Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[verweerder 1] ,
2. [verweerster 2] ,
curator mr. M.A. le Belle te Alkmaar,
3. [verweerster 3] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
curator mr. M.A. le Belle te Alkmaar,
verweerders.
- het verweerschrift van [verweerder 1] van 4 mei 2022;
- de mondelinge behandeling op 12 mei 2022, waar zijn verschenen namens [verzoeker] zijn vader de heer [naam 1] , vergezeld van mr. B.D.W. Martens, kantoorgenoot van mr. F.S. Bellekom, en de heren [naam 2] en [naam 3] Daarnaast zijn verschenen de heer [verweerder 1] , vergezeld van mr. G.C. Endedijk en mevrouw [naam 4] en mr. M.A. le Belle, in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van [verweerster 2] en [verweerster 3] . De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mr. Endedijk heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die hij ter zitting aan de kantonrechter heeft overgelegd en die daarmee onderdeel zijn van de processtukken. Mr. Martens heeft namens [verzoeker] een akte aanvulling petitum overgelegd, waartegen mr. Endedijk geen bezwaar heeft gemaakt.
2.De feiten
3.Het geschil
1) voor recht te verklaren dat verweerders aansprakelijk zijn voor de door [verzoeker] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het hem overkomen ongeval op 16 oktober 2015 en hem een voorschot van € 50.000,- op deze schade toe te wijzen, en
2) verweerders te veroordelen tot betaling van de door [verzoeker] gemaakte kosten ter zake van deze procedure ten bedrage van € 10.374,31, alsmede het door [verzoeker] in dit verband betaalde griffierecht.
4.De beoordeling
Faillissement van [verweerster 2] en [verweerster 3]
Zo geven de stukken geen duidelijkheid over de start en de duur van de werkzaamheden van [verzoeker] op het terrein van [xxx] en geven zij evenmin uitsluitsel over de vraag in wiens opdracht [verzoeker] de werkzaamheden heeft verricht. Een schriftelijke arbeidsovereenkomst is nimmer opgesteld.
pro se. Het was volgens [verweerder 1] de bedoeling dat [verzoeker] voor aanvang van het werk zou worden ingeboekt in de loonadministratie van [verweerster 2] , maar dit was er niet van gekomen omdat [verzoeker] geen legitimatie bij zich had. [verzoeker] zou ook net als de andere werknemers door [verweerster 2] worden betaald. Dit waren ZZP-ers, scholieren en studenten die sinds de zomer van 2015 voor [verweerster 2] werkten. Dat [verzoeker] op zijn eerste werkdag, zonder pauzes en toezicht, meer dan twaalf uur heeft gewerkt wordt door [verweerder 1] betwist.
pro sezich als werkgever jegens hem heeft willen verbinden. Nader feitenonderzoek en mogelijk nadere bewijslevering is bij de huidige stand van zaken nodig. Gelet op de hiermee gepaard gaande investering in tijd, geld en moeite, afgewogen tegen het belang van [verzoeker] , is hiervoor in deze procedure geen plaats.
gehelegeschil in een bodemprocedure, waarbij – als de aansprakelijkheidsvraag bevestigend beantwoord zou worden – ook het schadevraagstuk inclusief het door [verweerder 1] aangevoerde verweer van eigen schuld aan de orde zal kunnen komen.
an sich. De kantonrechter zal hiertoe daarom overgaan.