ECLI:NL:RBNHO:2022:5026

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
9070470 \ CV EXPL 21-1484
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers wegens annulering van vlucht en onvoldoende maatregelen door vervoerder

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines AG, wegens de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar Krasnodar via Wenen op 22 december 2018. De passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft de annulering verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vervoerder onvoldoende heeft aangetoond dat er geen redelijke alternatieven waren om de passagiers naar hun eindbestemming te vervoeren. De passagiers zijn met aanzienlijke vertraging aangekomen, variërend van 34 tot 37 uur, en de vervoerder heeft niet kunnen bewijzen dat alle redelijke maatregelen zijn genomen om deze vertraging te voorkomen.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen, inclusief de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder is veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 3.994,50, vermeerderd met rente en proceskosten. De rechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen onder de Verordening en dat de passagiers recht hebben op compensatie voor de geleden schade door de annulering van hun vlucht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9070470 \ CV EXPL 21-1484
Uitspraakdatum: 1 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser 1], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kind
[minderjarige 1]
[eiser 2]allen wonende te [plaats 1]
[eiser 3], wonende te [plaats 2]
[eiser 4]
[eiser 5], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor zijn minderjarige kinderen
[minderjarige 2],
[minderjarige 3]en
[minderjarige 4]allen wonende te [plaats 3]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines AG
statutair gevestigd te Wenen (Oostenrijk), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.A. Pluijm en P.C.X. de Leede (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 8 december 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. Vervolgens hebben de passagiers een akte houdende overlegging producties genomen. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Passagiers sub 1 en sub 2 hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder passagiers sub 1 en sub 2 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Vienna International Airport, Wenen (Oostenrijk) naar Krasnodar Airport (Rusland) op 22 december 2018.
2.2.
Volgens de overeenkomst zouden passagiers sub 1 en sub 2 op 22 december 2018 om 07:10 uur lokale tijd vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht OS378 vertrekken en om 09:00 uur lokale tijd aankomen op Vienna International Airport. Vanuit daar zouden zij met vlucht OS607 om 09:45 uur lokale tijd verder vliegen naar Krasnodar Airport om daar om 14:40 uur lokale tijd aan te komen.
2.3.
Passagier sub 3 heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder passagier sub 3 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Vienna International Airport op 22 december 2018.
2.4.
Volgens de overeenkomst zou passagier sub 3 op 22 december 2018 om 07:10 uur lokale tijd vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht OS738 vertrekken en om 09:00 uur lokale tijd aankomen op Vienna International Airport.
2.5.
Passagiers sub 4 en sub 5 hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder passagiers sub 4 en sub 5 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Vienna International Airport naar Skopje Airport (Macedonië) op 22 december 2018.
2.6.
Volgens de overeenkomst zouden passagiers sub 4 en sub 5 op 22 december 2018 om 07:10 uur lokale tijd vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht OS378 vertrekken en om 09:00 uur lokale tijd aankomen op Vienna International Airport. Vanuit daar zouden zij met vlucht OS779 om 10:05 uur lokale tijd verder vliegen naar Skopje Airport om daar om 11:40 uur lokale tijd aan te komen.
2.7.
Vlucht OS378 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Vienna International Airport (hierna: de vlucht) is geannuleerd. De passagiers zijn omgeboekt naar alternatieve vluchten. Passagiers sub 1 en sub 2 zijn hierdoor 35 uur en 56 minuten later dan oorspronkelijk gepland aangekomen op de overeengekomen eindbestemming. Passagier sub 3 is 34 uur en 52 minuten later dan oorspronkelijk gepland aangekomen op de overeengekomen eindbestemming en passagiers sub 4 en 5 zijn 37 uur en zeven minuten later dan oorspronkelijk gepland aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
2.8.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.9.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.10.
Passagiers sub 1 en sub 5 zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens hun minderjarige kinderen te voeren.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 3.450,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 december 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 544,50 dan wel € 568,70 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Op grond van het bepaalde in artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, hebben de passagiers in geval van annulering van een vlucht recht op de in artikel 7 van de Verordening bedoelde compensatie, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Bij de beoordeling hiervan heeft als uitgangspunt te gelden dat de Verordening een hoge mate van bescherming van de consument beoogt en restrictief dient te worden uitgelegd. In dat licht dient het standpunt van de vervoerder te worden bezien.
4.3.
De vervoerder betoogt dat op 22 december 2018 sprake was van slechte weersomstandigheden te Amsterdam, te weten harde wind en windstoten. Er was regelmatig sprake van windstoten met een snelheid van 25 knopen. Vanwege de slechte weersomstandigheden is de vlucht geannuleerd, hetgeen ook volgt uit de
Operations Performance Report. Ter onderbouwing van zijn verweer verwijst de vervoerder, onder meer, naar het METAR-rapport. Uit het METAR-rapport volgt dat er in Amsterdam een groot deel van de nacht en de ochtend sprake was van windstoten en zijwind. Zijwind vormt een gevaar voor de vliegveiligheid. Bovendien vermeldt de METAR tussen 05:55 uur UTC en 07:55 uur UTC verschillende keren code “BECMG”, hetgeen duidt op plotselinge weersveranderingen, aldus de vervoerder. Bij dupliek heeft de vervoerder nog aangevoerd dat de onderhavige vlucht onderdeel uitmaakte van de rotatievlucht Wenen-Amsterdam-Wenen (vluchten OS378 en OS377). Vlucht OS377 is ook geannuleerd vanwege slechte weersomstandigheden te Wenen. Dit werkt door naar de onderhavige vlucht, aldus de vervoerder.
4.4.
Wat er ook zij van eventuele buitengewone omstandigheden, volgens planning zouden de passagiers op 22 december 2018 om 09:00 uur lokale tijd aankomen op Wenen. Doordat de vlucht is geannuleerd zijn de passagiers omgeboekt naar alternatieve vluchten. Niet weersproken is dat de passagiers met een vertraging van meer dan 34 uur zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
4.5.
Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat het in beginsel geen redelijke maatregel is, indien de passagiers met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt. Dit is anders indien er geen enkele andere mogelijkheid voor een rechtstreekse of indirecte alternatieve vlucht bestond met een door haarzelf of door een andere luchtvaartmaatschappij uitgevoerde vlucht die op een minder laat tijdstip aankwam dan de volgende vlucht van de betrokken luchtvaartmaatschappij, of dat het organiseren van een dergelijke alternatieve vlucht voor die laatste een onaanvaardbaar offer betekende gelet op de mogelijkheden van haar onderneming op het relevante tijdstip. Hierbij gaat de kantonrechter, voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’, uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur.
4.6.
De passagiers betwisten dat zij zijn omgeboekt naar de eerst beschikbare alternatieve vluchten. Zij stellen dat er vele mogelijkheden waren waarmee zij minder vertraagd zouden zijn aangekomen. Ter onderbouwing van hun standpunt hebben de passagiers een lijst met alternatieve vluchten overgelegd. Ook stellen de passagiers dat een vertraging van ruim 34 uur op de route Amsterdam-Wenen buitensporig is. Een treinreis Amsterdam-Wenen duurt volgens de passagiers slechts 12 uur. Daarbij was het volgens de passagiers aannemelijk dat er nog plek aan boord was op de door hen genoemde vluchten. De bezittingsgraad van vluchten lag in de wintermaanden van 2018 en 2019 tussen de 76 en 82 procent, aldus de passagiers. Bovendien heeft de vervoerder de stelling dat Schiphol op 22 november 2018 de landingscapaciteit met 50 procent had verminderd onvoldoende onderbouwd, aldus de passagiers. Tegenover de gemotiveerde betwisting van de passagiers heeft de vervoerder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij de passagiers op de eerst beschikbare vluchten heeft omgeboekt. Dat de vervoerder passagiers sub 1 en sub 2 heeft omgeboekt op vluchten van de Russische maatschappij Aeroflot doet daar niets aan af. De passagiers hebben immers gemotiveerd gesteld dat zij met andere vluchten van andere luchtvaartmaatschappijen met minder vertraging op de eindbestemming zouden zijn aangekomen. Het had op de weg van de vervoerder gelegen om hier (nader) op in te gaan, hetgeen de vervoerder onvoldoende heeft gedaan. Zo had de vervoerder bijvoorbeeld ten aanzien van passagiers sub 4 en sub 5 opties kunnen overwegen zonder opstap op Wenen, hetgeen hij heeft nagelaten. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd dat er geen enkele andere - redelijke - eerdere mogelijkheid was om de passagiers naar de eindbestemming te vervoeren. Bij gebrek aan een nadere onderbouwing van de vervoerder kan daarom niet worden aangenomen dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging ten gevolge van de annulering te voorkomen dan wel te beperken.
4.7.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 3.994,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.450,00 vanaf 22 december 2018 en over € 544,50 vanaf 8 december 2020 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 498,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 124,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter