ECLI:NL:RBNHO:2022:5045

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
14.016350.91
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene met ernstige psychiatrische problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 mei 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die sinds 1995 onder deze maatregel valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan ernstige psychiatrische problematiek, waaronder schizofrenie en middelenmisbruik, en dat hij momenteel verblijft in een Forensisch Psychiatrisch Centrum. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar toegewezen, waarbij de rechtbank benadrukt dat er urgentie is om te werken aan een overplaatsing naar een andere kliniek. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de adviezen van deskundigen en de noodzaak om zowel de maatschappij te beschermen als het belang van de betrokkene te waarborgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet of nauwelijks meer wordt behandeld en dat er consensus is over de noodzaak van een vervolgstap in de zorg voor de betrokkene. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, met de nadrukkelijke aanbeveling om de mogelijkheden voor overplaatsing te onderzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer
Parketnummer: 14.016350.91
Uitspraakdatum: 30 mei 2022
Beslissing ex artikel 6:6:10 eerste lid Sv
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling van
[veroordeelde]
,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum de Pompestichting, locatie Zeeland,
hierna: betrokkene,
met twee jaar, ter zitting aangepast naar één jaar.
1. De procedure
Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 7 april 1995 is aan betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd, wegens, kort gezegd, afpersing, diefstal met geweld en mishandeling, meermalen gepleegd.
De termijn van de terbeschikkingstelling nam een aanvang op 22 april 1995.
De termijn is laatstelijk verlengd met twee jaar bij beslissing van deze rechtbank van 18 juni 2020, welke beslissing in hoger beroep door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 december 2020 is bevestigd.
De onderhavige vordering is op 19 april 2022 bij de rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder:
  • een advies als bedoeld in artikel 6:6:12, lid 1, aanhef en onder a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), gedateerd 28 maart 2022, afkomstig van Forensisch Psychiatrisch Centrum de Pompestichting (hierna: de kliniek) en ondertekend door [deskundige 1], plaatsvervangend hoofd van de kliniek en [deskundige 2], behandelcoördinator en GZ-psycholoog;
  • een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene als bedoeld in artikel 6:6:12, lid 1, aanhef en onder b Sv;
  • adviezen van twee onafhankelijke gedragsdeskundigen zoals bedoeld in artikel 6:6:12, lid 3 Sv, te weten een advies gedateerd 24 maart 2022, opgemaakt door [deskundige 3], psychiater, en een advies gedateerd 17 maart 2022, opgemaakt door [deskundige 4], psycholoog.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het advies gedateerd 4 mei 2022 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Langdurig Forensisch Psychiatrische Zorg (hierna: het LAP) omtrent de aanvraag tot herbeoordeling van de LFPZ-indicatie van betrokkene. De procedure tot herbeoordeling van de LFPZ-indicatie loopt min of meer parallel aan de onderhavige TBS verlengingsprocedure. Het genoemde LAP-advies is ter zitting besproken.
Op 16 mei 2022 is de vordering op een openbare terechtzitting behandeld. Betrokkene is gehoord, alsmede de deskundige van de kliniek, te weten [deskundige 2] -via beeldverbinding-, en de onafhankelijke gedragsdeskundige [deskundige 4]. Verder waren aanwezig de officier van justitie mr. T. Fikkers en de raadsvrouw van betrokkene mr. L.M. Oldenburg, advocaat te Westzaan.
Van het verhandelde tijdens deze zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2.Het advies van de kliniek

Het advies van de kliniek houdt, voor zover relevant, het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van schizofrenie en van stoornissen in gebruik van middelen als alcohol en cannabis, welke door het jarenlange intramurale verblijf langdurig in remissie zijn. Ondanks de ernstige psychiatrische problematiek weet betrokkene op relatief rustige wijze zijn leven binnen de instelling te leiden. Hoewel hij altijd weer zijn eigen gang gaat en hij geregeld herinnerd moet worden aan afspraken, omdat hij het soms moeilijk vindt zich daaraan te houden, veroorzaakt hij geen agressieve of andere noemenswaardige incidenten. Betrokkene is van mening dat er niets met hem aan de hand is en de noodzaak van gebruik van medicatie en inzet van begeleiding/beveiliging ontgaat hem. Het voeren van behandelinhoudelijke gesprekken is tot op heden onmogelijk gebleken.
Ondanks inzet van verschillende interventies de afgelopen jaren, waaronder het geregeld inschakelen van een tolk (wat nog steeds gebeurt), een zorgconferentie en medicatie(wijzigingen) zijn de prognose en het perspectief wat betreft de LFPZ ongewijzigd ten opzichte van afgifte van het vorig advies (d.d. 19 maart 2020). In dat advies werd beschreven wat op dit moment onverminderd actueel is voor het behandelteam: "Waar, gezien de beperkte contactmogelijkheden, ook veel onduidelijk is en blijft, zijn er veel zaken voor het team wel duidelijk.
Er is geen sprake van ziekte- en probleembesef bij betrokkene. Betrokkene ziet noch het nut van begeleiding en beveiliging, noch van medicatie. Het dossier laat geen twijfel bestaan over de frequentie en ernst van (ook intramurale) getoonde agressie in het verleden. De pathologie die ten grondslag ligt aan delicten is nog steeds aanwezig. Dat wordt ondersteund door het huidige klinisch beeld. Ook tijdens de zorgconferentie wordt uitgesproken dat voor de juistheid van de (hoofd)diagnose voldoende aanwijzingen zijn. In de loop van de jaren is de pathologie onvoldoende beïnvloedbaar gebleken: aanleren van copingvaardigheden is niet mogelijk gebleken en ook medicatie heeft maar ten dele invloed. Inzet van mensen die zijn taal spreken heeft tevens weinig tot geen vruchten afgeworpen.
Het multidisciplinaire behandelteam ziet voor dit moment noch mogelijkheden voor het opstellen van een sluitend risicomanagementplan inzake begeleid verlof, noch voor beëindiging van de LFPZ-indicatie en/of toewerken naar voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel. Het opvoeren van (behandel)druk heeft in het verleden niet geleid tot gewenst resultaat en zelfs tot destabilisering. Ook in het heden wordt gemerkt dat vooral het tempo van betrokkene gevolgd moet worden om de kans te vergroten dat hij uiteindelijk gaat meewerken aan eventueel gewenste interventies. Het team is in de loop van de jaren voor een groot deel bekend geraakt met zijn gedragingen (en afwijkingen op het normale), maar complex blijft het dat de betekenis van de klinische observaties - waarvan het team afhankelijk is inzake risicomanagement - niet altijd duidelijk is. Het is dus niet altijd duidelijk of we de juiste interpretatie geven aan de observaties die gedaan worden en dat belemmert het proces van risico inschatting. Het zicht op wat er in hem omgaat is, zoals al beschreven, beperkt én hij is ook non-verbaal moeilijk 'te lezen'. Het team blijft zich inzetten voor het verbeteren van samenwerking (met betrokkene én familie) en het waar mogelijk op andere wijze creëren van openingen, zodat wellicht begeleid verlof en eventuele uitstroom in de toekomst in zicht kan komen.
Gezien naar de nauwelijks gunstige ontwikkelingen in de afgelopen jaren is het niet de verwachting dat er binnen de reguliere verlengingsstermijn van 2 jaren een dermate positieve verandering zal optreden dat recidiverisico's gemanaged kunnen worden binnen een situatie van voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel, een instelling met een minder hoog beveiligingsniveau en/of dat betrokkene kan gedijen in een behandelsetting en van daaruit verdere stappen zou kunnen zetten. Dit alles is op 23 november 2021 ook als zodanig beschreven in het nu tevens lopende onderzoek naar de wenselijkheid van handhaving van de LFPZ-status. Pro Justitia rapporteurs zijn aangesteld. Op moment van schrijven is hierover verder nog niets bekend bij de LFPZ. De LFPZ is in overleg met het ministerie over het organiseren van een zorgconferentie daar het besef aanwezig is dat als er mogelijk niets veranderd wordt aan externe omgevingsfactoren, de huidige situatie aangaande betrokkene hetzelfde zal blijven. Wellicht dient geconcludeerd te worden dat er geen verandermogelijkheden zijn en dat verblijf binnen de LFPZ het best passend blijft voor de toekomst. Het waar mogelijk uitvoeren van de afspraken/adviezen uit de vorige zorgconferentie heeft immers ook niet geleid tot nieuwe openingen. De LFPZ zou hier echter graag de deskundige kijk van onafhankelijke partijen bij hebben. Voor nu rest ons niets anders dan te adviseren om de tbs-maatregel met 2 jaar te verlengen.
De deskundige [deskundige 2], voornoemd, heeft bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting, namens de kliniek, dit advies gehandhaafd en nader toegelicht.

3.De adviezen van de onafhankelijke gedragsdeskundigen

3.1.
Het advies van de psychiater
In het rapport van de psychiater [deskundige 3], voornoemd, is onder meer het volgende opgenomen:
Conclusie totale risicotaxatie
Op basis van de klinische indrukken in relatie tot de analyse van de twee gebruikte instrumenten kan worden geconstateerd dat er bij hem sprake is van anosognosia, een gebrek aan ziektebesef en inzicht waardoor er geen intrinsieke motivatie is om zich te conformeren aan de -ter reductie van de risico’s en nadelen ­ noodzakelijke behandeling en leefregels. Daardoor is er een dwingend extern risicomanagement nodig om deze gebrekkige motivatie extern aan te sturen. Vanuit deze optiek kan gesteld worden dat bij het wegvallen van een extern onderzochte geen motivatie zal ervaren om zijn medicatie te blijven gebruiken en geen motivatie zal ervaren om zich te onthouden van alcohol en drugs en daardoor paranoïde psychotisch zal decompenseren en een traject zal opgaan van teloorgang en geldgebrek van waaruit hij delictgevaarlijk wordt.
Uit de gestructureerde risicotaxatie komt naar voren dat veel van de Historische, Klinische en Risicohanteringsitems gescoord kunnen worden. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat er sprake is van enkele beschermende factoren die echter voor een belangrijk deel gelieerd zijn aan het huidige risicomanagement. Dit betekent dat het risico op gewelddadig gedrag in de toekomst bij het wegvallen van de tbs-maatregel en bij de afwezigheid van het blijvend adresseren van de risicofactoren als hoog moet worden ingeschat. Onderzochte zal bij een afwezige omgevingsprothese zijn medicatie gaan staken, middelen gaan gebruiken, psychotisch gaan decompenseren, gaan verloederen en dan tot delict-gedrag komen. Dat is geen acuut proces van dagen maar een proces van enkele maanden.
Advies
Momenteel zijn de risicofactoren onder controle. Onderzochte houdt zich met drang van buitenaf aan de medicatie voorschriften, hij gebruikt geen alcohol of middelen, hij stelt zich begeleidbaar op binnen een goed georganiseerde setting met 24 uurs zorg met als focus het handhaven van het huidige psychiatrische en somatische evenwicht, het beheersen van de risico's, het optimaliseren van de kwaliteit van leven. De bejegening en controle sluit aan bij zijn kwetsbaarheden. Er wordt een duidelijk handicapmodel gehanteerd waarbij er niet beoogd wordt hemzelf te veranderen maar beoogd wordt hem stabiel te houden door de omgeving aan te passen. Destijds bij het in werking treden van de longstay-status werden eigenlijk twee interventies tegelijkertijd gedaan. De eerste interventie was: van resocialisatie naar longstay. De tweede interventie was: van groei/ behandelmodel naar handicapmodel. Deze beide interventies hebben als resultaat gehad dat onderzochte stabiel is. Het risicomanagement richt zich op het stabiel houden van zijn psychische conditie met als belangrijke pijlers de anti-psychotische medicatie, controle op abstinentie van alcohol en middelen, een positieve bejegening en praktische ondersteuning op de diverse leefgebieden. Men zou kunnen zeggen ‘never change the winning team, het huidige risicomanagement is adequaat, we laten het zo’. De vraag is of beide interventies noodzakelijk zijn voor het bereikte resultaat.
De psychiater geeft verder aan dat betrokkene niet de kans heeft gekregen om aan te tonen hoe hij functioneert in een minder beveiligde setting waarin het handicapmodel wordt gehanteerd, dus geen behandeldruk. De psychiater is van mening dat op basis van de afwezigheid van incidenten of delictgedrag zoals de indexdelicten -ook bij destabilisatie- het risicomanagement op een minder intensief niveau zou kunnen en dat betrokkene de kans moet krijgen om aan te tonen dat hij met een passende maar minder intensieve omgevingsprothese delict-vrij door het leven kan gaan. De vereiste behandeling en begeleiding zou in principe plaats kunnen vinden in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. Betrokkene heeft echter momenteel de longstay-status, hij praktiseert nog geen (begeleid) verlof. De reclassering is niet in beeld.
De psychiater adviseert de tbs-maatregel met dwangverpleging met een jaar te verlengen met de nadrukkelijke aanbeveling om dat jaar te gebruiken om op basis van het handicapmodel een resocialisatietraject op te starten door onderzochte over te plaatsen naar een FPK (bij voorkeur FPK Inforsa in Amsterdam) en vervolgens een overplaatsing naar een FPA (bij voorkeur FPA Heiloo) voor te bereiden. Uiteindelijk doel zou dan zijn dat de omgevingsprothese bestaat uit, medicatie, onthouding van alcohol en drugs, ambulante psychiatrische begeleiding van een Forensisch FACT-team en praktische begeleiding (wonen, dagbesteding en financiën), al dan niet in het kader van plaatsing in een Forensische RIBW. Het juridisch kader van een voorwaardelijke beëindiging van de tbs is verantwoord omdat risico’s niet abrupt ontstaan maar pas op langere termijn wanneer er sprake is van psychotische decompensatie en teloorgang. Daardoor is tijdig ingrijpen mogelijk.
De psychiater concludeert dat er geen gronden zijn om de aanvraag van de kliniek voor het toekennen van de longstay-status te ondersteunen.
3.2.
Het advies van de psycholoog
In het rapport van de psycholoog [deskundige 4], voornoemd, is onder meer het volgende opgenomen:
Risico-management
Het huidige risicomanagement wordt vormgegeven door een verblijf in een kliniek met een hoog zorg- en beveiligingsniveau dat betr. niet langer nodig heeft, gelet op de relatief kleine kans op recidive op de korte termijn en de ruime mogelijkheden om een risico dat bij ongunstige omstandigheden op de langere termijn zou kunnen oplopen naar matig goed af te dekken. Het zwaartepunt van het risico­management en toekomstige behandelinterventies zou moeten liggen bij het waarborgen van stabilisatie van zijn psychische conditie door middel van een verzekerde toediening van anti-psychotische medicatie, duurzame abstinentie van middelen, psychiatrische begeleiding en behandeling in de vorm van psycho-educatie en meer praktische ondersteuning op het vlak van wonen, werk en/of dagbesteding en dat in het kader van een voortvarend resocialisatie-traject.
Forensisch-psychologische beschouwing
Betrokkene is een 60-jarige man, die lijdt aan een ernstige, chronische psychiatrische stoornis in de vorm van schizofrenie. Naast de schizofrenie is er bij betrokkene sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis, in langdurige (volledige) remissie in een gereguleerde omgeving. Het onderzoek geeft geen aanleiding om een diagnose op het vlak van de persoonlijkheid te stellen. Aldus kan op basis van het huidige onderzoek zowel de diagnose schizofrenie als de diagnose op het vlak van de middelen, die zowel door de kliniek als door eerdere rapporteurs is gesteld, worden onderschreven. Er is in de behandeling veel bereikt. De structurerende effecten van de begeleiding en behandeling in de diverse klinieken en de (anti-psychotische) medicatie hebben geresulteerd in een duurzame psychiatrische stabilisatie en een functioneren dat in de afgelopen jaren niet wordt gekenmerkt door agressieve incidenten. Betrokkene is niet intrinsiek gemotiveerd voor het nemen van anti-psychotische medicatie, maar wel bereid om het te blijven nemen.
De gestructureerde klinische risicotaxatie wijst uit dat er op de wat langere termijn louter risico's kunnen ontstaan in een scenario waarin de TBS onvoorwaardelijk beëindigd zou worden dan wel de verpleging voorwaardelijk beëindigd wordt en betrokkene in dat kader onvoldoende begeleiding, behandeling en toezicht krijgt, zijn medicatie wisselend gaat nemen of staakt, cannabis gaat gebruiken en er een maatschappelijke teloorgang in gang gezet wordt die niet of onvoldoende door de begeleiders en behandelaars gesignaleerd wordt en waarbij er niet tijdig ingegrepen wordt. De kans daarop is relatief klein en zou in ongunstige omstandigheden kunnen oplopen tot matig. Het zwaartepunt van het risico-management en toekomstige begeleiding en behandelinterventies moet liggen bij het waarborgen van stabilisatie van zijn psychische conditie door middel van een verzekerde toediening van anti-psychotische medicatie, duurzame abstinentie van middelen, psychiatrische begeleiding en behandeling in de vorm van psycho-educatie en meer praktische ondersteuning op het vlak van wonen, werk en/of dagbesteding. De vereiste behandeling en begeleiding zou in principe plaats kunnen vinden in het kader van een onvoorwaardelijke beëindiging van de TBS, gevolgd dooreen zorgmachtiging of een RM, dan wel in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. Deze juridische kaders zouden, mede gelet op de inschatting dat een recidive-risico pas op langere termijn kan ontstaan, voldoende mogelijkheden moeten kunnen bieden om betr. effectief en intensief verder te begeleiden en te behandelen, tijdig in te grijpen bij zorgwekkende ontwikkelingen en de risico's af te dekken, waarmee deze juridische kaders ook voldoende waarborgen voor de maatschappelijke veiligheid zouden bieden. Daar staat tegenover dat betr. momenteel de longstay-status heeft, dat de overgang van een longstay-status naar een zorgmachtiging of een RM groot is, dat hij geen (begeleid) verlof heeft, dat de reclassering nog niet in beeld is en dat er, gelet op zijn huidige longstay-status en het belang van de weg der geleidelijkheid en voldoende continuïteit van het beleid, op dit moment onvoldoende mogelijkheden zijn om een behandel- en begeleidingstraject in het kader van een zorgmachtiging, een RM dan wel een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging zorgvuldig en op een verantwoorde wijze te organiseren.
De psycholoog adviseert op basis van het voorgaande een verlenging van de TBS (met dwangverpleging) met 1 jaar, met de nadrukkelijke aanbeveling om dat jaar optimaal te gebruiken om een (klinisch) behandel- en begeleidingstraject in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging voor te bereiden en te organiseren, en daar de reclassering tijdig bij te betrekken, dan wel om een zorgmachtiging of een RM aan te vragen en een nazorgtraject te organiseren. Wat betreft het vervolgtraject in het komende jaar, verdient het volgens de psycholoog sterke aanbeveling om betrokkene op korte termijn over te plaatsen naar een FPK (bij voorkeur FPK Inforsa in Amsterdam), vandaar een overplaatsing naar een FPA (bij voorkeur FPA Heiloo) voor te bereiden en hem vandaar verder te resocialiseren, met ambulante psychiatrische begeleiding (van een FACT team) en begeleiding op het vlak van wonen, dagbesteding en financiën, al dan niet in het kader van plaatsing in een Forensische RIBW.
Een verlenging met 1 jaar wordt geadviseerd omdat de verwachting is dat er over een jaar goede gronden zijn om betrokkene in het kader van een zorgmachtiging of een RM, dan wel in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, verder te begeleiden en te behandelen, met voldoende waarborgen voor de maatschappelijke veiligheid.
Ook de psycholoog concludeert dat er geen gronden zijn om de aanvraag van de kliniek voor het toekennen van de longstay-status te ondersteunen.
De psycholoog heeft bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting dit advies gehandhaafd en nader toegelicht.

4.Het LAP-advies

In het advies van het LAP, voornoemd, is onder meer het volgende opgenomen.
Resultaat van de toetsing
De commissie merkt op basis van de voorliggende stukken allereerst op dat de tbs-titel het uitgangspunt is voor de beoordeling van de vraag of betrokkene binnen dit kader in een andere voorziening dan de huidige LFPZ-instelling zou kunnen verblijven. Op basis van de beschrijving van betrokkene in de stukken, is het de vraag of het huidige beveiligingsniveau nog noodzakelijk is om de risico’s afdoende te kunnen managen. Het handicapmodel zoals dat thans wordt gehanteerd, lijkt in de huidige instelling goed te werken, hetgeen de vraag oproept op dit over te dragen is aan een andere voorziening, die dezelfde bejegening en context kan bieden. De door de rapporteurs voorgestelde route via FPK Inforsa en FPA Heiloo wordt door de commissie niet direct onderschreven. Inforsa is een behandelkliniek, terwijl betrokkene juist aangewezen is op een context zonder behandeldruk. Heiloo heeft,
voor zover bij de commissie bekend, voorts weinig mogelijkheden voor langdurig verblijf in een klinische setting. Daardoor ontstaat naar verwachting de noodzaak en druk van door- of uitstroom, hetgeen gecontra-indiceerd is. De commissie vraagt zich af of De Voorde niet een meer aangewezen optie voor mogelijke uitstroom uit de LFPZ is. De commissie geeft derhalve in overweging om het komende jaar in overleg met De Voorde te onderzoeken of dit een geschikte vervolgvoorziening voor betrokkene zou kunnen zijn en onder welke voorwaarden hij hier geplaatst zou kunnen worden. Ook de nog te organiseren vervolgzorgconferentie zou hierin een rol kunnen spreken door met de diverse genoemde ketenpartners te bespreken of en hoe het huidige handicapmodel elders te realiseren is binnen een kader voor langdurig verblijf.
De commissie acht de adviezen van de externe rapporteurs om nu reeds de LFPZ-status op te heffen prematuur, aangezien eerst onderzocht dient te worden of er een andere setting is met een lager beveiligingsniveau, waar dezelfde bejegening, context en mogelijkheid van langdurig verblijf geboden kan worden. Deze setting is op dit moment nog niet in beeld. Een complicerende factor hierbij is dat betrokkene niet wil oefenen met begeleide verloven in de directe omgeving van de kliniek, waardoor een opbouw van vrijheden tot op heden niet mogelijk is. Hij geeft aan voldoende te hebben aan de vrijheden op het huidige (beveiligde) terrein van de LFPZ. In de overwegingen dient meegenomen te worden wat dit voor gevolgen voor betrokkene en zijn kwaliteit van leven heeft bij een eventuele overplaatsing naar een vervolgvoorziening met beperktere mogelijkheden voor vrijheden in de voorziening.
De commissie merkt nog op dat de vermeende positieve invloed van de familie van betrokkene zoals beschreven door één van de externe rapporteurs, geen ondersteuning vindt in wat er in de overige stukken over de familie te lezen is.
Op grond van het bovenstaande is de commissie van oordeel dat naar geldend psychiatrisch inzicht in alle redelijkheid tot de vaststelling kan worden gekomen dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is. Er is op dit moment voorts nog geen concreet uitstroomtraject richting een GGZ voorziening of een andere instelling, waar het noodzakelijke niveau van zorg en beveiliging geboden kan worden.
Beveiligingsniveau
Uit het advies van de kliniek d.d. 23 november 2021 blijkt dat het beveiligingsniveau in de zin van de Verlofregeling van 29 maart 2012 als laag wordt ingeschat. Het beveiligingsniveau wordt sinds februari 2021 als laag ingeschat. Sinds het door de LFPZ ingediende verzoek hiertoe is er geen verandering geweest in het toestandsbeeld en functioneren van betrokkene. De kliniek ziet dan ook geen aanleiding om op dit moment tot een ander niveau te adviseren. Dat begeleid verlof nog niet van de grond is gekomen, is grotendeels te wijten aan dat het ingewikkeld blijkt om voldoende zicht te krijgen op het netwerk (en de interactie met betrokkene) waarnaar begeleid verlof zou plaatsvinden. De adviescommissie schat het individuele beveiligingsniveau gelet op al het vorenstaande als laag in.
De rechtbank stelt vast dat de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg adviseert aan de minister van Justitie en Veiligheid om de LFPZ-indicatie voort te zetten. De minister van Justitie en Veiligheid heeft nog geen beslissing genomen.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege maar, bij naar aanleiding van hetgeen op de zitting naar voren is gebracht, de vordering aangepast in die zin dat de officier van justitie vordert de verlenging te beperken tot één jaar.
De officier van justitie heeft in het bijzonder het volgende naar voren gebracht. Er is sprake van een stoornis, en aan het gevaarscriterium en het vereiste van proportionaliteit is voldaan. Het vereiste van subsidiariteit roept de vraag op wat er nodig is, als er geen behandeling meer plaats vindt. Er is een oproep gedaan om iets nieuws te proberen. Er is, gelet op de adviezen van de onafhankelijke deskundigen, nu momentum om een verandering in gang te zetten en gelet daarop is verlenging van de termijn met één jaar aangewezen.

6.Het standpunt van betrokkene

Betrokkene is het eens met de vordering van de officier van justitie.
Namens betrokkene heeft de raadsvrouw in het bijzonder het volgende naar voren gebracht. De afspraken die tijdens de zorgconferentie in 2018 zijn gemaakt – onder meer om overplaatsing naar De Voorde dan wel naar een FPA in Noord-Holland te onderzoeken - zijn niet nagekomen. Er is urgent actie nodig om betrokkene te verplaatsen, naar een passender setting en dichter bij zijn familie in Alkmaar. De raadsvrouw acht het zeer teleurstellend dat er, ondanks de in 2018 gemaakte afspraken, en ondanks de oproep van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in 2020 om invulling te geven aan die afspraken, tot nu toe geen concrete stappen zijn gezet om een overplaatsing te realiseren of zelfs maar te onderzoeken.
7. De beoordeling
De rechtbank is, gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting, van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling van betrokkene vereist. De rechtbank overweegt dat bij betrokkene nog altijd sprake is van ernstige psychiatrische problematiek. Indien de maatregel zou wegvallen, wordt het recidiverisico ingeschat als hoog. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Dan is de vraag of de terbeschikkingstelling verlengd moet worden met één jaar of met twee jaar. Het algemene beleid is dat als de verwachte behandeling langer gaat duren dan één jaar, de terbeschikkingstelling verlengd wordt met twee jaar. Zoals de officier van justitie heeft aangegeven, is dit criterium in de onderhavige zaak echter niet goed toepasbaar, omdat betrokkene niet of nauwelijks meer wordt behandeld. Verder is het gelet op de door de deskundigen uitgebrachte adviezen van belang dat thans serieus en voortvarend wordt onderzocht of de huidige terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op termijn nog noodzakelijk is ter bescherming van de maatschappij, of dat er andere mogelijkheden zijn waarmee ook meer aan de gerechtvaardigde belangen van de betrokkene kan worden tegemoet gekomen. Over deze vraag is ter terechtzitting uitvoerig gesproken.
De rechtbank constateert dat er consensus is dat betrokkene toe is aan een vervolgstap, die er in de eerste plaats op is gericht dat hij uitstroomt uit de LFPZ. De kliniek en de LAP denken daarbij aan overplaatsing naar de longcare kliniek De Voorde. De onafhankelijke deskundigen en betrokkene bepleiten overplaatsing naar een FPK/FPA psychiater in Noord-Holland.
De rechtbank acht gelet op al het voorgaande urgent dat voortvarend wordt toegewerkt naar een overplaatsing naar een andere kliniek, waarbij zowel recht wordt gedaan aan de bescherming van de maatschappij als aan het gerechtvaardigde belang van de betrokkene om niet langer dan nodig te hoeven verblijven in het regime van een LFPZ-kliniek.
Gelet hierop zal de rechtbank de terbeschikkingstelling verlengen met een termijn van één jaar.

8.De beslissing

De rechtbank:
Wijst de vordering van de officier van justitie toe en
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege van
[veroordeelde]met
één jaar.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. D.J. Straathof, voorzitter,
mrs. M. Visser en J.J. Roos, rechters,
in tegenwoordigheid van M. van Fraeijenhove, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2022.