ECLI:NL:RBNHO:2022:4935

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
C/15/327145 / KG ZA 22-170
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over medewerking aan verkoop woning en verbod executiemaatregelen na echtscheiding

In deze zaak, die op 7 juni 2022 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee ex-echtgenoten, de vrouw en de man, die in een geschil verwikkeld zijn over de verkoop van een woning en de uitvoering van afspraken die zijn gemaakt in het kader van hun echtscheiding. De vrouw vordert dat de man zijn medewerking verleent aan de verkoop van de woning aan de [adres 1] en dat hij zich houdt aan eerdere afspraken die zijn gemaakt over de verdeling van hun gezamenlijke bezittingen. De man stelt dat hij door overmacht niet in staat is om aan deze verplichtingen te voldoen, omdat hij afhankelijk is van de goedkeuring van hypotheekaanvragen bij verschillende banken. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man tot uiterlijk 1 augustus 2022 de gelegenheid krijgt om de woning over te nemen. Indien hij hierin niet slaagt, moet hij meewerken aan de verkoop van de woning. De vrouw heeft voldoende spoedeisend belang bij haar vordering, omdat zij niet langer hoofdelijk aansprakelijk wil zijn voor de hypothecaire schuld van de woning. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de vrouw grotendeels toe en wijst de vorderingen van de man in reconventie af, waarbij hij de man ook verplicht om medewerking te verlenen aan de uitvoering van eerdere rechterlijke uitspraken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/327145 / KG ZA 22-170
Vonnis in kort geding van 7 juni 2022
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. Bootsma te Haarlem,
tegen
[de man],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. C. Ravesteijn te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 12
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 t/m 7
  • de producties 8 t/m 10 van de zijde van de man
  • de mondelinge behandeling van 10 mei 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de pleitaantekeningen van mr. Bootsma namens de vrouw
  • de aanhouding in verband met schikkingsoverleg
  • het e-mail bericht van 23 mei 2022 van mr. Bootsma waarbij verzocht is vonnis te wijzen.
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Bootsma voornoemd,
  • de man, bijgestaan door mr. Ravesteijn voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Partijen zijn ex-echtgenoten. In december 2021 hebben partijen in hoger beroep een regeling getroffen inzake de vermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding. Volgens de vrouw is de man die afspraken niet tijdig nagekomen en moet daarom één van de tot de gemeenschap behorende woningen verkocht worden. De man betoogt dat hij de afspraken wel wil nakomen, maar dat sprake is van overmacht omdat hij voor de financiering afhankelijk is van potentiële hypotheeknemers. Als tegenvordering vraagt de man tot uiterlijk 1 september 2022, of zoveel eerder definitief op de lopende financieringsaanvragen is beslist, een verbod executiemaatregelen te treffen. De voorzieningenrechter bepaalt – kort gezegd – dat de man nog tot 1 augustus 2022 de gelegenheid krijgt om de woning aan de [adres 1] over te nemen. Indien hij hierin niet slaagt zal de man zijn medewerking moeten verlenen aan de verkoop van deze woning.

3.Feiten

3.1.
Partijen zijn op basis van huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van 26 oktober 2016 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op 23 december 2016 in de daartoe bestemde registers ingeschreven.
3.2.
In het kader van de echtscheiding hebben partijen diverse gerechtelijke procedures gevoerd. Tot de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschappen behoren twee woningen in [plaats], gelegen aan de [adres 1] en aan de [adres 2].
3.3.
Bij beschikking van 12 september 2018 is – kort gezegd – de woning aan de [adres 1] aan de man toebedeeld onder de verplichting om de op deze woning rustende hypothecaire schuld voor zijn rekening te nemen. Dit onder de opschortende voorwaarde dat de vrouw als hoofdelijk schuldenaar zal worden ontslagen uit haar verplichtingen verbonden aan de hypothecaire schuld, de man aan de vrouw € 137.519,- minus de helft van de notariële kosten aan de vrouw dient te voldoen en de opschortende voorwaarde dat de man binnen drie maanden na de datum van de beschikking heeft aangetoond dat hij is staat is een en ander te financieren. In het geval dat de man dit niet binnen die termijn heeft aangetoond, is bepaald dat de woning aan een derde moet worden verkocht en dat de verkoopopbrengst, te verminderen met de hypotheekschuld, tussen partijen bij helfte dient te worden gedeeld.
Aan de vrouw is de woning aan de [adres 2] toebedeeld, onder de verplichting voor de vrouw zowel de lening bij [Beheer bV] (hierna: Beheer BV) als de schuld in rekening courant aan Beheer BV voor haar rekening te nemen, onder de bepaling dat de vrouw aan de man € 16.239,- min de helft van de kosten van de notariële overdracht van de woning aan de vrouw aan de man dient te voldoen.
3.4.
Bij beschikking van 25 januari 2022 heeft het gerechtshof Amsterdam (hierna: het hof) de beschikking van 12 september 2018 (gedeeltelijk) vernietigd, voor zover daarbij in het kader van de verdeling is bepaald dat de vrouw de lening bij Beheer BV en de schuld in rekening courant aan Beheer BV voor haar rekening moet nemen, alsmede dat de vrouw de helft van de kosten van de notariële overdracht van de woning aan de vrouw, ter zake van overbedeling aan de man dient te voldoen. Het hof heeft vervolgens, in zoverre opnieuw recht doende, bepaald conform de door partijen ter zitting gemaakte afspraken, zoals vastgelegd in een proces-verbaal van 16 december 2021.
3.5.
In voornoemd proces-verbaal is over de woningen, voor zover van belang, het navolgende bepaald:
‘3. De woningen aan de [adres 1] te [plaats] en aan de [adres 2] te [plaats] zijn gemeenschappelijk eigendom. De woning aan de [adres 1] te [plaats] is bij de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 12 september 2018 toegedeeld aan de man, de woning aan de [adres 2] te [plaats] is bij dezelfde beschikking toegedeeld aan de vrouw. Partijen zullen binnen drie maanden na heden de levering van beide woningen met tussenkomst van een notaris laten plaatsvinden. Daarnaast zullen zij de notaris vragen de schuldoverneming te formaliseren.
Partijen zullen ieder de helft van de kosten van de levering dragen. Bij die gelegenheid zal de man aan de vrouw voldoen het overeengekomen bedrag van € 232.253,-.’
3.6.
Op 6 april 2022 heeft de man € 232.253,- op de derdengeldrekening van de notaris gestort.

4.Het geschil in conventie

4.1.
De vrouw vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man te veroordelen om binnen één week na betekening van het ten deze te wijzen kort geding vonnis, zijn ongeclausuleerde medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning aan de [adres 1] [plaats] en daarbij te bepalen dat partijen in dat verband gezamenlijk Greeven Makelaardij o.g., Louis Davidsstraat 15 te (2042 LS) [plaats], de opdracht dienen te geven tot verkoop van de woning aan de [adres 1] [plaats] en daarbij voorts te bepalen dat:
a) indien de man binnen deze termijn geen opdracht tot verkoop heeft gegeven aan voornoemde makelaar, te bepalen dat de vrouw afzonderlijk van de man bevoegd is tot het verstrekken van de opdracht tot verkoop van de genoemde woning;
b) indien partijen niet binnen veertien dagen na de opdrachtverlening erin slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, de makelaar de vraagprijs bindend vaststelt;
c) indien partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de verkoopprijs ieder van partijen afzonderlijk de makelaar kan verzoeken om deze prijs tussen hen bindend vast te stellen;
d) indien de verkoopprijs tussen hen bindend is vastgesteld gedaagde gehouden is om zijn medewerking te verlenen aan het notariële transport van de woning aan de koper;
e) partijen bij helfte de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering dienen te dragen;
f) de op de woning rustende hypothecaire geldlening bij Argenta bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht zal worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning;
g) de netto-verkoopopbrengst bij helfte tussen partijen dient te worden verdeeld;
II. te bepalen dat de man zich dient te houden aan de aanwijzingen van de makelaar indien deze gegeven zijn in het kader van de verkoop van de woning;
III. te bepalen dat, indien de man in gebreke blijft om aan de veroordeling onder 1. sub d. te voldoen, op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW, het in dezen te wijzen vonnis in de plaats treedt van de notariële akte, of een gedeelte daarvan, tot levering van de onroerende zaak gelegen aan de [adres 1] [plaats], kadastraal bekend gemeente [plaats], [kadaster nummer], groot 4 are en 62 centiare en in de plaats treedt voor de voor levering van de voornoemde onroerende zaak noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en handtekening van de man;
IV. de man te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis zijn ongeclausuleerde medewerking te verlenen aan de volledige uitvoering van het door de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, in haar beschikking van 12 september 2018 en het in de beschikking d.d. 25 januari 2022 van het hof bepaalde ter zake van de verdeling van de woning aan de [adres 2] zulks op straffe van een dwangsom groot € 1.000,- per dag of dagdeel dat de man daarin geheel of gedeeltelijk te kort schiet, zulks zonder maximering, althans dit maximum te bepalen op € 100.000,-.
V. te bepalen dat, indien de man in gebreke blijft om aan de veroordeling onder IV te voldoen, op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW, het in dezen te wijzen vonnis in de plaats treedt van de notariële akte, of een gedeelte daarvan, tot levering van de onroerende zaak gelegen aan de [adres 2] [plaats], kadastraal bekend gemeente [plaats], [kadaster nummer], groot 4 are en 62 centiare en in de plaats treedt voor de voor levering van de voornoemde onroerende zaak noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en handtekening van de man;
VI. te bepalen dat indien de man in gebreke blijft uitvoering te geven aan de verplichting om de schuld ter hoogte van € 165.137,- aan [Beheer bV] voor zijn rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen, op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW, het in dezen te wijzen vonnis in de plaats treedt van de notariële akte, of een gedeelte daarvan en in de plaats treedt van noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en handtekening van de man;
te bepalen dat de man in de kosten van deze procedure wordt veroordeeld waaronder ook de advocaatkosten.
4.2.
De vrouw legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de man zijn verplichtingen voortvloeiend uit de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen. De man heeft niet vóór 16 maart 2022 de woning aan de [adres 1] overgenomen met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de woning rustende hypotheekschuld. Nu de man niet binnen drie maanden de financiering heeft rond gekregen, zal de woning aan een derde moeten worden verkocht zoals is bepaald in de beschikking van 12 september 2018. Daarnaast heeft de man het bedrag van € 232.253,- dat hij bij de levering aan de vrouw moet voldoen niet tijdig op de derdenrekening van de notaris gestort en heeft hij evenmin tijdig voor de schuldoverneming van de schuld van de vrouw bij Beheer B.V. zorggedragen.
4.3.
De man voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.Het geschil in reconventie

5.1.
De man vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw te gelasten alle executiemaatregelen te staken en gestaakt te houden tot uiterlijk 1 september 2022, dan wel tot op de elke eerdere datum waarop definitief is beslist op de lopende aanvragen bij Argenta en ABN AMRO Bank met de verplichting van de man de vrouw te informeren over die beslissing binnen achtenveertig uur, nadat de man daarover door de potentiële hypotheeknemers is geïnformeerd en de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
5.2.
De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat de vrouw misbruik van bevoegdheid maakt. Volgens de man is sprake van overmacht wat betreft het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld, omdat hij genoodzaakt is af te wachten op welke wijze potentiële hypotheeknemers financieringen kunnen structureren. Vanwege zijn onderneming duurt dit langer dan verwacht. De vrouw heeft grotendeels zelf de aanleiding van de procedure veroorzaakt door niet mee te werken aan de noodzakelijke vaststelling van het inkomen van de man in het kader van die hypotheekaanvragen.
5.3.
De vrouw voert verweer.
5.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling in conventie en in reconventie

6.1.
Gelet op de verwevenheid van de vorderingen in conventie en reconventie, zal de voorzieningenrechter deze gezamenlijk behandelen.
Spoedeisend belang en geschikt voor behandeling in kort geding?
6.2.
De man voert aan dat de vrouw onvoldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Dit verweer wordt verworpen. De stelling van de vrouw dat zij niet langer hoofdelijk aansprakelijk wenst te zijn voor de hypothecaire schuld verbonden aan de woning aan de [adres 1], in combinatie met de omstandigheid dat zij het geld nodig heeft voor achterstallig onderhoud aan haar woning, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende om een spoedeisend belang aan te nemen.
6.3.
Verder voert de man aan dat de betrokken rechtsvragen te gecompliceerd zijn voor een behandeling in kort geding, ook omdat toekenning van de vordering van de vrouw voor de man onherstelbare schade en verlies van de woning tot gevolg zal hebben. Ook dit verweer slaagt niet. Beoordeeld moet worden of de man op basis van de beschikkingen van de rechtbank en het hof gehouden kan worden tot medewerking aan de verkoop van de woning aan de [adres 1]. Die vraag is niet te complex om in kort geding te behandelen. De voorzieningenrechter zal de zaak hierna dan ook inhoudelijk beoordelen.
De woningen
6.4.
Bij beschikking van 12 september 2018 is de woning aan de [adres 1] toebedeeld aan de man onder de opschortende voorwaarde dat de vrouw als hoofdelijk schuldenaar zal worden ontslagen uit haar verplichtingen verbonden aan de hypothecaire geldlening. Vast staat dat dit laatste nog altijd niet is gebeurd. Mede hierdoor hebben partijen geen uitvoering kunnen geven aan de in het proces-verbaal van 16 december 2021 vastgelegde afspraken en heeft de levering van de woningen nog altijd niet plaatsgevonden. De vraag die voorligt is of dit tot gevolg heeft dat de man thans zijn medewerking aan de verkoop van de woning aan de [adres 1] dient te verlenen, zoals de vrouw stelt, of dat de man nog een termijn moet worden gegund waarin hij de overname van de hypothecaire geldlening en het daarmee samenhangende ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldschuld kan realiseren, zodat de woning aan de [adres 1] alsnog aan hem geleverd kan worden, zoals de man betoogt.
6.5.
Vast staat dat partijen op 16 december 2021 zijn overeengekomen dat de levering van de woningen binnen drie maanden diende plaats te vinden. Anders dan in de beschikking van 12 september 2018 is in het proces-verbaal niet opgenomen wat de consequenties van het niet (tijdig) nakomen van deze afspraak zijn. Dit betekent echter niet dat de afspraken vrijblijvend zijn. Zoals de vrouw terecht betoogt heeft het hof weliswaar een deel van de beschikking vernietigd, maar niet het bepaalde omtrent een verplichte verkoop in het geval de man de financiering niet tijdig rond krijgt. Ook de man heeft ter zitting bevestigd dat de woning, indien hij niet in staat is om deze te financieren, aan een derde zal moeten worden verkocht.
6.6.
De man betoogt dat hij de afspraken uit het proces-verbaal wil nakomen, maar genoodzaakt is af te wachten op welke wijze de potentiële hypotheeknemers financieringen kunnen structureren. Ter zitting heeft de man toegelicht dat hij twee hypotheekaanvragen heeft ingediend, bij de huidige hypotheeknemer Argenta en bij ABN Amro bank. Zij hebben de financieringsaanvragen pas definitief in behandeling genomen na ontvangst van de beschikking van het hof van 25 januari 2022. Daarnaast werd de man geconfronteerd met nieuwe omstandigheden, waaronder het aanleveren van allerlei nieuwe gegevens, zodat nog geen uitsluitsel over de aanvragen is gegeven. De man stelt dat hij binnen één of twee weken na de kort geding zitting van 10 mei 2022 alle benodigde stukken voor de financieringsaanvraag zal hebben ingediend, zodat binnen afzienbare tijd definitief op de aanvragen zal worden beslist. In verband hiermee heeft de man verzocht om hem een termijn te gunnen tot 1 september 2022 om de financiering rond te krijgen.
6.7.
Alhoewel de vrouw moet worden nagegeven dat de man al ruimschoots de gelegenheid heeft gehad om de financiering rond te krijgen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de man nog een laatste termijn te gunnen. Gelet op de verklaring van de man ter zitting dat hij voor eind mei alle benodigde stukken voor de financieringsaanvraag zal hebben ingediend en op de aanvragen op korte termijn definitief zal zijn beslist, zal de voorzieningenrechter bepalen dat de man tot uiterlijk 1 augustus 2022 de gelegenheid krijgt om de financiering van de woning aan de [adres 1] rond te krijgen en de vrouw te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld. Indien de man hierin niet slaagt, zal de woning aan de [adres 1] aan een derde moeten worden verkocht. De voorzieningenrechter passeert de verweren van de man dat sprake is van misbruik van bevoegdheid door de vrouw en dat zij onvoldoende belang heeft bij toewijzing van haar vorderingen. Niet is gebleken dat de vrouw de man bij de financieringsaanvraag heeft tegengewerkt. Van de vrouw kan niet gevergd worden de onverdeeldheid nog langer te laten voortduren. Zij heeft belang bij de (financiële) afwikkeling van de echtscheiding en nakoming van de in dat kader tussen partijen gemaakte afspraken. De voorzieningenrechter zal de vordering in reconventie daarom afwijzen en de man veroordelen – indien hij niet voor 1 augustus 2022 de financiering rond heeft – medewerking te verlenen aan verkoop van de woning van de [adres 1], zoals door de vrouw gevorderd, waarbij de netto verkoopopbrengst in overeenstemming met de tussen partijen gemaakte afspraken zoals neergelegd in het proces-verbaal van 16 december 2021 tussen partijen zal moeten worden verdeeld. Ook de vordering tot medewerking aan de levering van de woning aan de [adres 2] aan de vrouw, zal worden toegewezen, evenals de gevorderde vervangende toestemming van artikel 3:300 lid 2 BW. De gevorderde dwangsommen zullen worden afgewezen nu de vrouw met de verleende toestemming ook zonder de medewerking van de man de verkoop en levering zal kunnen realiseren.
Schuld aan Beheer BV
6.8.
De man stelt dat de vrouw inmiddels is ontslagen uit de aansprakelijkheid voor haar schuld van € 165.137,- aan Beheer BV. Deze kwijtschelding volgt ook uit de door de man als productie 7 overgelegde akte van 23 april 2022, zodat de vrouw bij haar vordering onder VI geen belang meer heeft.
Proceskosten
6.9.
Omdat partijen met elkaar gehuwd zijn geweest, zullen de proceskosten in conventie en in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt de man indien hij niet uiterlijk 1 augustus 2022 definitief de financiering voor de woning aan de [adres 1] rond heeft waarbij de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan die woning verbonden hypothecaire geldlening, om zijn ongeclausuleerde medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning aan de [adres 1] [plaats] en bepaalt dat partijen gezamenlijk opdracht dienen te geven aan Greeven Makelaardij o.g., Louis Davidsstraat 15 te [plaats] tot verkoop van de woning aan de [adres 1] te [plaats],
7.2.
bepaalt dat indien de man binnen één week na de onder 7.1. genoemde termijn geen opdracht tot verkoop heeft gegeven aan voornoemde makelaar, de vrouw afzonderlijk van de man bevoegd is tot het verstrekken van de opdracht tot verkoop van genoemde woning,
7.3.
bepaalt dat indien partijen niet binnen veertien dagen na de opdrachtverlening erin slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, de makelaar de vraagprijs bindend vaststelt,
7.4.
bepaalt dat indien partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de verkoopprijs ieder van partijen afzonderlijk de makelaar kan verzoeken om deze prijs tussen hen bindend vast te stellen,
7.5.
bepaalt dat zodra de verkoopprijs bindend tussen partijen is vastgesteld de man gehouden is om zijn medewerking te verlenen aan het notariële transport van de woning aan de [adres 1] te [plaats] aan de koper,
7.6.
bepaalt dat partijen bij helfte de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering dienen te dragen,
7.7.
bepaalt dat de op de woning rustende hypothecaire geldlening bij Argenta bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht zal worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de woning aan de [adres 1] te [plaats],
7.8.
bepaalt dat de netto-verkoopopbrengst in overeenstemming met de tussen partijen gemaakte afspraken zal moeten worden verdeeld,
7.9.
bepaalt dat de man zich dient te houden aan de aanwijzingen van de makelaar indien deze gegeven zijn in het kader van de verkoop van de woning,
7.10.
bepaalt dat, indien de man in gebreke blijft om aan de veroordeling onder 7.5 te voldoen, op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW, dit vonnis in de plaats treedt van de voor de voor levering van de voornoemde onroerende zaak noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en handtekening van de man,
7.11.
veroordeelt de man om zijn medewerking te verlenen aan de volledige uitvoering van het door de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, in haar beschikking van 12 september 2018 en het in de beschikking d.d. 25 januari 2022 van het hof bepaalde ter zake van de verdeling van de woning aan de [adres 2],
7.12.
bepaalt dat, indien de man in gebreke blijft om aan de veroordeling onder 7.11 te voldoen, op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW, dit vonnis in de plaats treedt van de voor de voor levering van de voornoemde onroerende zaak noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en handtekening van de man;
7.13.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.14.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.15.
wijst het gevorderde af,
in conventie en in reconventie
7.16.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. de Bert op 7 juni 2022. [1]
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.

Voetnoten

1.Conc.: 1589