In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 18 december 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk een hoeveelheid MDMA buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte, die thans gedetineerd is in de Penitentiaire Inrichting Middelburg, werd beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met het verbod van artikel 2 onder A van de Opiumwet. Tijdens de openbare terechtzitting op 28 april 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. K. Sanders, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. L.M. Oldenburg, gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte had verklaard dat hij dacht dat hij paracetamol vervoerde en niet wist dat er MDMA in zijn koffer zat. De rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig, gezien de omstandigheden waaronder de verdachte de pakketten had vervoerd. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk de MDMA had uitgevoerd, wat leidde tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de inhoud van zijn bagage en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die zouden kunnen leiden tot een andere conclusie. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 12 mei 2022.