ECLI:NL:RBNHO:2022:5028

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
9794699 CV EXPL 22-2029
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van (pre)contractuele informatieplichten in een overeenkomst tussen handelaar en consument met betrekking tot kinderopvang

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Kinderrijk, gevestigd te Amstelveen, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard en tegen deze is verstek verleend. De vordering van de eisende partij is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, waarbij de kantonrechter ambtshalve moest toezien op de naleving van de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.

De eisende partij stelde dat de informatieplichten niet van toepassing waren op de overeenkomst, omdat kinderopvang volgens hen niet onder de sociale dienstverlening valt. De kantonrechter oordeelde echter dat de commerciële kinderopvangovereenkomst niet onder de definitie van sociale diensten valt en dat de informatieplichten wel degelijk van toepassing zijn. De eisende partij heeft niet voldoende onderbouwd dat zij aan deze informatieplichten heeft voldaan, wat leidde tot de afwijzing van de vordering.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij niet aan de eisen van de dagvaarding heeft voldaan, zoals vermeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De vordering is afgewezen en de proceskosten zijn voor rekening van de eisende partij, die tot en met de uitspraak zijn vastgesteld op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9794699 CV EXPL 22-2029
Uitspraakdatum: 26 april 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Kinderrijk
gevestigd te Amstelveen
de eisende partij
gemachtigde: mr. O.J. Boeder
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.2.
In de onderhavige zaak is een overeenkomst met betrekking tot kinderopvang tot stand gekomen tussen partijen. In de dagvaarding heeft de eisende partij gesteld dat de bepalingen over de (pre)contractuele informatieverplichtingen niet van toepassing zijn op de onderhavige overeenkomst, nu in artikel 6:230h lid 2 sub c BW is bepaald dat de informatieplichten van Boek 6, Titel 5, Afdeling 2B BW niet van toepassing zijn op overeenkomsten betreffende sociale dienstverlening, waaronder kinderzorg. De kantonrechter volgt de eisende partij niet in haar stelling. Met ‘sociale diensten’ wordt gedoeld op diensten die worden verleend aan mensen die bijzonder kwetsbaar zijn of een laag inkomen hebben, of mensen die een bijzondere behoefte hebben aan hulp, ondersteuning, bescherming en aanmoediging in een specifieke levensfase (overweging 29 Richtlijn 2011/83/EU). Deze diensten zijn uitgesloten omdat in deze situatie verdergaande bescherming voor de zwakkere partij wenselijk is. De (commerciële) kinderopvangovereenkomst die in deze zaak aan de orde is valt niet onder de definitie van een ‘sociale dienst’, derhalve is artikel 6:230h lid 2 sub c BW niet van toepassing.
2.3.
De eisende partij heeft subsidiair gesteld dat sprake is van een overeenkomst anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten, in de zin van artikel 6:230l BW. Dat strookt echter niet met de andere stellingen in de dagvaarding die erop neerkomen dat de gedaagde partij online een aanvraag heeft gedaan voor een plek voor haar kind bij de kinderopvangorganisatie van de eisende partij, dat de gedaagde partij vervolgens schriftelijk een offerte/concept contract heeft gekregen van de eisende partij en dat de gedaagde partij dat contract heeft ondertekend en aan de eisende partij heeft teruggestuurd. Uit die gang van zaken volgt dat sprake is van een overeenkomst buiten de verkoopruime of op afstand zoals bedoeld in artikel 6:230m BW. Daarop is ook artikel 6:230v BW van toepassing. De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. Concrete verwijzingen in de dagvaarding en de overgelegde stukken waaruit blijkt dat is voldaan aan de afzonderlijke bepalingen van artikel 6:230m lid 1 en 6:230v BW ontbreken.
Wat is hiervan het gevolg?
2.4.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.5.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen. Gelet op artikel 3.5 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton wordt de eisende partij niet meer in de gelegenheid gesteld om haar vordering bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.
2.6.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter