4.3Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Noodverordening is het verboden een samenkomst in een publieke ruimte als de Bazaar te organiseren, te laten plaatsvinden of te laten ontstaan zonder maatregelen te treffen waarmee de stromen van de personen die samenkomen worden gescheiden en zonder maatregelen te treffen waardoor de aanwezigen te allen tijde 1,5 meter afstand tot elkaar kunnen houden. Voorafgaand aan de heropening van de Bazaar in mei 2020 heeft de Beverwijkse Bazaar een protocol opgesteld waarin maatregelen zijn opgenomen waarmee de stromen van de personen die samenkomen worden gescheiden en waarin maatregelen zijn opgenomen waardoor de aanwezigen te allen tijde 1,5 meter afstand tot elkaar kunnen houden. De voorzitter heeft dit protocol voorafgaand aan de heropening goedgekeurd en derhalve geconcludeerd dat de maatregelen op zichzelf voldoende waren om de Bazaar te heropenen. De voorzitter stelt nu wel dat de maatregelen onvoldoende zijn, maar heeft onvoldoende onderbouwd dat de Beverwijkse Bazaar met het treffen van deze maatregelen niet voldaan heeft aan de vereisten die zijn gesteld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Noodverordening. Uit de beschrijving van de Beverwijkse Bazaar volgt onder meer dat het aantal toegelaten bezoekers werd gedoseerd en dat op (te) smalle gangpaden éénrichtingsverkeer was voorzien. Voorts had de Beverwijkse Bazaar handelaren geïnstrueerd over het houden van afstand. Weliswaar heeft de voorzitter na de heropening van de Bazaar herhaaldelijk geconstateerd - en dit blijkt ook uit het overgelegde en ter zitting bekeken beeldmateriaal - dat bezoekers aan de Bazaar de 1,5 meter afstand niet steeds in acht namen, maar het feit dat bezoekers ondanks de door de Beverwijkse Bazaar getroffen maatregelen niet te allen tijde 1,5 meter afstand hielden, betreft op zichzelf geen overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Noodverordening. De constateringen van de voorzitter gaan in wezen over de handhaving van de maatregelen. Daarvoor is een afzonderlijke gebodsbepaling opgenomen in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Noodverordening. Daarin staat immers dat het verboden is een samenkomst in de publieke ruimte te organiseren, te laten plaatsvinden of te laten ontstaan zonder ervoor te zorgen dat de aanwezigen te allen tijde 1,5 meter afstand houden tot de dichtstbijzijnde persoon, tenzij de aanwezigen op grond van artikel 2.2, tweede lid, niet verplicht zijn 1,5 meter afstand tot elkaar te houden. De voorzitter heeft dit artikelonderdeel echter niet aan de last onder bestuursdwang ten grondslag gelegd. De last is immers opgelegd omdat de door de Beverwijkse Bazaar genomen preventieve maatregelen niet zouden voldoen aan de eisen van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Noodverordening. Gezien het voorgaande, is er echter geen reden om de maatregelen in strijd met die eisen te achten, zodat de voorzitter niet bevoegd was om wegens de maatregelen een last onder bestuursdwang op te leggen. Reeds daarom kan het bestreden besluit niet in stand blijven. Hetgeen de Beverwijkse Bazaar verder heeft aangevoerd behoeft dan ook geen bespreking.
5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, herroept de primaire besluiten van 22 augustus 2020 en 26 augustus 2020 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de voorzitter aan de Beverwijkse Bazaar het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
7. Omdat het beroep gegrond is, krijgt de Beverwijkse Bazaar een vergoeding voor de proceskosten die zij in bezwaar en beroep heeft gemaakt. De voorzitter moet die vergoeding betalen. De vergoeding berekent de rechtbank met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt. De bijstand door een beroepsmatige rechtsbijstandverlener levert 4 punten op (punten voor het indienen van het bezwaarschrift, het beroepschrift en voor het verschijnen ter hoorzitting in bezwaar en op de zitting in beroep, met een waarde per punt van € 541,- voor de proceshandelingen in bezwaar en € 759,- voor de proceshandelingen in beroep, bij een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 2600,-.