ECLI:NL:RBNHO:2022:5060

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
C/15/327175 / FA RK 22-1793
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toevertrouwing van minderjarige aan de vrouw en zorgregeling met de man in het kader van voorlopige voorzieningen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheiding. De vrouw heeft verzocht om de minderjarige aan haar toe te vertrouwen en om het gebruik van de echtelijke woning aan haar toe te kennen, terwijl de man een birdnestingsregeling heeft voorgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de spanningen tussen partijen onhoudbaar zijn en dat de vrouw, gezien haar werk en de zorg voor de minderjarige, voorlopig beter in staat is om voor de minderjarige te zorgen. De man heeft verweer gevoerd en betwist dat de spanningen onhoudbaar zijn, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoeken. De rechtbank heeft besloten dat de minderjarige aan de vrouw wordt toevertrouwd en dat de man de woning uiterlijk 1 juli 2022 moet verlaten. Tevens is er een zorgregeling vastgesteld waarbij de man de minderjarige op dinsdag en donderdag kan verzorgen en een weekend in de veertien dagen. De rechtbank heeft de birdnestingsregeling afgewezen, omdat er geen overeenstemming tussen partijen was bereikt. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
voorlopige voorzieningen/tegenspraak
zaak-/rekestnr.: C/15/327175 / FA RK 22-1793
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 10 mei 2022
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A.J. van Ommeren, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. F.J.V.H. Stoffels, kantoorhoudende te Zevenbergen.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 15 april 2022;
- het F-formulier, met productie 1 tot en met 5, van de advocaat van de man van 22 april 2022;
- de e-mail, met bijlage, van de advocaat van de vrouw van 25 april 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 26 april 2022 in aanwezigheid van partijen, de vrouw bijgestaan door mr. A.J. van Ommeren en de man door mr. J.O. Hovinga.

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] met elkaar gehuwd.
2.2.
Uit dit huwelijk is geboren de minderjarige [minderjarige] :
- [minderjarige] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .

3.Beoordeling

3.1.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de minderjarige aan haar wordt toevertrouwd en dat zij met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning.
Zij heeft aan haar verzoeken ten grondslag gelegd dat de spanningen thuis onhoudbaar zijn. Sinds de geboorte van [minderjarige] hebben partijen veel ruzie. De man verwacht dat de vrouw gehoorzaam aan hem is en heeft haar een aantal keer mishandeld. De vrouw heeft vanaf de geboorte van [minderjarige] de volledige zorg voor haar en de man doet geen enkele moeite om die zorg over te nemen. De vrouw werkt als ambtenaar voor de gemeente [gemeente] veel thuis en kan dat goed combineren met de zorg voor [minderjarige] , terwijl de man als ZZP’er in de bouw werkt en vaak om 6.00 uur al weg is. De vrouw kan nergens anders terecht, terwijl de man tijdelijk bij zijn moeder kan wonen.
3.2.
De man heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw. Hij betwist dat de spanningen thuis onhoudbaar zijn en dat hij de vrouw zou hebben mishandeld. De man is zeer betrokken naar [minderjarige] toe en heeft altijd samen met de vrouw de zorg voor haar gehad. Hij heeft als ZZP’er veel vrijheid om zijn uren in te delen zodat hij de zorg voor [minderjarige] op zich kan nemen. Verder betwist de man dat hij bij zijn moeder kan wonen.
De man heeft ter zitting mondeling verzocht om een regeling te bepalen, waarbij partijen week op/week af in de echtelijke woning verblijven om voor [minderjarige] te zorgen (hierna: birdnestingsregeling).
3.3.
De rechtbank overweegt het volgende.
Hoewel deze situatie zich naar het oordeel van de rechtbank goed leent voor een birdnestingsregeling in afwachting van nader te maken afspraken met behulp van een mediator, is daarover geen overeenstemming bereikt ter zitting. Omdat birdnesting de nodige afstemming tussen partijen vereist, is de rechtbank in het algemeen terughoudend met vaststelling van een birdnestingsregeling, als dit niet door partijen is overeengekomen. De rechtbank zal daarom geen birdnestingsregeling bepalen.
De stelling van de man dat de vrouw haar verzoeken onvoldoende heeft onderbouwd wordt gepasseerd, nu de man ter zitting zelf heeft aangegeven dat hij in november 2021 al kenbaar heeft gemaakt dat hij wil scheiden. De behoefte aan een echtscheiding is aan zijn kant steeds dominanter geworden. De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat de fase van ruzie maken voorbij is maar dat zij wel continue op haar tenen loopt en de man erkent dat in zoverre dat ook hij aangeeft dat er tussen partijen in het geheel niet gesproken wordt, behalve als dat moet omwille van [minderjarige] . Het kan niet anders of dit levert tussen partijen een stressvolle situatie op, waarvan [minderjarige] onherroepelijk last zal krijgen. De vrouw is daarom ontvankelijk in haar verzoeken.
3.4.
Het is in het belang van [minderjarige] dat er voor haar, in ieder geval totdat definitief besloten wordt waar zij gaat wonen, zo min mogelijk verandert. Het staat vast dat de vrouw 32 uur per week werkt en dan grotendeels vanuit huis en dat de man als ZZP’er in de bouw werkt en vaak al om 6.00 uur van huis gaat. De rechtbank wil aannemen dat de man als ZZP’er de nodige vrijheid heeft om zijn werktijden- en dagen rond de zorg van [minderjarige] anders in te richten, maar gaat er ook van uit dat de man daarbij tegen grenzen op zal lopen, als hij niet aan de behoefte van zijn opdrachtgevers tegemoet kan komen. Zo beschouwd ligt het voor de hand om aan te nemen dat de vrouw voorlopig meer mogelijkheden heeft om de zorg voor [minderjarige] te dragen en daardoor een grotere mate van de zorg voor [minderjarige] zal hebben dan de man. Dat betekent dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij wordt toevertrouwd aan de vrouw en dat, in het verlengde daarvan, aan de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning toekomt, zodat [minderjarige] in haar vertrouwde omgeving kan blijven.. De man dient de woning uiterlijk 1 juli 2022 te verlaten, waarmee hem enige tijd gegund wordt om een andere woonruimte te vinden.
3.5.
Het is ook in het belang van [minderjarige] dat het contact met beide ouders zo veel mogelijk intact blijft. De man heeft ter zitting een zelfstandig verzoek ingediend: de birdnestingsregeling inhoudende een co-ouderschap met week op/week af regeling. De vrouw heeft in processueel opzicht geen bezwaar gemaakt tegen het zelfstandig verzoek voor een zorgregeling ter zitting, maar heeft van haar kant een andere tijdelijke zorgregeling voorgesteld, inhoudende dat de man [minderjarige] dinsdag en donderdag uit de crèche kan halen en met haar in de echtelijke woning kan verblijven, totdat [minderjarige] naar bed gaat, waarbij de vrouw elders zal verblijven, en daarnaast een weekend in de veertien dagen. Dat laatste voorstel zal de rechtbank als zorgregeling toewijzen, omdat de rechtbank dit in het belang van [minderjarige] acht, waarbij de man [minderjarige] een keer in de veertien dagen bij zich zal hebben van vrijdag uit de crèche tot zondag 17.00 uur.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] :
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
wordt toevertrouwd aan de vrouw;
4.2.
bepaalt dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn:
de voornoemde minderjarige verblijft bij de man:
- iedere dinsdag en donderdag, waarbij de man haar uit de crèche/het kinderdagverblijf haalt en met haar in de echtelijke woning verblijft totdat hij haar naar bed heeft gebracht;
- een keer in de veertien dagen van vrijdag uit de crèche/het kinderdagverblijf tot zondag 17.00 uur;
4.3.
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedelgoederen aan [adres] met bevel dat de man die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden, maar met dien verstande dat de man zonder de vrouw in de woning mag verblijven ter uitvoering van de zorgregeling op dinsdag en donderdag.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.C. Bakker, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2022.
Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.