ECLI:NL:RBNHO:2022:4978

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
15-870508-15 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde ontnemingszaak na schikking ex artikel 511c Sv

In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 22 april 2022 uitspraak gedaan naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie van 10 september 2019. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het bedrag van € 722.389,68, dat als wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat, zou vaststellen en de verdachte zou verplichten tot betaling aan de Staat. De verdachte, die in de Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard gedetineerd was, heeft op de zitting van 8 april 2022 een schriftelijke schikking getroffen met de officier van justitie op basis van artikel 511c van het Wetboek van Strafvordering. Deze schikking hield in dat de verdachte afstand deed van verschillende in beslag genomen voorwerpen en afzag van aanspraken op vergoeding en fiscale aftrekmogelijkheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden van de schikking is voldaan en dat de ontnemingszaak van rechtswege is geëindigd. De rechtbank benadrukt dat een eenmaal aangevangen ontnemingsprocedure normaal gesproken eindigt met een rechterlijke uitspraak, maar dat in dit geval de wet een uitzondering biedt wanneer een schikking tot stand komt. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat de ontnemingszaak tegen de verdachte van rechtswege is geëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-870508-15 (ontneming)
Uitspraakdatum: 22 april 2022
Tegenspraak
Dit vonnis heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie van 10 september 2019, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in de ontnemingszaak tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum en plaats] ,
uit andere hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard en aldaar ingeschreven op het adres [adres] .

1.Vordering en procesverloop

In de schriftelijke vordering van 10 september 2019 heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, zal vaststellen op € 722.389,68 en aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van door hem wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie heeft de schriftelijke vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van de verdachte om te verschijnen op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 oktober 2021. Tijdens deze zitting heeft de rechtbank onderzoekswensen van de verdediging behandeld en deze verzoeken afgewezen. Het onderzoek is vervolgens voor onbepaalde tijd geschorst.
Het onderzoek op de zitting is vervolgens hervat en opnieuw aangevangen op de zitting van 8 april 2022. Daarbij zijn gehoord de officier van justitie, mr. M. Kubbinga, alsmede de verdachte en zijn raadsman, mr. A.M.J. Comans, advocaat te Utrecht.

2.Schikking ex artikel 511c Sv

De officier van justitie heeft op de zitting medegedeeld dat zij kort voor aanvang van de zitting, op 8 april 2022, met de verdachte een schriftelijke schikking heeft getroffen op grond van het bepaalde in artikel 511c van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en zij heeft het originele exemplaar daarvan aan de rechtbank overgelegd. Deze schikking is ondertekend door zowel de officier van justitie als de verdachte en houdt in dat de verdachte ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel afstand doet van de in de schikking genoemde, aan hem toebehorende in beslag genomen voorwerpen (zijnde verschillende voertuigen, diverse luxe goederen en twee geldbedragen) en deze overdraagt aan de Nederlandse Staat. Daarnaast is overeengekomen dat de verdachte afziet van iedere mogelijke aanspraak op strafvorderlijke vergoeding gebaseerd op de strafzaak met bovenstaand parketnummer uit welke hoofde dan ook, waaronder rentevergoeding. Tot slot verklaart de verdachte in de schikking uitdrukkelijk af te zien van ieder mogelijk bestaand recht op een fiscale aftrekmogelijkheid en zich aan deze verklaring te zullen houden als de Belastingdienst zich op deze verklaring beroept.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht gelet op deze schikking te bepalen dat de ontnemingszaak van rechtswege is geëindigd.

3.Beoordeling

De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie een schikking als bedoeld in artikel 511c Sv met de verdachte is aangegaan tot overdracht aan de Nederlandse staat van diverse, aan de verdachte toebehorende voorwerpen ter ontneming van het ingevolge artikel 36e Sr voor ontneming vatbare wederrechtelijk verkregen voordeel. Ook heeft de rechtbank vastgesteld dat aan de termen van die schikking is voldaan nu de verdachte met het ondertekenen van het schikkingsvoorstel uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van de in beslag genomen, aan hem toebehorende voorwerpen, zoals in de schikking is overeengekomen.
In het stelsel van strafvordering ligt besloten dat een eenmaal aangevangen ontnemingsprocedure wordt afgesloten met een rechterlijke uitspraak. Een uitzondering hierop kan alleen worden aangenomen in die gevallen waarin de wet expliciet regelt dat deze hoofdregel niet van toepassing is. In het geval van een ontnemingsvordering geldt deze uitzondering wanneer een schikking als bedoeld in artikel 511c Sv tot stand is gekomen en aan de termen van die schikking door de verdachte is voldaan. In artikel 6:4:18 Sv is bepaald dat door voldoening aan die termen van de schikking, wanneer de ontnemingsvordering al is ingediend, zoals hier het geval, de zaak van rechtswege is geëindigd. Daarom zal de rechtbank verstaan dat de ontnemingszaak tegen de verdachte van rechtswege is geëindigd.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing:
Verstaat dat
de ontnemingszaak van rechtswege is geëindigd.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.D.M. Hazeu, voorzitter,
mr. J.J.M. Uitermark en mr. C.A.J. van Yperen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.H. Boersma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 april 2022.
De voorzitter, mr. D.D.M. Hazeu, de jongste rechter, mr. C.A.J. van Yperen, en de griffier, mr. P.H. Boersma, zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.