ECLI:NL:RBNHO:2022:4725

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
9593623
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een kickback fee in het kader van een raamovereenkomst tussen interieurarchitect en aannemer

In deze zaak heeft eiseres, een interieurarchitect die opereert onder de naam [bedrijfsnaam], een vordering ingesteld tegen gedaagden, bestaande uit een vennootschap onder firma en haar vennoten, voor betaling van een kickback fee. De vordering is ingesteld na een raamovereenkomst die op 1 november 2020 is gesloten, waarbij eiseres en gedaagden afspraken maakten over de betaling van een kickback fee van 10% op de kosten van verbouwingswerkzaamheden. Eiseres stelt dat deze fee op 6 april 2021 is verlaagd naar 5% en heeft vier facturen ingediend ter hoogte van in totaal € 12.165,60, die gedaagden niet heeft betaald. Gedaagden heeft verweer gevoerd, maar de kantonrechter oordeelt dat eiseres recht heeft op betaling van de facturen, omdat gedaagden niet voldoende onderbouwd heeft waarom zij niet zou moeten betalen. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen tot een totaalbedrag van € 11.956,61, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn ook voor rekening van gedaagden, die grotendeels ongelijk heeft gekregen. De uitspraak is gedaan door kantonrechter mr. I.H. Lips op 1 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9593623 \ CV EXPL 21-6308 IL
Uitspraakdatum: 1 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres] ,h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats 1]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.
tegen

1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1]

gevestigd te [vestigingsplaats]
2.
[gedaagde 2], vennoot van gedaagde onder 1
wonende te [woonplaats 2]
3.
[gedaagde 3], vennoot van gedaagde onder 1
wonende te [woonplaats 2]
gedaagden
verder gezamenlijk te noemen (in enkelvoud): [gedaagden]
procederend in persoon (verschenen bij gedaagde onder 2)

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 9 december 2021 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagden] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Op 28 maart 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. [eiseres] en haar gemachtigde zijn verschenen. [gedaagden] is niet verschenen. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] met de brief van 17 maart 2022 nog stukken toegezonden. Er is een proces-verbaal van de zitting opgemaakt. De pleitnota van [eiseres] is daaraan gehecht.
1.3.
[gedaagden] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op wat [eiseres] op de zitting naar voren heeft gebracht. Zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

2.De beoordeling

Deze zaak gaat over het volgende
2.1.
[eiseres] is een interieurarchitect en handelt onder de naam [bedrijfsnaam] . Zij verzorgt in opdracht van een makelaar de interieurinrichting van woningen en besteedt de verbouwingswerkzaamheden uit aan aannemers, in dit geval [gedaagden] . De klanten betalen de kosten van de verrichte inrichtings- en verbouwingswerkzaamheden rechtstreeks aan respectievelijk [eiseres] en [gedaagden] . [eiseres] als opdrachtgever en [gedaagden] als opdrachtnemer hebben in dit kader een raamovereenkomst gesloten. Deze is aangevangen op 1 november 2020.
2.2.
Voor het aanbrengen van een klant betaalt [eiseres] een kickback fee van 10% van haar vaste fee van € 15.000,00 aan de makelaar en brengt zij bij [gedaagden] een kickback fee van 10% van de kosten van de verbouwingswerkzaamheden in rekening.
2.3.
[eiseres] stelt dat zij op 6 april 2021 met [gedaagden] is overeengekomen dat de door haar te betalen kickback fee wordt verlaagd naar 5%. [eiseres] heeft vervolgens de kickback fee voor vier opdrachten bij [gedaagden] in rekening gebracht. Het gaat om vier facturen van in totaal € 12.165,60. Omdat [gedaagden] dit bedrag niet heeft betaald, vordert [eiseres] daar nu betaling van, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten (€ 892,38), rente en proceskosten.
2.4.
[gedaagden] voert verweer. De kantonrechter zal dat hierna - voor zover relevant - bespreken.
De eerste factuur (klant [klant 1] )
2.5.
De eerste factuur van [eiseres] betreft de opdracht van de klant [klant 1] en bedraagt € 3.833,60. [gedaagden] erkent dat zij deze factuur moet betalen en geeft aan dat ze ook wil betalen. De kantonrechter zal dit bedrag daarom toewijzen tot € 3.833,60.
De tweede factuur (klant [klant 2] )
2.6.
De tweede factuur van [eiseres] betreft de opdracht van de klant [klant 2] en bedraagt € 4.404,00. [eiseres] heeft dit bedrag gebaseerd op de offerte voor dit project van 5 januari 2021, omdat [gedaagden] ondanks herhaalde verzoeken niet heeft aangegeven hoeveel de kosten van dit project zijn.
2.7.
[gedaagden] voert aan dat er niets is afgesproken. Zij gaat wel akkoord met het bedrag voor de badkamer, maar er staat volgens haar niets over een kickback fee in de mail. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagden] de e-mail van [eiseres] van 31 juli 2021 bedoelt. In die e-mail doet [eiseres] [gedaagden] een voorstel om alleen de badkamer af te rekenen en verzoekt zij om de laatste factuur/offerte zodat zij de kickback kan uitrekenen.
2.8.
Naar aanleiding van dit verweer heeft [eiseres] op de zitting gesteld dat haar aanbod van 31 juli 2021 is komen te vervallen, omdat het niet is aanvaard en alleen in het kader van een minnelijke regeling is aangeboden zodat zij daar nu niet meer van uit hoeft te gaan. [gedaagden] heeft niet op deze stelling gereageerd. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat het voorstel van [eiseres] niet is geaccepteerd en partijen dus geen nadere afspraken hebben gemaakt.
2.9.
[gedaagden] heeft haar verweer dat er ten aanzien van deze klant niets is afgesproken niet nader toegelicht of onderbouwd. Dat had zij tegenover de onderbouwing van [eiseres] wel moeten doen. De kantonrechter neemt daarom, als onvoldoende betwist, aan dat [gedaagden] een kickback fee van 10% verschuldigd is voor deze klant, die [eiseres] heeft verlaagd tot 5%. Omdat [gedaagden] niet heeft betwist dat zij de daadwerkelijke kosten niet heeft opgegeven, heeft [eiseres] de kickback fee terecht op het offertebedrag gebaseerd. De kantonrechter acht dat ook redelijk en zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen tot € 4.404,00.
De derde factuur (klant [klant 3] )
2.10.
De derde factuur van [eiseres] betreft de opdracht van [klant 3] en bedraagt € 3.500,00. [eiseres] heeft dit bedrag gebaseerd op de bevestiging van [gedaagden] in haar e-mail van 6 april 2021. [gedaagden] voert aan dat ze voor dit project geen factuur heeft ontvangen en ook geen fee voor dit project gaat betalen.
2.11.
De kantonrechter zal deze vordering toewijzen. [eiseres] heeft op 25 maart 2021 aan [gedaagden] gemaild: “
voor [klant 3] wil ik wel gewoon een vast bedrag afspreken. Euro 3500 in totaal doen of 5% op alles? Kijk maar welke optie je prettig vind”. ( [gedaagde 2] van) [gedaagden] heeft hier op 6 april 2021 op geantwoord dat [gedaagden] een start gaat maken bij [klant 3] en: “
Dus ik vind 5% prima gaat om een bedrag van ca 70K”. Daarmee is een overeenkomst tot stand gekomen. [gedaagden] is de kickback fee dus verschuldigd. [gedaagden] betwist niet dat zij de daadwerkelijke kosten ondanks herhaald verzoek niet heeft opgegeven. Dat betekent dat [eiseres] de kickback fee terecht op het offertebedrag heeft gebaseerd. De kantonrechter acht dat ook redelijk. Dat [gedaagden] geen factuur heeft ontvangen, maakt dat niet anders. Overigens heeft [gedaagden] in reactie op de e-mail van [eiseres] van 28 juli 2021 de betaling van het totaalbedrag voor ‘ [klant 3] ’ ook toegezegd. De kantonrechter zal deze vordering dus toewijzen tot € 3.500,00.
De vierde factuur (klant [klant 4] )
2.12.
De vierde factuur van [eiseres] betreft de opdracht van [klant 4] en bedraagt € 428,00. [eiseres] heeft dit bedrag gebaseerd op de offerte voor dit project van 7 juli 2021, omdat [gedaagden] ondanks herhaalde verzoeken niet heeft aangegeven hoeveel de daadwerkelijke kosten van dit project zijn.
2.13.
[gedaagden] voert aan dat het project van de familie [xxx] niet via [eiseres] is gegaan en [eiseres] wel alvast een factuur heeft gestuurd terwijl het project pas eind van de zomer van start gaat en zij die fee daarom niet gaat betalen.
2.14.
De kantonrechter oordeelt dat deze vordering op zichzelf kan worden toegewezen, omdat [gedaagden] hiertegen onvoldoende verweer heeft gevoerd. Haar verweer ziet namelijk op een andere klant dan [klant 4] . [eiseres] heeft op de zitting gesteld dat het project van [klant 4] is afgerond en [gedaagden] daarvoor betaald is door de klant. [gedaagden] heeft dit niet betwist. De kantonrechter neemt daarom aan dat [gedaagden] de kickback fee voor dit project verschuldigd is. [gedaagden] heeft ook niet betwist dat zij de daadwerkelijke kosten niet heeft opgegeven. Dat betekent dat [eiseres] de kickback fee op het offertebedrag kan baseren. Het offertebedrag is € 4.380,20. De kickback fee bedraagt volgens [eiseres] 5% en is dus € 219,01. [eiseres] heeft niet toegelicht of onderbouwd waarom [gedaagden] het meer gevorderde verschuldigd zou zijn. De kantonrechter zal deze vordering daarom toewijzen tot € 219,01. Dit bedrag komt de kantonrechter ook redelijk voor.
2.15.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] in hoofdsom zal toewijzen tot € 11.956,61.
De wettelijke rente
2.16.
[eiseres] vordert de wettelijke rente over de totale hoofdsom vanaf 23 augustus 2021. Dat is de dag van de eerste aanmaning (productie 13). Die aanmaning ziet alleen op de eerste factuur. [eiseres] stelt niet vanaf wanneer [gedaagden] in verzuim is met betaling van de tweede, derde en/of vierde factuur. De kantonrechter zal daarom alleen de wettelijke rente over het bedrag van de eerste factuur toewijzen vanaf 23 augustus 2021. De kantonrechter zal de wettelijke rente over de bedragen van de andere facturen toewijzen vanaf de dagvaarding (9 december 2021).
De buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
2.17.
Er is sprake van een handelsovereenkomst, zodat [gedaagden] de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is zonder aanmaning. De kantonrechter zal de gevorderde kosten toewijzen tot € 892,38, omdat dat bedrag lager is dan het bedrag dat volgens het wettelijke tarief hoort bij de hoofdsom waartoe [gedaagden] zal worden veroordeeld.
2.18.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagden] , omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagden] ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt, waarbij [gedaagden] een betalingstermijn van 14 dagen zal worden gegeven.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat als de een betaalt de ander daarvan bevrijd is, tot betaling aan [eiseres] van € 11.956,61, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.833,60 vanaf 23 augustus 2021 tot aan de dag van de gehele betaling en te vermeerderen met de wettelijke rente over € 8.123,01 vanaf 9 december 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat als de een betaalt de ander daarvan bevrijd is, tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 110,59
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 746,00 ;
3.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat als de een betaalt de ander daarvan bevrijd is, tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, indien en voor zover [gedaagden] niet binnen de termijn van 14 dagen na betekening van dit vonnis heeft betaald en voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter