ECLI:NL:RBNHO:2022:496

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
HAA 21/6069 en 21/6068
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in verzoek om noodopvang door gemeente Zaanstad

In deze zaak hebben verzoekers, een gezin, bij de Rechtbank Noord-Holland beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad op hun aanvraag voor tijdelijke noodopvang. De aanvraag was gedaan op 1 november 2021, en op 15 november 2021 heeft de gemeente besloten om noodopvang toe te kennen. Verzoekers hebben hun beroep en verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar vroegen de rechtbank om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente onverwijld op het verzoek heeft beslist, aangezien de noodopvang feitelijk al op 2 november 2021 was geboden. De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat de gemeente het griffierecht van verzoekers, dat in totaal € 98,- bedraagt, moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter L.M. Kos en is openbaar uitgesproken op 28 januari 2022. Verzoekers kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen tegen de uitspraak met betrekking tot het beroep, maar tegen de uitspraak over de voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 21/6069 en HAA 21/6068
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 28 januari 2022 in de zaken tussen

[eiser] en [eiseres] c.s., verzoekers

(gemachtigde: mr. J.H. Kruseman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, verweerder

Procesverloop

Verzoekers hebben bij brief van 2 november 2021 bij de rechtbank beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag van 1 november 2021, inzake tijdelijke maatwerkvoorziening in de vorm van noodopvang. Verzoekers hebben voorts de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 15 november 2021 het gezin noodopvang toegekend.
Naar aanleiding hiervan hebben verzoekers het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken. Tegelijk met de intrekking is verzocht om verweerder te veroordelen in de kosten van de procedures bij de rechtbank, al kan de gemachtigde zich vinden in het enkel vergoeden van de griffierechten.

Overwegingen

Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank doet uitspraak met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 23 november 2021 meegedeeld dat hij niet te laat heeft beslist op het verzoek noodopvang. Verweerder heeft in eerste instantie alle aandacht gericht op het daadwerkelijk realiseren van noodopvang. Verder is ook het onderzoek naar het eventueel verlenen van een maatwerkvoorziening zo snel mogelijk op gang gebracht. Feitelijk is vanaf 2 november 2021, dat wil zeggen de dag nadat het verzoek is gedaan, noodopvang geboden. Daarmee konden verzoekers bekend zijn met het feit dat er was besloten op hun verzoek, alleen de exacte formulering van het besluit is eerst op 15 november 2021 bekend gemaakt aan de gemachtigde.
De rechtbank stelt vast dat ingevolge artikel 4:13, eerste lid, van de Awb een beschikking dient te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag. Op grond van artikel 2.3.3. van de Wmo beslist het college in spoedeisende gevallen, daaronder begrepen de gevallen waarin terstond opvang noodzakelijk is, al dan niet in verband met risico’s voor de veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2 en de aanvraag van de cliënt. Verzoekers hebben op 1 november 2021 verweerder verzocht om noodopvang voor hun gezin. Door hen is niet betwist dat verweerder die noodopvang feitelijk al vanaf 2 november 2021 heeft geboden. Bij besluit van 15 november 2021 heeft verweerder besloten de op 2 november 2021 verleende noodopvang voort te zetten tot verweerder heeft besloten op de aanvraag van verzoekers een om een maatwerkvoorziening als bedoeld in artikel 2,3,2 Wmo Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat verweerder niet onverwijld op het verzoek om noodopvang heeft beslist.
Wel ziet de rechtbank in de hierboven vermelde gang van zaken reden verweerder op grond van artikel 8:74, tweede lid, Awb op te dragen het verzoekers in beide procedures betaalde griffierecht te vergoeden (2 x € 49,- = € 98,- ) aan verzoekers te vergoeden.

Beslissing

- De rechtbank/voorzieningenrechter;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht ad € 98,- te vergoeden
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak met betrekking tot het beroep (HAA 21/6069) kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Tegen deze uitspraak met betrekking tot het verzoek om voorlopige voorziening (HAA 21/6068) staat geen rechtsmiddel open.