ECLI:NL:RBNHO:2022:4710

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
9769983 \ VV EXPL 22-40
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens vermoedelijke brandstichting en huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Pré Wonen en een gedetineerde huurder. Pré Wonen vorderde ontruiming van de huurwoning van de gedaagde, omdat deze zich niet als een goed huurder had gedragen. Er was een huurachterstand van meer dan drie maanden en er was vermoedelijke brandstichting in de woning. De gedaagde betwistte de beschuldigingen en stelde dat de brand een ongeluk was. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de brand opzettelijk was aangestoken en dat de huurachterstand niet kon worden genegeerd. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, maar de kantonrechter gaf de gedaagde een termijn van twee maanden om de woning te verlaten, gezien zijn detentie. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat de belangen van Pré Wonen zwaarder wogen dan die van de gedaagde, ondanks zijn verzoek om in de woning te blijven wonen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9769983 \ VV EXPL 22-40
Uitspraakdatum: 25 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de stichting
Stichting Pré Wonen
gevestigd te Haarlem
eiseres
verder te noemen: Pré Wonen
gemachtigde: mr. D. de Vries
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats] , ten tijde van de zitting gedetineerd in [locatie]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. R.P. Groot
De zaak in het kort[gedaagde] huurt een woning van Pré Wonen. Pré Wonen vindt dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen. Volgens Pré Wonen heeft [gedaagde] brand gesticht in de woning. Ook heeft [gedaagde] een huurachterstand laten ontstaan. Pré Wonen wil daarom dat [gedaagde] de woning ontruimt. [gedaagde] wil graag in de woning blijven wonen. Hij zegt dat de brand een ongeluk was en dat hij de huurachterstand aan het inhalen is. De kantonrechter oordeelt dat het aannemelijk is dat de brand niet per ongeluk is ontstaan. Bovendien staat vast dat er een huurachterstand is van meer dan drie maanden. De kantonrechter vindt dat daarom niet van Pré Wonen kan worden gevraagd om [gedaagde] langer in de woning te laten wonen. De vordering wordt toegewezen. [gedaagde] moet de woning ontruimen en de huurachterstand betalen.

1.Het procesverloop

1.1.
Pré Wonen heeft [gedaagde] op 1 april 2022 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 april 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Pré Wonen bij brieven van 5 en 8 april 2022 nog stukken toegezonden. [gedaagde] heeft bij brief van 8 april 2022 schriftelijk verweer gevoerd en ook stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 24 november 2020 van Pré Wonen een woning aan [adres] in [woonplaats] (hierna ook: het gehuurde). De huur bedraagt momenteel € 456,54 per maand.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de Huurvoorwaarden 2018 van Pré Wonen van toepassing. Daarnaast heeft [gedaagde] een aanhangsel ondertekend waarin extra voorwaarden staan. Enkele van deze voorwaarden zijn dat [gedaagde] :
- geen enkele vorm van overlast zal veroorzaken van welke aard dan ook;
- zich voor 1 december 2020 onder budgetbeheer laat stellen;
- geen onderdak zal verschaffen aan derden in het gehuurde, in de zin van verblijven/langdurig logeren.
2.3.
In de nacht van 20 op 21 februari 2022 is er brand geweest in het gehuurde. [gedaagde] is diezelfde nacht door de politie aangehouden omdat hij ervan wordt verdacht dat hij de brand heeft aangestoken. Ten tijde van de zitting in deze procedure zat hij daarvoor in detentie. In de strafzaak staat op 8 juni 2022 een zitting gepland.
2.4.
De politie heeft nader onderzoek gedaan naar de brand. De politie heeft daarover een
bestuurlijke rapportageopgesteld voor de burgemeester van [gemeente] . De gemeente [gemeente] heeft deze rapportage verstrekt aan Pré Wonen.

3.De vordering

3.1.
Pré Wonen vordert – nadat zij haar eis op de zitting heeft verminderd – dat de kantonrechter, bij wijze van voorlopige voorziening, [gedaagde] veroordeelt om het gehuurde te ontruimen en de huurachterstand te voldoen. Ook wil Pré Wonen dat [gedaagde] de kosten van een gedwongen ontruiming, de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente betaalt.
3.2.
Pré Wonen legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en uit het aanhangsel met extra voorwaarden. Volgens Pré Wonen heeft [gedaagde] brand gesticht in het gehuurde, is er sprake van een huurachterstand, heeft [gedaagde] het gehuurde aan derden in gebruik gegeven en heeft hij zich in strijd met de afspraken niet onder bewind laten stellen.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] wil dat de kantonrechter de vorderingen van Pré Wonen afwijst. Hij betwist dat hij opzettelijk brand heeft gesticht in het gehuurde. Het was een ongeluk tijdens het schoonmaken en hij heeft geprobeerd de brand zo snel mogelijk zelf te blussen. [gedaagde] betwist ook dat er andere mensen in het gehuurde hebben gewoond. [gedaagde] erkent wel dat hij een huurachterstand heeft, maar hij is bezig deze snel in te lopen. Hij heeft op dit moment inderdaad geen bewindvoerder, maar hij wil dat wel en heeft serieuze stappen gezet om dat voor elkaar te krijgen.
4.2.
[gedaagde] voert aan dat hij groot belang heeft bij behoud van zijn woning. In de strafzaak zal een schorsingsverzoek worden ingediend om hem gedurende het verloop van de strafprocedure vrij te krijgen. Dat verzoek maakt meer kans als [gedaagde] over een eigen woning beschikt. Als zijn detentie voortduurt zal bovendien zijn uitkering worden stopgezet. Daardoor zal hij in nog grotere financiële problemen komen. Ook de bewindvoering kan snel opgepakt worden als hij vrijkomt.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als Pré Wonen daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval. Er moet snel een beslissing worden genomen omdat [gedaagde] volgens Pré Wonen een gevaar vormt voor omwonenden. [gedaagde] heeft het spoedeisend belang van Pré Wonen ook niet betwist.
Niet gedragen als goed huurder
5.2.
Vast staat dat er in de nacht van 20 op 21 februari 2022 brand is geweest in het gehuurde. Pré Wonen denkt dat [gedaagde] deze brand heeft aangestoken, terwijl [gedaagde] zegt dat het een ongeluk is geweest bij het schoonmaken. De kantonrechter vindt dat er veel meer aanwijzingen zijn die de stelling van Pré Wonen onderbouwen dan de stelling van [gedaagde] . Over de oorzaak van de brand staat in de bestuurlijke rapportage van de politie namelijk het volgende:
“Vast was komen te staan dat de brand ontstaan was door het opzettelijk bijbrengen of achterlaten van vuur bij diverse voorwerpen, waaronder een paar schoenen en vier autobanden. Hiervoor werd – zeer waarschijnlijk – gebruik gemaakt van vluchtige ontbrandbare stoffen. In de woning werd door Team Forensische Opsporing een lege fles wasbenzine aangetroffen (…) In de door brand vernielde slaapkamer werd een lege fles terpentine aangetroffen (…).Ook volgt uit de bestuurlijke rapportage dat [gedaagde] in de nacht van de brand meermalen met de politie heeft gebeld en heeft gezegd dat hij zijn woning en zichzelf in brand wilde steken. Ook in telefoongesprekken met de meldkamer van de brandweer heeft hij volgens de rapportage gezegd: “
Ik wil mijn slaapkamer in de fik steken. En mijzelf ook.” En: “
Ik ga nu mijzelf en mijn kleine kamer, ga ik alles in de fik steken”.
5.3.
Dit alles duidt naar het oordeel van de kantonrechter niet op een ongeluk tijdens het schoonmaken, zoals [gedaagde] aanvoert. Ook het standpunt van [gedaagde] dat zolang hij niet is veroordeeld, er vanuit moet worden gegaan dat hij onschuldig is aan de brand, gaat niet op. In deze ontruimingsprocedure gaat het om de vraag of voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] (opzettelijk) brand heeft gesticht in het gehuurde. Daar is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter voldoende bewijs voor. De bestuurlijke rapportage is duidelijk en de kantonrechter heeft geen aanleiding om te twijfelen aan wat de politie heeft opgeschreven. Bovendien staat vast dat [gedaagde] ten tijde van de zitting op 11 april 2022 nog vastzat voor de brand. Dat betekent dat de verdenking kennelijk zwaar genoeg is om [gedaagde] langer vast te houden. De kantonrechter vindt het daarom voldoende aannemelijk dat [gedaagde] de brand zelf heeft gesticht. [gedaagde] heeft met de brand zowel zichzelf als zijn omgeving ernstig in gevaar gebracht. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat de brand had kunnen overslaan naar andere kamers van het gehuurde of zelfs naar de woning van de buren. Daarbij vormde ook de rookontwikkeling een groot gevaar. Vast staat dat omwonenden moesten worden geëvacueerd.
5.4.
De kantonrechter vindt dan ook dat [gedaagde] zich niet heeft gedragen als een goed huurder. Hij is ernstig tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Ook heeft hij zich niet gehouden aan de voorwaarde dat hij geen enkele vorm van overlast zal veroorzaken van welke aard dan ook.
5.5.
Aan de vordering tot ontruiming heeft Pré Wonen verder ten grondslag gelegd dat [gedaagde] een huurachterstand heeft laten ontstaan. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij tot en met april 2022 een huurachterstand van € 1.509,11 heeft. Dit betreft een huurachterstand van meer dan drie maanden.
Ontruiming
5.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende waarschijnlijk dat de rechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst ontbindt omdat [gedaagde] brand heeft gesticht in het gehuurde en er sprake is van een huurachterstand van meer dan drie maanden. Uiteraard heeft [gedaagde] een groot belang bij het behoud van zijn woning, maar het belang van Pré Wonen weegt in dit geval zwaarder. Een terme de grâce is niet aan de orde, aangezien er niet alleen sprake is van een huurachterstand maar het ook aannemelijk is dat [gedaagde] brand heeft gesticht in het gehuurde. Van Pré Wonen kan niet verlangd worden dat zij [gedaagde] nog langer in het gehuurde laat wonen omdat niet valt uit te sluiten dat [gedaagde] nogmaals een gevaar zal vormen voor zichzelf en zijn omgeving.
5.7.
Omdat de mogelijke brandstichting en de huurachterstand voldoende grond zijn voor ontbinding van de huurovereenkomst kan in het midden blijven of [gedaagde] het gehuurde aan derden in gebruik heeft gegeven. Hetzelfde geldt voor de vraag of het [gedaagde] kan worden aangerekend dat hij niet onder bewind staat.
Termijn en dwangsom
5.8.
Zolang [gedaagde] in detentie zit, is hij voor de ontruiming van het gehuurde afhankelijk van anderen. De kantonrechter vindt het daarom in dit geval niet passend om [gedaagde] een dwangsom op te leggen als prikkel om tot ontruiming over te gaan. Dit deel van de vordering van Pré Wonen wordt afgewezen. Verder zal de kantonrechter [gedaagde] een langere termijn geven om het gehuurde te (laten) ontruimen. De kantonrechter vindt een ontruimingstermijn van twee maanden in de gegeven omstandigheden passend.
Kosten van de ontruiming
5.9.
De gevorderde ontruimingskosten worden afgewezen, omdat de met de ontruiming gemoeide kosten slechts toewijsbaar zijn als zij in redelijkheid zijn gemaakt, hetgeen niet op voorhand kan worden beoordeeld.
Huurachterstand
5.10.
De gevorderde huurachterstand van € 1.509,11 is door [gedaagde] niet betwist en zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de betreffende huurtermijnen vanaf de vervaldatum tot de dag van de volledige voldoening.
Buitengerechtelijke kosten
5.11.
Pré Wonen vordert buitengerechtelijke kosten op grond van artikel 13.1 van de Algemene huurvoorwaarden 2018. In dat artikel staat:
Als één der partijen in verzuim is met de nakoming van enige verplichting, welke in gevolge de wet en/of de huurovereenkomst op hem rust en daardoor door de andere partij gerechtelijke en/of buiten-gerechtelijke maatregelen moeten worden genomen, zijn alle daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van die ene partij.
5.12.
Vast staat dat [gedaagde] de huurovereenkomst niet heeft gesloten in het kader van een beroep of bedrijf. Dit betekent dat [gedaagde] een consument is. Volgens vaste rechtspraak moet de kantonrechter ambtshalve toetsen of een beding in een consumentenovereenkomst waarover tussen partijen niet afzonderlijk is onderhandeld, zoals een beding in algemene voorwaarden, als een oneerlijk beding moet worden aangemerkt in de zin van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn) (zie onder andere HvJEU 30 mei 2013, ECLI:EU:C:2013:341). Op grond van artikel 3 van de richtlijn wordt een beding als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
5.13.
De kantonrechter stelt vast dat artikel 13.1 van de algemene huurvoorwaarden 2018
allegerechtelijke en buitengerechtelijke kosten voor rekening van de huurder laat komen indien hij in verzuim is met de nakoming van
enigeverplichting, zonder dat duidelijk is welke kosten dit precies zijn, en zonder dat hieraan enig maximum is gesteld. De kantonrechter is van oordeel dat dit beding daarmee het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Dat betekent dat het beding oneerlijk is en buiten beschouwing wordt gelaten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten mist dan ook enige grondslag. Overigens heeft Pré Wonen ook geen concreet bedrag aan buitengerechtelijke kosten gevorderd, zodat de vordering ook te onbepaald is om voor toewijzing in aanmerking te komen.
Proceskosten
5.14.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat hij (grotendeels) ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Pré Wonen worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] met alle aan hem toebehorende aanwezige goederen en personen te verlaten, met overgifte aan Pré Wonen van de sleutels en al hetgeen tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van Pré Wonen te stellen;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de totale huurachterstand van € 1.509,11 berekend tot en met de maand april 2022, aan Pré Wonen te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de betreffende huurtermijnen vanaf de vervaldatum tot de dag van de volledige betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Pré Wonen tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 125,03
griffierecht € 128,00
salaris gemachtigde € 498,00 ;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Pré Wonen worden gemaakt;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter