ECLI:NL:RBNHO:2022:5049

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
9572555
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van juridische werkzaamheden en incassokosten

In deze zaak heeft de vennootschap onder firma [eiseres] een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens onbetaalde facturen voor juridische werkzaamheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] aan [eiseres] opdracht heeft gegeven voor het verrichten van deze werkzaamheden, zoals blijkt uit de opdrachtbevestiging. Ondanks de bewering van [gedaagde] dat de factuur betrekking heeft op een andere zaak, heeft hij dit niet verder onderbouwd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] de factuur van € 1.156,95, bestaande uit een hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, moet betalen. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten en wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 5 september 2018. De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] toegewezen en de proceskosten voor rekening van [gedaagde] gesteld, omdat hij ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9572555 \ CV EXPL 21-5983 (WT)
Uitspraakdatum: 4 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap onder firma [eiseres]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
in persoon procederend
De zaak in het kort
De zaak gaat over de vraag of [gedaagde] aan [eiseres] opdracht heeft gegeven voor het verrichten van juridische werkzaamheden. De kantonrechter is van oordeel dat uit de opdrachtbevestiging blijkt dat [gedaagde] dit inderdaad heeft gedaan. Dat de onderhavige factuur werkzaamheden betreft voor CMA zoals [gedaagde] stelt is door [gedaagde] niet verder onderbouwd. [gedaagde] zal de factuur van [eiseres] moeten betalen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 25 november 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
[eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een mondelinge reactie heeft gegeven.

2.De vordering

2.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.156,95. Dit bedrag is opgebouwd uit een hoofdsom van € 1.006,04 en een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 150,91. Ook vordert [eiseres] wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 5 september 2018 tot aan de dag van betaling en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
2.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat een (voormalig) advocaat van [eiseres] , mr. [xxx] , in opdracht van [gedaagde] diverse juridische werkzaamheden heeft verricht. [eiseres] heeft voor deze werkzaamheden op 22 augustus 2018 een factuur aan [gedaagde] gestuurd. Ondanks herhaalde aanmaning weigert [gedaagde] deze factuur te betalen. [eiseres] heeft kosten moeten maken om [gedaagde] tot betaling te bewegen. Daarom vordert [eiseres] ook buitengerechtelijke incassokosten.

3.Het verweer

3.1.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). Hij voert aan – samengevat – dat de onderhavige factuur gaat over een opdracht die hij niet heeft gegeven. Na ontvangst van de opdrachtbevestiging heeft hij dit direct bij aangetekend schrijven aan [eiseres] aangegeven. Hij heeft niets te maken met CMA. Wel heeft hij opdracht gegeven voor een andere zaak namelijk tegen de heer [yyy] . Voor die opdracht zijn alle rekeningen betaald.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter moet op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie EG (o.a. 4 juni 2009, C-243/08) de toepasselijke algemene voorwaarden ambtshalve toetsen op onredelijk bezwarende bedingen. Deze toets levert geen bemerkingen op.
4.2.
Uit de opdrachtbevestiging van 19 februari 2018 blijkt dat [gedaagde] aan mr. [xxx] opdracht heeft gegeven juridische werkzaamheden te verrichten. Dat er tussen partijen na ontvangst van de opdrachtbevestiging enige verwarring is ontstaan over de juiste naam van de wederpartij doet hieraan niet af. Nadat [gedaagde] bij e-mail van 21 februari 2018 de zaak nader aan mr. [xxx] had toegelicht bevestigt mr. [xxx] bij e-mail van 26 februari 2018 dat zij haar werkzaamheden tegen de heer [yyy] zal aanvangen. Dat de onderhavige factuur betrekking heeft op werkzaamheden die verricht zouden zijn ten behoeve van een zaak tegen CMA, zoals [gedaagde] stelt, is door hem verder niet onderbouwd. Nu [gedaagde] de hoogte van de factuur niet betwist betekent dit dat [gedaagde] de onderhavige factuur moet betalen.
4.3.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] zal toewijzen te vermeerderen met de wettelijke rente als gevorderd nu [gedaagde] hiertegen geen zelfstandig verweer heeft gevoerd.
4.4.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:96 BW is voldaan. Daarmee is de vergoeding verschuldigd en zal het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat hij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 62,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 1.156,95, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.006,04 vanaf 5 september 2018 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 102,15
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 248,00;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 62,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter