In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een kort geding waarin eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Zwennes, een geldvordering heeft ingesteld tegen gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Beekelaar. De vordering is gebaseerd op een mondelinge aannemingsovereenkomst die op 1 december 2020 is gesloten voor de realisatie van een uitbouw en het plaatsen van dakkapellen aan de woning van gedaagden. Eiser vordert betaling van een openstaand bedrag van € 31.161,48, dat gedaagden weigeren te betalen, omdat zij stellen dat er een vaste prijsafspraak was gemaakt en dat het budget is overschreden.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen duidelijke prijsafspraak is gemaakt voor de verrichte werkzaamheden. Eiser heeft extra werkzaamheden uitgevoerd zonder dat hierover duidelijke afspraken zijn gemaakt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, nu de prijs bij het aangaan van de overeenkomst niet is bepaald, gedaagden een redelijke prijs verschuldigd zijn. Deze redelijke prijs is vastgesteld op € 11.508,36, gebaseerd op een bouwkundig oordeel. Eiser heeft recht op dit bedrag, dat als voorschot wordt toegewezen.
Daarnaast is de wettelijke rente toegewezen vanaf 27 december 2021. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke eisen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 31 mei 2022.