ECLI:NL:RBNHO:2022:4985

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
15/024776-22 en 09/238705-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en heling met betrekking tot gereedschappen uit bedrijfsbussen

Op 9 mei 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal en heling van gereedschappen uit verschillende bedrijfsbussen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van gereedschappen die toebehoorden aan meerdere benadeelden, waaronder [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3], [benadeelde 4], [benadeelde 5], [benadeelde 6], [benadeelde 7], [benadeelde 8], [benadeelde 9] en [benadeelde 10]. De feiten vonden plaats tussen 14 juli 2021 en 28 januari 2022 in de gemeenten Wormerland en Zaanstad. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal, mede op basis van camerabeelden en het korte tijdsverloop tussen de diefstal en het aantreffen van de gestolen goederen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat er voldoende verband was tussen de schade en de helingshandelingen. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte verplicht werd tot betaling aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/024776-22 en 09/238705-20 (TUL) (P)
Uitspraakdatum: 9 mei 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 april 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Lelystad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.J.G. Leeuw en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. C. Peters, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 juli 2021 tot en met 28 januari 2022
te Jisp, gemeente Wormerland, en/of
te Assendelft, gemeente Zaandstad, en/of
te Krommenie, gemeente Zaanstad, en/of
te Wormerveer, gemeente Zaanstad, en/of
te Zaandijk, gemeente Zaanstad
in elk geval in Nederland
(telkens)
- een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) gereedschap, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[benadeelde 1] (te Jisp) en/of
[benadeelde 2] (te Assendelft) en/of
[benadeelde 3] (te Krommenie) en/of
[benadeelde 4] (te Wormerveer) en/of
[benadeelde 5] (te Krommenie) en/of
[benadeelde 6] (te Assendelft) en/of
[benadeelde 7] (te Zaandijk), en/of
[benadeelde 8] (te Krommenie), en/of
[benadeelde 9] (te Wormerveer), en/of
[benadeelde 10] (te Wormerveer)
in elk geval (telkens) aan een ander toebehoorde(n)
en/of
- een laptop (Acer) en/of een hoeveelheid contant geld van ongeveer 440 euro dat/die geheel of gedeeltelijk aan die [benadeelde 9] in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2:hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 juli 2021 tot en met 28 januari 2022 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, telkens een of meerdere hoeveelhe(i)d(en)gereedschap en/of een laptop (Acer) en/of een geldbedrag
te weten:
- een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) gereedschap, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[benadeelde 1] (te Jisp) en/of
[benadeelde 2] (te Assendelft) en/of
[benadeelde 3] (te Krommenie) en/of
[benadeelde 4] (te Wormerveer) en/of
[benadeelde 5] (te Krommenie) en/of
[benadeelde 6] (te Assendelft) en/of
[benadeelde 7] (te Zaandijk), en/of
[benadeelde 8] (te Krommenie), en/of
[benadeelde 9] (te Wormerveer), en/of
[benadeelde 10] (te Wormerveer)
en/of
- een laptop (Acer) en/of een hoeveelheid contant geld van ongeveer 440 euro dat/die geheel of gedeeltelijk aan die [benadeelde 9] in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit. Nu de verdachte de diefstallen ten aanzien van de aangevers [benadeelde 7] en [benadeelde 10] heeft bekend, kunnen deze bewijsbare feiten als schakelbewijs worden gebruikt voor de diefstallen ten aanzien van de overige in de tenlastelegging genoemde aangevers, nu sprake is van dezelfde modus operandi. Bovendien heeft de verdachte wat betreft die diefstallen geen aannemelijke, en zelfs wisselende en tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Nu de handelingen ten aanzien van feit 2 (heling) eveneens kunnen worden bewezen, moet de verdachte hiervan worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de handelingen niet gekwalificeerd kunnen worden als heling en dus geen strafbaar feit opleveren, aldus de officier van justitie.
3.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 (diefstal):
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van diefstal van de goederen van de aangevers [benadeelde 4], [benadeelde 8], [benadeelde 3], [benadeelde 9], [benadeelde 5], [benadeelde 6], [benadeelde 1] en [benadeelde 2] wegens het ontbreken van bewijs dat de verdachte betrokken zou zijn bij de diefstal.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de diefstal van goederen van de aangevers [benadeelde 7] en [benadeelde 10], nu de verdachte deze twee diefstallen heeft bekend.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bewijsconstructie zoals door de officier van justitie naar voren is gebracht, nu de handelingen van de verdachte niet zodanig specifiek zijn. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte een verklaring heeft afgelegd over de korte tijdspanne tussen de diefstal en het moment van aantreffen van de goederen bij de verdachte, namelijk dat de verdachte de goederen verkreeg van een derde die de goederen met de auto bij de verdachte kwam brengen. Uit jurisprudentie volgt dat het korte tijdsverloop enkel voor bewijs kan dienen indien een redelijke verklaring daarvoor ontbreekt, aldus de raadsman.
Ten aanzien van feit 2 (heling):
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van heling ten aanzien van de goederen van de aangevers [benadeelde 5] en [benadeelde 1]. Wat betreft aangever [benadeelde 5] heeft de raadsman hiertoe aangevoerd dat onduidelijk is of de door de verdachte op Facebook aangeboden goederen de goederen van deze aangever zijn. Ten aanzien van aangever [benadeelde 1] heeft de raadsman bepleit dat in het dossier geen bewijs te vinden is dat de verdachte de goederen van deze aangever daadwerkelijk voorhanden heeft gehad.
De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de onder 2 ten laste gelegde heling kan worden bewezen met betrekking tot de goederen van de aangevers [benadeelde 4], [benadeelde 8], [benadeelde 3], [benadeelde 9], [benadeelde 6] en [benadeelde 2].
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Ten aanzien van feit 1 (diefstal)
De rechtbank stelt aan de hand van het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast met betrekking tot de diefstallen van de gereedschappen van de aangevers [benadeelde 4] en [benadeelde 3].
Aangever [benadeelde 4]
Op camerabeelden van de buurman van aangever [benadeelde 4] is te zien dat een persoon op 20 januari 2022, eerder waargenomen omstreeks 01.51 uur, om 02.17 uur terug richting de plaats delict fietst. Op een onbekend tijdstip is dezelfde persoon te zien met een doos in de fietsmand en gereedschap op de bagagedrager. Vervolgens blijkt na onderzoek aan de telefoon van de verdachte dat op 20 januari 2022 om 03.18 uur voor het eerst, met deze telefoon en in de woning van de verdachte, gestolen gereedschap is gefotografeerd dat herleidbaar is naar aangever [benadeelde 4]. Tussen de diefstal van het gereedschap en het tijdstip van fotograferen van het gereedschap zit een periode van ongeveer één uur.
Aangever [benadeelde 3]
Op 17 januari 2022 om 03.42 uur is de eerste melding op de telefoon van aangever [benadeelde 3] binnengekomen waaruit blijkt dat de bestuurdersdeur van zijn werkbus onbevoegd is geopend. Vervolgens blijkt na onderzoek aan de telefoon van de verdachte dat op 17 januari 2022 om 06.49 uur voor het eerst gestolen gereedschap met deze telefoon is gefotografeerd dat herleidbaar is naar aangever [benadeelde 3]. Tussen de diefstal van het gereedschap en het tijdstip van fotograferen van het gereedschap zit een periode van ongeveer drie uur.
Kort tijdsverloop diefstal en aantreffen gestolen goederen
Gelet op het korte tijdsverloop tussen voornoemde diefstallen en het fotograferen van de gestolen gereedschappen met de telefoon van verdachte in de slaapkamer van de verdachte, en het ontbreken van een plausibele verklaring hiervoor van de verdachte, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de genoemde diefstallen. Anders dan door de verdediging betoogd ziet de rechtbank geen redelijke verklaring voor deze omstandigheden in de wisselende verklaringen van de verdachte ten aanzien van de plaats waar en de wijze waarop die gereedschappen door hem zijn gefotografeerd. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van diverse gereedschappen toebehorende aan de aangevers [benadeelde 4] en [benadeelde 3].
3.3.3
Partiële vrijspraken
Ten aanzien van feit 1 (diefstal)
Hetgeen hiervoor onder 3.3.2 is overwogen met betrekking tot het korte tijdsverloop tussen de betreffende diefstal en het aantreffen van de gestolen goederen geldt naar het oordeel van de rechtbank niet voor de diefstallen zoals ten laste gelegd ten aanzien van de aangevers [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 5], [benadeelde 6], [benadeelde 8] en [benadeelde 9]. De rechtbank kan in die incidenten ofwel niet vaststellen hoeveel tijd tussen de diefstallen en het fotograferen van de gestolen gereedschappen met de telefoon van de verdachte is verstreken, ofwel er is sprake van een in dit verband te groot tijdsverloop. Gelet op de verklaring van de verdachte – inhoudende dat hij wist dat veel van de goederen, afkomstig van een vriend, van diefstal afkomstig waren en dat hij de goederen bij hem thuis heeft gefotografeerd – acht de rechtbank ten aanzien van die incidenten wel heling bewezen. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de diefstallen van de gereedschappen van de aangevers [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 5], [benadeelde 6], [benadeelde 8] en [benadeelde 9].
Ten aanzien van feit 2 (heling)
Aangever [benadeelde 1]
De rechtbank kan met betrekking tot de diefstal van gereedschappen van aangever [benadeelde 1] slechts vaststellen dat de verdachte onder de naam ‘[verdachte]’ op enig moment gereedschappen aanbiedt op Facebook, waarvan de aangever aangeeft dat het zijn gereedschap is. De rechtbank acht dit onvoldoende om tot een bewezenverklaring van heling te kunnen komen, nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de gereedschappen daadwerkelijk voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de heling van gereedschappen van aangever [benadeelde 1].
3.3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:hij op tijdstippen in de periode van 14 juli 2021 tot en met 20 januari 2022
te Krommenie, gemeente Zaanstad, en
te Wormerveer, gemeente Zaanstad, en
te Zaandijk, gemeente Zaanstad
(telkens)
- een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) gereedschap, dat/die geheel of ten dele aan
[benadeelde 3] te Krommenie en
[benadeelde 4] te Wormerveer en
[benadeelde 7] te Zaandijk, en
[benadeelde 10] te Wormerveer
toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2:hij op tijdstippen in de periode van 14 juli 2021 tot en met 28 januari 2022 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, telkens een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) gereedschap
te weten:
- een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) gereedschap, dat/die geheel of ten dele aan
[benadeelde 2] te Assendelft en
[benadeelde 3] te Krommenie en
[benadeelde 4] te Wormerveer en
[benadeelde 5] te Krommenie en
[benadeelde 6] te Assendelft en
[benadeelde 7] te Zaandijk, en
[benadeelde 8] te Krommenie, en
[benadeelde 9] te Wormerveer, en
[benadeelde 10] te Wormerveer
voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde het voorhanden krijgen van dit goed (telkens) wist, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de aangevers [benadeelde 4], [benadeelde 3], [benadeelde 7] en [benadeelde 10] het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen is geoordeeld, maar de omstandigheid dat de helingshandeling is verricht ten aanzien van voorwerpen die de verdachte zelf als pleger door misdrijf heeft verkregen, staat aan de kwalificatie van heling in de weg. Dit brengt met zich dat het onder 2 bewezenverklaarde ten aanzien van de aangevers [benadeelde 4], [benadeelde 3], [benadeelde 7] en [benadeelde 10] niet gekwalificeerd kan worden als heling en dus geen strafbaar feit oplevert, zodat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van de heling van de gereedschappen van voornoemde aangevers.
Het overig bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
diefstal, meermalen gepleegd.
Feit 2:
opzetheling, meermalen gepleegd.
Er is overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht een groot voorwaardelijk strafdeel op te leggen, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en het meewerken aan alle andere (behandel)verplichtingen. De raadsman heeft verzocht een taakstraf (voor de duur van 240 uren) onderdeel te laten uitmaken van de straftoemeting.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal uit vier bedrijfsbussen. Bij deze diefstallen zijn telkens - vaak dure - gereedschappen weggenomen die de benadeelden gebruiken bij de uitoefening van hun beroep of bedrijf. Dergelijke diefstallen veroorzaken niet alleen schade maar zijn voor de eigenaren, die hun gereedschappen immers hard nodig hebben om hun werk te kunnen doen, bovendien zeer vervelend. Daarnaast heeft de verdachte zich meermaals schuldig gemaakt aan opzetheling van gereedschappen. Hierdoor heeft hij bijgedragen aan de handel in gestolen goederen en daarmee aan het stimuleren van diefstallen en heeft hij hiermee geprofiteerd van het misdrijf van een ander. De rechtbank rekent het bovenstaande de verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 23 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder meermalen terzake van vermogensdelicten onherroepelijk tot gevangenisstraffen is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport d.d. 22 april 2022, waarin de reclassering – bij een veroordeling – adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat de reclassering geen mogelijkheden tot interventies of een toezicht ziet.
Ten nadele van de verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat hij ten tijde van het plegen van de feiten nog in een proeftijd liep en dat de feiten zijn gepleegd met betrekking tot goederen (gereedschappen) met een veelal hoge waarde.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, geen aanleiding om aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden te verbinden, nu het voor de reclassering niet mogelijk is om een plan van aanpak op te stellen teneinde het recidiverisico in te perken. De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, evenmin aanleiding om een taakstraf aan de verdachte op te leggen gelet op hetgeen hierboven is overwogen.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

7.1
Algemene overwegingen
Voldoende verband met de helingshandelingen
De rechtbank stelt voorop dat de concrete omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de beantwoording van de vraag of voldoende verband bestaat tussen de handelingen van de verdachte van heling en de door de bestolen rechthebbenden geleden schade om te kunnen aannemen dat deze door die helingshandeling rechtstreeks schade heeft geleden.
In de bewezenverklaarde gevallen van opzetheling blijkt dat de verdachte kort nadat de goederen (gereedschappen) werden gestolen, deze heeft aangeboden op Facebook en/of Marktplaats. De verdachte heeft ter terechtzitting van 25 april 2022 verklaard dat hij de gereedschappen telkens heeft gekregen van de persoon die deze had gestolen. De afspraak was dat de verdachte de gereedschappen zou fotograferen en te koop zou aanbieden. De verdachte kreeg hiervoor betaald.
Naar het oordeel van de rechtbank staat de door de benadeelde partijen geleden schade, mede gelet op de samenwerking tussen de verdachte en de pleger van de diefstallen, in zodanig nauw verband met de bewezenverklaarde helingen (feit 2), dat die schade telkens redelijkerwijs kan worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij door dat feit te zijn toegebracht, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid, onder b en artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Schattingsbevoegdheid bij nieuwwaarde
De rechtbank zal in het geval dat de benadeelde partij de nieuwprijzen van gereedschappen heeft gevorderd, gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de schade in dat geval schatten op 75% van de aanschafwaarde.
Schattingsbevoegdheid bij loonderving
De rechtbank zal in het geval dat de benadeelde partij vergoeding van schade wegens loonderving heeft gevorderd, eveneens gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 BW en de schade bepalen op een bedrag van € 300,00 per niet gewerkte dag.
7.2
Benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 9.346,20 exclusief BTW ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade en een bedrag van € 2.000,00 wegens immateriële schade, die hij als gevolg van het ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast wordt een bedrag van € 1.010,00 gevorderd voor proceskosten. De materiële schade bestaat uit:
  • Post 1: gereedschappen € 7.996,20
  • Post 2: beschadiging slot busje € 350,00
  • Post 3: loonderving € 1.000,00
De vordering wordt door de verdediging betwist. De raadsman heeft de rechtbank daarnaast verzocht de vordering te matigen.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit [kort gezegd: diefstal] door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade ten aanzien van post 1 tot een bedrag van € 6.948,20 voldoende is onderbouwd en in zodanig verband staat met het door de verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank heeft bij de beoordeling hiervan gelet op goederen zoals genoemd in de aangifte en het nadere verhoor van de benadeelde partij. Uit het ingediende formulier ‘Verzoek tot Schadevergoeding’ blijkt dat een bedrag van € 4.750,00 reeds door de verzekering is vergoed, zodat dit bedrag van voornoemd bedrag wordt afgetrokken en een bedrag van € 2.198,20 resteert.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade ten aanzien van post 2 (beschadiging slot busje) niet als rechtstreekse schade als gevolg van het bewezenverklaarde feit kan worden gezien, nu in de aangifte wordt vermeld dat geen sprake is van braakschade aan de bus. De benadeelde partij zal daarom in dat deel van de vordering niet kunnen worden ontvangen.
De rechtbank zal de gevorderde materiële schade ten aanzien van post 3 (loonderving) schatten op een bedrag van € 900,00 (3x € 300,00). Uit de onderbouwing blijkt voldoende dat de benadeelde partij drie dagen niet heeft kunnen werken.
De rechtbank is ten aanzien van de verzochte immateriële schadevergoeding van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering, omdat niet is onderbouwd dat sprake is (geweest) van geestelijk letsel dat is veroorzaakt door de bewezen verklaarde diefstal. Het meer of minder psychisch onbehagen dat uit de onderbouwing van de vordering naar voren komt, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als geestelijk letsel in de zin van de wet en levert aldus geen grond op voor vergoeding van immateriële schade.
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een totaalbedrag van € 3.098,20, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op € 170,00. De rechtbank maakt ten aanzien van de proceskosten gebruik van haar schattingsbevoegdheid en neemt bij de begroting van de verletkosten als uitgangspunt vier uur à € 40,00 per uur. Voornoemd bedrag van € 40,00 is conform hetgeen de benadeelde partij ter terechtzitting van 25 april 2022 naar voren heeft gebracht als zijnde zijn uurloon. Wat betreft de reiskosten acht de rechtbank een bedrag van € 10,00 billijk.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
7.3
Benadeelde partij [benadeelde 8]
De benadeelde partij [benadeelde 8] heeft namens [benadeelde 11] een vordering tot schadevergoeding van € 3.315,76 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In het ingediende formulier ‘Verzoek tot Schadevergoeding’ staat in het geval van een ‘Slachtoffer: niet-natuurlijk persoon’ de volgende aanwijzing: “Stuur een uittreksel van de Kamer van Koophandel mee en een volmacht van de directie/bestuurder, waaruit blijkt dat u de organisatie of het bedrijf mag vertegenwoordigen.”
De rechtbank constateert dat een uittreksel en een volmacht ontbreken. Uit het dossier blijkt evenmin dat de indiener bevoegd is de benadeelde partij te vertegenwoordigen.
De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
7.4
Benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 3.992,25 inclusief BTW ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade en een bedrag van € 900,00 wegens immateriële schade die hij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De materiële schade bestaat uit:
  • Post 1: makita gereedschap € 2.079,78
  • Post 2: festool gereedschap € 1.557,27
  • Post 3: rayban zonnebril € 100,00
  • Post 4: vochtmeter € 160,00
  • Post 5: afstandmeter € 95,20
De vordering wordt door de verdediging betwist. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de posten 3, 4 en 5 niet zijn onderbouwd zodat de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de waarde van de gereedschappen is gebaseerd op nieuwprijzen in plaats van de dagwaarde. Hij heeft de rechtbank verzocht de vordering daarom te matigen. Verder heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade (gederfde inkomsten) niet is onderbouwd, zodat de benadeelde partij ook daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit [kort gezegd: diefstal] door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade ten aanzien van de posten 1, 2, 4 en 5 voldoende is onderbouwd en in zodanig verband staat met het door de verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank zal de schade van deze posten bepalen op een bedrag van 75% van de nieuwprijzen exclusief BTW, te weten op een bedrag van € 2.445,77.
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering tot vergoeding van de materiële schade voor zover deze ziet op post 3 (rayban zonnebril) niet-ontvankelijk verklaren, nu op basis van de stukken in het dossier niet is vast te stellen dat deze schade is ontstaan door de diefstal.
De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade beschouwen als materiële schade, te weten loonderving, gelet op de onderbouwing hiervan door de benadeelde partij. Uit de onderbouwing blijkt dat de benadeelde partij drie dagen niet heeft kunnen werken, waardoor de rechtbank het bedrag aan loonderving zal schatten op € 900,00 (3x € 300,00).
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een totaalbedrag van € 3.345,77, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
7.5
Benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 3.172,96 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat, nu niet wettig en overtuigend is bewezen wat aan de verdachte onder de feiten 1 en 2 ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 1] is ten laste gelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op die ten laste gelegde feiten, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.
7.6
Benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.361,17 inclusief BTW ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De materiële schade bestaat uit:
  • Post 1: accu mixer + verlenging € 573,43
  • Post 2: accu boormachine € 283,19
  • Post 3: vochtmeter € 348,83
  • Post 4: laserafstandmeter € 77,44
  • Post 5: makita heteluchtpistool € 78,28
De vordering wordt wat betreft post 5 (heteluchtpistool) door de verdediging betwist. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de waarde van de gereedschappen is gebaseerd op nieuwprijzen in plaats van de dagwaarde. Hij heeft de rechtbank verzocht de vordering te matigen.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit [kort gezegd: opzetheling] door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade voldoende is onderbouwd en in zodanig verband staat met het door de verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend.
De rechtbank zal de schade bepalen op een bedrag van 75% van de nieuwprijzen exclusief BTW. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een totaalbedrag van € 840,21, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: opzetheling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
7.7
Benadeelde partij [benadeelde 10]
De benadeelde partij [benadeelde 10] heeft een vordering tot schadevergoeding van - naar de rechtbank begrijpt - € 2.970,32 exclusief BTW ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast wordt een bedrag van € 360,00 gevorderd voor proceskosten. De materiële schade bestaat uit:
  • Post 1: festool accu € 120,64
  • Post 2: festool acculader € 47,93
  • Post 3: rupes rechte slijper € 266,93
  • Post 4: festool schuurmachine € 507,26
  • Post 5: boormachine € 307,43
  • Post 6: plaatschaar € 510,07
  • Post 7: combihamer € 484,09
  • Post 8: lineaire schuurmachine € 328,50
  • Post 9: Toolnation.nl overig € 397,47
De raadsman heeft aangevoerd dat de waarde van de gereedschappen is gebaseerd op nieuwprijzen in plaats van de dagwaarde. Hij heeft de rechtbank verzocht de vordering te matigen.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit [kort gezegd: diefstal] door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade voldoende is onderbouwd en in zodanig verband staat met het door de verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat kan worden uitgegaan van de waarde van de gereedschappen zoals vermeld op de facturen, nu deze dateren uit 2014 en 2021 en dus niet is gebaseerd op nieuwprijzen. De rechtbank acht de vordering dan ook in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal de gevorderde proceskosten beschouwen als materiële kosten, te weten loonderving, gelet op de onderbouwing hiervan door de benadeelde partij. Uit de onderbouwing blijkt dat de benadeelde partij één (1) dag niet heeft kunnen werken, waardoor de rechtbank het bedrag aan loonderving zal schatten op € 300,00.
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een totaalbedrag van € 3.270,32, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 6 oktober 2020 in de zaak met parketnummer 09/238705-20 heeft de politierechter te Den Haag de verdachte ter zake van diefstallen veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a Sv is op 26 oktober 2020 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 21 oktober 2020 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 310 en 416 Sr.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Stelt vast dat het bewezenverklaarde onder feit 2 ten aanzien van de aangevers [benadeelde 4], [benadeelde 3], Ozkurt en [benadeelde 10] geen voor kwalificatie vatbare strafbare feiten oplevert en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten voor het overige de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
achttien (18) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot vijf (5) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 4] en schadevergoedingsmaatregel
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.098,20 (zegge: drieduizend achtennegentig euro en twintig cent), bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 4], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 170,00, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 3.098,20 (zegge: drieduizend achtennegentig euro en twintig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen gijzelingen bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 8]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 8] niet-ontvankelijk in de vordering.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 3] en schadevergoedingsmaatregel
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.345,77 (zegge: drieduizend driehonderdvijfenveertig euro en zevenenzeventig cent), bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 3], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 3.345,77 (zegge: drieduizend driehonderdvijfenveertig euro en zevenenzeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
43 (drieënveertig) dagen gijzelingen bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2] en schadevergoedingsmaatregel
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 840,21 (zegge: achthonderdveertig euro en eenentwintig cent), bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 840,21 (zegge: achthonderdveertig euro en eenentwintig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
16 (zestien) dagen gijzelingen bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 10] en schadevergoedingsmaatregel
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 10]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.270,32 (zegge: drieduizend tweehonderdzeventig euro en tweeëndertig cent), bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 10], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 10] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 3.270,32 (zegge: drieduizend tweehonderdzeventig euro en tweeëndertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
42 (tweeënveertig) dagen gijzelingen bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering tenuitvoerlegging
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 09/238705-20 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van één maand, opgelegd bij vonnis van de politierechter te Den Haag d.d. 6 oktober 2020.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J. Richters, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. P.H.B. Littooy, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.A. Spoelstra,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 mei 2022.
mr. Richters is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.