De vrouw heeft, onder intrekking van haar oorspronkelijke verzoeken, verzocht:
I. alle verzoeken van de man af te wijzen;
II. de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed tussen partijen uit te spreken;
III. de verdeling van de gemeenschap van goederen tussen partijen vast te stellen als volgt:
a) de woning aan [adres] toe te delen aan de man tegen een waarde van € 744.000,--, waarbij de hypothecaire geldlening per 11 december 2012 hierop in mindering komt ad € 290.714,--, waardoor de overwaarde € 453.286,-- bedraagt, bij levering via de notaris van haar aandeel in de woning aan de man, onder de opschortende voorwaarde dat de vrouw wordt ontslagen uit de hypothecaire geldlening;
b) te bepalen dat de vrouw gehouden is de helft van de in 2016 gerealiseerde overwaarde ad € 206.155,64 door verkoop van de gemeenschappelijke woning aan [adres] aan de man te voldoen ad € 103.077,82;
c) het box 3 vermogen van de man per 11 december 2012 ad € 142.996,-- toe te delen aan de man, waarbij hij gehouden is de helft daarvan aan de vrouw te voldoen ad € 71.498,--;
d) het box 3 vermogen van de vrouw (bezittingen alsook schulden) per 11 december 2012 ad € 23.787,-- toe te delen /voor rekening te laten komen aan/van de vrouw, waarbij zij gehouden is de helft daarvan aan de man te voldoen ad € 11.893,50;
e) te bepalen dat partijen de inboedel in onderling overleg reeds hebben verdeeld; althans een zodanige verdeling vast te stellen als de rechtbank juist acht;
IV. te bepalen dat de man gehouden is inzage te verschaffen in zijn pensioen per 31 mei 2013 tot op heden alsook documenten waaruit blijkt op welk het deel de vrouw aanspraak heeft op grond van de WVPS, waarbij de man voorts gehouden is per datum van de in deze te wijzen beschikking 1/6e deel van het thans door hem te ontvangen pensioen per maand, althans een in uw goede justitie te bepalen bedrag per maand, rechtstreeks aan de vrouw te voldoen, althans een zodanige beslissing omtrent de pensioenverevening te nemen, die de rechtbank juist acht.