Menzis
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Menzis heeft bij dagvaarding van 24 januari 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft bij e-mail van 15 februari 2022 op de dagvaarding gereageerd, waarbij zij heeft aangegeven dat zij niet op de rolzitting van 16 februari 2022 aanwezig kan zijn.
1.2.
De griffie heeft de reactie van 15 februari 2022 aan [gedaagde] teruggestuurd, omdat deze niet was voorzien van een handtekening (met pen) van [gedaagde] . Om te kunnen controleren of het echt [gedaagde] zelf is die heeft gereageerd, moet een reactie op een dagvaarding ondertekend worden, anders kan die niet in behandeling worden genomen.
1.3.
De kantonrechter heeft [gedaagde] daarom bij brieven van 17 februari en 24 maart 2022 in de gelegenheid gesteld om haar antwoord alsnog te ondertekenen. De zaak is daarvoor aangehouden tot de zitting van 2 maart 2022 en vervolgens tot de zitting van 6 april 2022. [gedaagde] heeft aan deze verzoeken niet voldaan en geen ondertekend antwoord ingediend.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vordering

2.1.
Menzis vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.093,23. Deze vordering bestaat uit een hoofdsom van € 1.817,50, waarop door Menzis een bedrag van € 82,14 in mindering is gebracht wegens deelbetalingen door [gedaagde] (van € 63,50 en € 18,64). Verder vordert Menzis € 329,88 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten.
2.2.
Menzis legt – kort weergegeven – aan de vordering een tussen partijen gesloten overeenkomst ten aanzien van een zorgverzekering ten grondslag. [gedaagde] is uit hoofde van die overeenkomst gehouden de maandelijkse premies voor de (aanvullende) zorgverzekering bij vooruitbetaling te voldoen, zoals op de aan [gedaagde] gestuurde facturen is bepaald. [gedaagde] heeft, ondanks herhaalde aanmaningen, het verschuldigde bedrag onbetaald gelaten. Door het uitblijven van betaling is [gedaagde] naast de hoofdsom ook wettelijke rente verschuldigd. De buitengerechtelijke incassokosten zijn verschuldigd, omdat Menzis pogingen heeft gedaan de vordering buiten rechte betaald te verkrijgen.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen door haar ondertekend antwoord ingediend en de vordering (dus) niet weersproken.
3.2.
De niet betwiste vordering hoofdsom van € 1.735,36 (€1.817,50 minus de deelbetalingen van € 82,14) zal daarom worden toegewezen. De wettelijke rente over de hoofdsom wordt toewezen zoals hierna vermeld.
3.3.
De kantonrechter wil nog wel iets zeggen over de e-mail die door een mailadres op naam van [gedaagde] aan de rechtbank is gestuurd en die niet door [gedaagde] is ondertekend (hierna: de mail van [gedaagde] ). Ook als de kantonrechter de mail van [gedaagde] wel zou meenemen bij haar beoordeling, zou de hoofdsom van Menzis zijn toegewezen. In die mail staat namelijk niet dat de vordering van Menzis niet klopt. In de mail van [gedaagde] wordt gevraagd begrip te tonen voor de lastige situatie waarin [gedaagde] op dit moment zit, waardoor zij haar schulden niet kan betalen. Daarom wordt in de mail van [gedaagde] gevraagd om de procedure ‘on hold’ te zetten totdat de schuldhulpverlening Gemeente [plaats] contact met GGN opneemt voor het treffen van een betalingsregeling. Als een dagvaarding echter aan de kantonrechter is gestuurd, moet de kantonrechter daarop beslissen en kan zij die niet zelf buiten behandeling stellen. Menzis heeft de dagvaarding naar aanleiding van de mail van [gedaagde] niet ingetrokken of verzocht om aanhouding van de zaak, dus de kantonrechter moet op de dagvaarding beslissen.
3.4.
Verder merkt de kantonrechter op dat, hoewel zij uit de mail van [gedaagde] begrijpt dat de situatie voor [gedaagde] op dit moment erg lastig en zwaar is, de wet de kantonrechter geen mogelijkheid biedt om daarmee rekening te houden. Het enige wat [gedaagde] zelf kan doen, is dat zij, nadat zij dit vonnis heeft gekregen, contact opneemt met Menzis om te proberen een oplossing te vinden en misschien een betalingsregeling te treffen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.5.
Menzis maakt aanspraak op de vergoeding van € 329,88 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. [gedaagde] heeft twee deelbetalingen gedaan van in totaal € 82,14. Uit de dagvaarding blijkt niet wanneer deze betalingen zijn gedaan. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat deze betalingen al zijn ontvangen vóórdat de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd waren. De deelbetaling worden dan ook in mindering gebracht op de hoofdsom. Verder is van belang dat het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten betrekking heeft op meerdere, onbetaald gebleven termijnen. Voor elke (twee-)maandelijkse termijn is een aparte aanmaning verzonden (vijf aanmaningen in totaal), waarin steeds opnieuw een bedrag aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is gerekend. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Menzis daarmee niet voldaan aan het uit artikel 6:96 lid 2 sub c BW voortvloeiende vereiste dat het redelijk moet zijn om de buitengerechtelijke kosten te maken. Immers, na het uitblijven van de betaling van drie aanmaningen behoorde voor Menzis duidelijk te zijn dat [gedaagde] ook in gebreke zou blijven met de betaling van de overige termijnen.
Gelet op het voorgaande zullen de buitengerechtelijke kosten worden toegewezen tot een bedrag van € 138,40 inclusief btw, hetgeen overeenkomt met de buitengerechtelijke kosten voor de eerste drie aanmaningen (van 26 oktober 2020, 20 januari 2021 en 21 juli 2021).
3.6.
De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat Menzis in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
3.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Menzis van € 1.735,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Menzis van € 138,40 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Menzis van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Menzis tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 125,03
griffierecht € 365,00
salaris gemachtigde € 187,00 ;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter