In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van Cocensus, die op 31 oktober 2019 haar bezwaar tegen de WOZ-aanslag voor het jaar 2019 ongegrond verklaarde. De WOZ-waarde van de woning van eiseres was vastgesteld op € 664.000, met als waardepeildatum 1 januari 2018. Eiseres betwistte deze waarde en stelde dat de woning in slechte staat verkeert en dat er sprake is van ernstig achterstallig onderhoud. Ze voerde aan dat de gemeente verplicht is een permanente markt analyse (PMA) uit te voeren, zoals voorgeschreven door de Waarderingskamer.
De rechtbank heeft in eerdere zittingen vastgesteld dat eiseres zonder bericht van verhindering niet is verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. De rechtbank heeft de uitnodigingen voor de zittingen gecontroleerd via PostNL en vastgesteld dat deze correct waren bezorgd. Na terugverwijzing door het Gerechtshof te Amsterdam, vond de zitting op 18 mei 2022 plaats, waarbij wederom eiseres en haar gemachtigde niet verschenen.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing had gegeven voor de vastgestelde WOZ-waarde, onder andere door het overleggen van een taxatieverslag en een matrix met vergelijkingsobjecten. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank merkte op dat de gemachtigde van eiseres mogelijk niet netjes had gehandeld, maar dat dit niet voldoende was om van misbruik van recht te spreken. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 juni 2022.