ECLI:NL:RBNHO:2022:4678

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
C/15/326843 / KG ZA 22-152
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorhaling van beslagen op onroerende zaak en rechtsgeldigheid van de weigering tot vastgoedtransactie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente Haarlemmermeer en de besloten vennootschappen Royal Bedmode B.V. en Royal Vastgoed Beheer B.V. De Gemeente vorderde de doorhaling van twee beslagen die door Royal Textile op een onroerende zaak waren gelegd. De Gemeente stelde dat de beslagen vervallen waren omdat Royal Textile niet tijdig een eis in de hoofdzaak had ingesteld. Royal Textile had eerder een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag ingediend, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van Royal Textile niet strekten tot het verkrijgen van een voor tenuitvoerlegging vatbare veroordeling. De rechtbank concludeerde dat het eerste beslag van rechtswege was vervallen omdat er geen vordering tot schadevergoeding was ingesteld. Ook het tweede beslag werd als vervallen beschouwd, omdat Royal Textile geen recht op levering van de kavel had verkregen. De rechtbank wees de vorderingen van de Gemeente toe en veroordeelde Royal Bedmode en Royal Vastgoed tot het doorhalen van de beslagen en het betalen van een dwangsom bij niet-naleving. De proceskosten werden eveneens aan Royal Bedmode en Royal Vastgoed opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de uitspraak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/326843 / KG ZA 22-152
Vonnis in kort geding van 31 mei 2022
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HAARLEMMERMEER,
zetelend te Hoofddorp,
eiseres,
advocaat mr. J.C. Binnerts te Haarlem,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROYAL BEDMODE B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROYAL VASTGOED BEHEER B.V.,
beide gevestigd te Hoofddorp,
gedaagden,
advocaat mr. G.C.M. Schipper te Heemstede.
Partijen zullen hierna de Gemeente en (gedaagden gezamenlijk in enkelvoud) Royal Textile genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 7 producties
  • de conclusie van antwoord met 17 producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de Gemeente
  • de pleitnota van Royal Textile.
1.2.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
zijdens de Gemeente:
  • […] , projectmanager
  • […] , medewerker Bibob
  • […] , sr. jurist
bijgestaan door mr. Binnerts voornoemd
zijdens Royal Textile:
- [directeur] , directeur van zowel Royal Bedmode als Royal Vastgoed
bijgestaan door mr. Schipper voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
De Gemeente heeft begin deze eeuw te Hoofddorp een bedrijventerrein ontwikkeld, genaamd De President. Het terrein is verdeeld in kavels die geleidelijk worden verkocht. Royal Textile is op het bedrijventerrein gevestigd.
2.2.
In verband met uitbreiding heeft Royal Textile aan de Gemeente kenbaar gemaakt belangstelling te hebben voor verwerving van één van de door de Gemeente te koop aangeboden (nieuwe) kavels, deel uitmakend van het perceel kadastraal bekend Haarlemmermeer AL 2794.
2.3.
Voorafgaand aan een tussen partijen mogelijk te sluiten reserveringsovereenkomst heeft de Gemeente een integriteitsonderzoek doen uitvoeren naar Royal Textile als potentiële koper van kavel 3b. In de uitkomst van dat onderzoek heeft de Gemeente aanleiding gezien om een nader advies in te winnen bij het Landelijk Bureau Bibob (LBB). Bij brief van 25 oktober 2021 heeft de Gemeente aan Royal Textile onder meer het volgende medegedeeld:
(…)
Wat is de conclusie van het Bureau?
[conclusie LBB]
(…)
Dat betekent dat de gemeente het voornemen heeft om geen vastgoedtransactie betreffende de verkoop van kavel 3b van 'De President 1.1' aan de [adres] te [plaats] aan te gaan met Royal Bedmode B.V.
(…)
2.4.
Op 24 december 2021 heeft Royal Textile een beslagrekest ingediend “
tot het leggen van beslag op een onroerende zaak, gericht op levering” [van kavel 3b]. Daarop is de raadsman van Royal Textile, mr. Schipper voornoemd, namens de voorzieningenrechter telefonisch medegedeeld dat het verzoek tot het leggen van conservatoir
leveringsbeslag niet toewijsbaar was bij gebrek aan een koopovereenkomst. Royal Textile heeft om die reden op 27 december 2021 een aangepast beslagrekest ingediend “
tot het leggen van beslag op een onroerende zaak, gericht op verhaal van schade”. Op diezelfde datum is het gevraagde verlof verleend en is bepaald dat de eis in de hoofdzaak binnen vier weken diende te worden ingesteld. Royal Textile heeft vervolgens op 28 december conservatoir verhaalsbeslag op kavel 3b doen leggen (Eerste Beslag).
2.5.
Bij dagvaarding van 27 januari 2022 heeft Royal Textile de volgende vorderingen jegens de Gemeente ingesteld:
1.
voor recht te verklaren dat de in geschil zijnde weigering van de Gemeente, een koop althans reserveringsovereenkomst aan te gaan met Royal Textile, althans Royal Vastgoed Beheer B.V. voor een bedrijfskavel op het bedrijventerrein 'De President' te Hoofddorp, niet gerechtvaardigd was en dat deze daardoor niet het door de Gemeente beoogde rechtsgevolg kon en ook niet kan hebben;
2.
de Gemeente te veroordelen binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis:
a. over te gaan tot rectificatie of het doen rectificeren en zo nodig (doen) wissen van tot de kring van Royal Textile, haar bestuurders dan wel de voor Royal Textile werkzame personen herleidbare gegevens welke betrekking hebben op het in het lichaam van deze dagvaarding bedoelde negatieve Bibob-advies, alles in de ruimste zin van het woord;
b. Royal Textile te voorzien van schriftelijke bewijsstukken waaruit blijkt dat daar uitvoering aan is of wordt gegeven en na afronding ervan te bevestigen dat daar volledig uitvoering aan is gegeven;
3.
Onder veroordeling van de Gemeente in de kosten van dit geding, die van het gelegde beslag daar onder begrepen, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis en -voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
2.6.
Bij herstelexploot van 7 februari 2022 (hierna: het Herstelexploot) heeft Royal Textile haar vorderingen als volgt gewijzigd:
Primair
1.
voor recht te verklaren:
a.
dat de Gemeente voor wat betreft de in geschil zijnde weigering een vastgoedtransactie aan te gaan heeft gehandeld in strijd met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht, meer in het bijzonder de algemene beginselen van behoorlijk bestuur;
b.
dat het de Gemeente onder de gegeven feiten en omstandigheden niet vrij stond de onderhandelingen over de vastgoedtransactie op deze wijze af te breken;
c.
dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld jegens Royal Textile, door niettemin aldus te handelen en dat de Gemeente aansprakelijk is voor de schade die Royal Textile daardoor lijdt, nader op te maken bij staat en de Gemeente te veroordelen tot vergoeding daarvan aan Royal Textile;
2.
te bepalen dat de Gemeente gehouden is met Royal Textile binnen een redelijke termijn alsnog te komen tot een reserverings- dan wel soortgelijke overeenkomst, welke is gericht op verkoop en levering van de bedrijfskavel 3b als in het lichaam van de Dagvaarding bedoeld aan Royal Textile, althans Royal Vastgoed Beheer, onder de reeds overeengekomen koopsom en voorwaarden of althans de voor gegadigden gebruikelijke voorwaarden en de Gemeente ertoe te veroordelen de gesprekken daartoe met Royal Textile te hervatten binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis;
Subsidiair
3.
voor recht te verklaren als hiervoor primair onder 1, aanhef en onder a tot en met c bedoeld;
4.
de Gemeente te veroordelen binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis de onderhandelingen met Royal Textile te hervatten over de totstandkoming een reserverings- dan wel soortgelijke overeenkomst, welke is gericht op verkoop en levering van de bedrijfskavel 3b als in het lichaam van de Dagvaarding bedoeld aan Royal Textile, althans Royal Vastgoed Beheer,
onder de reeds overeengekomen koopsom en voorwaarden of althans de voor gegadigden gebruikelijke voorwaarden;
Meer subsidiair
5.
voor recht te verklaren als hiervoor primair onder 1, aanhef en onder a tot en met c bedoeld;
6.
te bepalen dat de Gemeente gehouden is met Royal Textile binnen een redelijke termijn de mogelijkheden te bespreken om tot een overeenkomst te komen voor aankoop door en levering aan Roy al Textile, althans Royal Vastgoed Beheer van een voor de ondernemingsbehoefte geschikte en beschikbare bedrijfskavel op het grondgebied van de Gemeente,
onder voor gegadigden algemeen gebruikelijke voorwaarden en waaronder begrepen dienen te zijn kavels, die nog door of vanwege de Gemeente uitgegeven zullen gaan worden en
de Gemeente ertoe te veroordelen, de gesprekken daartoe met Royal Textile binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis aan te vangen;
Zowel primair, subsidiair als meer subsidiair
7.
te bepalen dat de Gemeente zich bij nieuwe besluiten of onderzoeken waarbij Royal Textile als belanghebbende of betrokkene kan worden aangemerkt niet rechtsgeldig zal kunnen beroepen op het in het lichaam van de Dagvaarding bedoelde (negatieve) Bibob-advies van het LBB van 7 oktober 2021 dan wel daarmee verband houdende adviezen, meldingen of signalen,
althans de Gemeente te verbieden zich daarop te beroepen of daar gebruik van te maken, op straffe van een dwangsom ter grootte van de koopsom voor de bedrijfskavel 3b als in het lichaam van de Dagvaarding bedoeld,
zowel bedoeld gebod als verbod beperkt tot de (maximale) periode gedurende welke van bedoeld advies of andere informatie gebruik gemaakt kan worden op grond van het bij of krachtens de Wet Bibob bepaalde;
8.
de Gemeente te veroordelen binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis:
a.
over te gaan tot rectificatie of het doen rectificeren van en zo nodig (doen) wissen uit de door de Gemeente dan wel ten behoeve van de Gemeente als verwerkingsverantwoordelijke elders bijgehouden registraties, van alle tot Royal Textile, de kring van Royal Textile, haar bestuurders dan wel de voor Royal Textile werkzame personen en overige betrokkenen herleidbare gegevens welke in het kader van het in deze procedure in geschil zijnde Bibob-toetsing zijn verkregen, alles in de ruimste zin van het woord;
b.
Royal Textile te voorzien van schriftelijke bewijsstukken waaruit blijkt dat daar uitvoering aan is of wordt gegeven en na afronding ervan te bevestigen dat daar volledig uitvoering aan is gegeven;
9.
Onder veroordeling van de Gemeente in de kosten van dit geding, die van het gelegde beslag daar onder begrepen, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis en -voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt -te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
2.7.
Op 11 februari 2022 heeft Royal Textile een verzoek ingediend “
tot het leggen van (aanvullend) conservatoir beslag op een onroerende zaak, m.b.t. een recht op levering, dat ontstaat na een rechterlijke uitspraak (art. 730 Rv)”. In de begeleidende brief stelt Royal Textile dat zij aanspraak maakt op levering van de kavel en dat ter bewaring van haar recht verlof is gevraagd en verleend tot het leggen van conservatoir beslag op de kavel en zij zich genoodzaakt ziet aanvullend verlof te vragen, omdat de Gemeente zich op het standpunt stelde dat de vordering in de aangebrachte hoofdzaak niet strekt tot het verkrijgen van een voor tenuitvoerlegging vatbare veroordeling, tot voldoening aan de vordering ter verzekering waarvan het beslag was gelegd.
2.8.
Nadat het verzochte verlof was verleend heeft Royal Textile op kavel 3b leveringsbeslag doen leggen (Tweede Beslag).

3.Het geschil

3.1.
De Gemeente vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a.
gedaagden veroordeelt om binnen 7 dagen na het ten deze te wijzen vonnis in de openbare registers door te halen de beide beslagen die op hun verzoek zijn gelegd op (een deel van) de onroerende zaak kadastraal bekend als Haarlemmermeer AL 2794, op straffe van een dwangsom van € 10.000,--, hoofdelijk verschuldigd, voor iedere dag dat gedaagden na betekening van het ten deze te wijzen vonnis in gebreke blijven daaraan te voldoen, met een maximum van € 500.000,-;
gedaagden verbiedt om opnieuw beslag te leggen op voormelde onroerende zaak, op straffe van een dwangsom van € 100.000,--, hoofdelijk verschuldigd, voor iedere keer dat gedaagden na betekening van het ten deze te wijzen vonnis in gebreke blijven daaraan te voldoen, met een maximum van € 500.000--;
met veroordeling van gedaagden, hoofdelijk, in de in de kosten van dit geding, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Aan haar vorderingen legt de Gemeente – samengevat – ten grondslag dat beide beslagen zijn vervallen. Het eerste beslag is vervallen omdat niet binnen de gestelde termijn een eis in de hoofdzaak is ingesteld. Royal Textile heeft immers bij dagvaarding van 27 januari 2022 enkel een verklaring voor recht gevorderd en geen vordering tot schadevergoeding ingesteld. Het later uitgebrachte herstelexploot verandert daar niets aan. Ook het tweede beslag moet worden doorgehaald, nu Royal Textile geen vordering strekkende tot
leveringheeft ingesteld. Geen van de door Royal Textile geformuleerde vorderingen doet immers een recht op levering van de kavel ontstaan. De grondslag voor een leveringsbeslag op de desbetreffende kavel ontbreekt derhalve. Omdat de vordering van Royal Textile reeds bij summiere beschouwing ondeugdelijk is, dient het Royal Textile bovendien te worden verboden opnieuw beslag te leggen op kavel 3b, aldus de Gemeente.
3.3.
Royal Textile voert tot haar verweer – kort gezegd – aan dat de Gemeente de kavel in kwestie bij eerste gelegenheid aan een derde zal verkopen, zodat Royal Textile niet anders kon dan beslag leggen op de kavel om haar rechten op de kavel veilig te stellen. Het negatieve Bibob-advies weggedacht had de Gemeente tot een reserveringsovereenkomst
en in het verlengde daarvan tot een koopovereenkomst – met Royal Textile kunnen en móeten komen. Met het herstelexploot heeft Royal Textile zekerheidshalve haar vorderingen gewijzigd in die zin dat zij daarmee duidelijk heeft willen maken dat het (aanvullende) beslag en haar vordering in de bodemprocedure van meet af aan gericht zijn op (uiteindelijke) juridische levering van de kavel. Artikel 730 Rv maakt het ook mogelijk om beslag te leggen op een onroerende zaak, als het recht op levering eerst nog verkregen moet worden, aldus nog steeds Royal Textile.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Doorhaling beslagen
4.1.
Voorgesteld wordt dat de vordering van de Gemeente strekt tot
doorhalingvan beslagen, en niet tot
opheffingdaarvan, zoals de Gemeente ter zitting nadrukkelijk heeft bevestigd. Aan de in de wet en jurisprudentie geformuleerde beoordelingscriteria voor opheffing van beslagen wordt dus niet toegekomen. Of de vorderingen van Royal Textile waarvoor zij de beslagen heeft doen leggen summierlijk ondeugdelijk zijn, is in casu derhalve niet aan de orde. De voorzieningenrechter dient (slechts) te beoordelen óf de door Royal Textile gelegde beslagen zijn
vervallen– in welk geval de vordering tot doorhaling dient te worden toegewezen – of niet.
4.2.
Op grond van artikel 700 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt het verlof voor het leggen van een conservatoir beslag verleend onder voorwaarde dat een eis in de hoofdzaak wordt ingesteld. Op grond van de slotzin van datzelfde artikellid doet overschrijding van de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak het beslag van rechtswege vervallen.
4.3.
Met de term ‘hoofdzaak’ heeft de regering volgens de Hoge Raad bedoeld “
dat binnen de termijn die daartoe wordt gesteld door de rechter die het verlof tot beslaglegging verleent, een procedure aanhangig wordt gemaakt waarin de gegrondheid en de omvang van de vordering ter verzekering van de voldoening waarvan het te leggen conservatoir beslag strekt, kunnen worden getoetst”. [1]
4.4.
Tussen partijen is in geschil of de namens Royal Textile uitgebrachte dagvaarding, althans het uitgebrachte Herstelexploot is aan te merken als een eis in de hoofdzaak. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat niet het geval is. Het volgende is voor dat oordeel redengevend.
Eerste Beslag
4.5.
Op 27 december 2021 heeft Royal Textile een (aangepast) beslagrekest ingediend tot het leggen van beslag op een onroerende zaak,
gericht op verhaal van schade. Die schade heeft zij in het rekest begroot op € 1.937.261,50. Het verlof is diezelfde dag verleend waarbij de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak is bepaald op vier weken na het beslag. Royal Textile heeft vervolgens op 30 december 2021 conservatoir verhaalsbeslag op kavel 3b doen leggen.
4.6.
De in de dagvaarding van 27 januari 2022 geformuleerde vorderingen (zie 2.5) zijn weliswaar tijdig binnen de gestelde termijn van vier weken ingesteld, maar strekken (in het geheel) niet tot betaling van enige schadevergoeding. Gelet hierop kan de dagvaarding niet worden aangemerkt als de eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 700 lid 3 Rv. Nu niet is gesteld of gebleken dat de eis in de hoofdzaak anderszins binnen de gestelde termijn is ingesteld, is het Eerste Beslag na het verstrijken van die termijn van rechtswege komen te vervallen. Royal Textile heeft immers niet tijdig de vordering ingesteld waarvoor zij verlof tot beslaglegging had verkregen.
4.7.
Voor zover het Eerste Beslag (mede) was gericht op
levering– omdat in het beslagrekest onder meer verlof is gevraagd “
tot het leggen van conservatoir (leverings)beslag […]” – heeft te gelden dat dat beslag alsdan eveneens is vervallen wegens het ontbreken van een op levering gerichte vordering in de dagvaarding van 27 januari 2022.
4.8.
Het naderhand door Royal Textile uitgebrachte Herstelexploot kan het voorgaande niet anders maken. Hoewel Royal Textile kan worden gevolgd in haar bij conclusie van antwoord ingenomen standpunt dat een tijdig uitgebracht herstelexploot ertoe leidt dat de oorspronkelijke
dagvaardingniet is komen te vervallen, maakt dat nog niet – zoals de Gemeente terecht heeft aangevoerd – dat het op dat moment reeds van rechtswege vervallen
beslagalsnog zou ‘herleven’.
4.9.
Conclusie van het voorgaande is dat het Eerste Beslag van rechtswege is vervallen omdat niet tijdig een vordering is ingesteld die strekt tot het verkrijgen van een voor tenuitvoerlegging vatbare veroordeling tot voldoening aan de vordering ter verzekering waarvan het conservatoir beslag is gelegd. De vordering tot doorhaling van dit beslag zal daarom worden toegewezen.
Tweede Beslag
4.10.
Royal Textile heeft (na daartoe verkregen verlof) vervolgens op 14 februari 2022 op de kavel een conservatoir beslag tot levering gelegd. Hoewel de voorzieningenrechter in een eerder stadium al had geoordeeld dat bij gebreke van een koopovereenkomst een leveringsbeslag niet mogelijk was (zie 2.4), heeft Royal Textile –zonder hiervan in het verzoekschrift overigens melding te maken– opnieuw verlof gevraagd (en verkregen) om een
leveringsbeslag te leggen.
4.11.
Artikel 730 Rv bepaalt: “[i]
eder die recht heeft op afgifte van een roerende zaak of levering van een goed of die zodanig recht door een rechterlijke uitspraak tot vernietiging of ontbinding kan verkrijgen, kan deze zaak of dit goed ter bewaring van dit recht in beslag nemen”. Met de invoering van deze bepaling, is door de wetgever beoogd een zo uitputtend mogelijke regeling op te nemen voor de
reële executievan zaken en goederen. In geval van artikel 730 Rv zal het als regel steeds gaan om de (persoonlijk of zakelijk) rechthebbende, die – door beslag
opde zaak of het goed te leggen (dus
nietop de vordering als zodanig) – deze zaak of dat goed in eigendom beoogt te verkrijgen of zijn eigendom juist wenst terug te krijgen. Indien het gaat om levering van een onroerende zaak
waarvoor een notariële akte is vereist – bestaat voor dit type
reëelbeslag uitsluitend de
conservatoirevorm: het heeft in dat geval dus geen “pendant” in het executoriale beslagrecht. Nadat een executoriale titel is verkregen die strekt tot levering van het beslagen goed, dient er, tenzij door de beslagene alsnog vrijwillig aan de levering wordt meegewerkt, verder gehandeld te worden overeenkomstig het bepaalde in art. 3:300 BW.
4.12.
Uit het vorenstaande volgt dat een leveringsbeslag dient te worden gevolgd door een eis in de hoofdzaak die, bij toewijzing, een executoriale titel oplevert waarmee de levering van de onroerende zaak kan worden gerealiseerd. Gelet hierop had Royal Textile
– die beslag heeft gelegd tot levering – in de door haar ingestelde eis in de hoofdzaak die levering wel moeten vorderen. In plaats daarvan heeft Royal Textile echter een verklaring voor recht gevorderd dat de Gemeente door geen vastgoedtransactie met haar aan te gaan heeft gehandeld in strijd met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht, alsmede gevorderd om te bepalen dat de Gemeente gehouden is om alsnog te komen tot een reserveringsovereenkomst (zie 2.6). Geen van de in het Herstelexploot opgenomen vorderingen – ook niet de (meer) subsidiaire – kunnen leiden tot de rechtstreekse levering van de kavel zelf, zodat Royal Textile daarmee die levering niet zonder meer in rechte kan afdwingen. Dat de vorderingen in de bodemprocedure erop gericht zijn dat de kavel
uiteindelijkzal worden geleverd aan Royal Textile kan het voorgaande niet anders maken.
4.13.
Royal Textile betoogt weliswaar terecht dat beslag tot afgifte of levering óók mogelijk is indien het recht daarop nog moet worden verkregen, maar miskent dat artikel 730 Rv een belangrijke nadere nuancering kent. Het leggen van – zoals in het onderhavige geval – conservatoir beslag tot levering van een onroerende zaak (de kavel) is weliswaar mogelijk indien het recht daarop nog moet worden verkregen, maar uitsluitend indien dat recht verkregen kan worden door een rechterlijke uitspraak
tot vernietiging of ontbinding. Niet in geschil is dat Royal Textile thans (nog) geen recht op levering van kavel 3b heeft. Zoals de voorzieningenrechter ten tijde van het allereerste beslagrekest ook al signaleerde, was (en is) er geen koopovereenkomst gesloten tussen de Gemeente en Royal Textile. Evenmin is gesteld of gebleken dat Royal Textile een dergelijk recht rechtsreeks kan verkrijgen door een rechterlijke uitspraak tot vernietiging of ontbinding.
4.14.
Met de Gemeente is de voorzieningenrechter daarom van oordeel dat ook dit Tweede Beslag is vervallen. Toewijzing van de (bij Herstelexploot gewijzigde) vorderingen van Royal Textile in de bodemprocedure zal niet (kunnen) leiden tot levering van de kavel. Dit betekent dat ook ten aanzien van het Tweede Beslag niet een vordering is ingesteld die strekt tot het verkrijgen van een voor tenuitvoerlegging vatbare veroordeling tot voldoening aan de vordering ter verzekering waarvan het conservatoir beslag is gelegd. De vordering tot doorhaling van het Tweede Beslag zal daarom eveneens worden toegewezen.
4.15.
Ook de gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, zij het dat deze zal worden beperkt als volgt.
Verbod opnieuw beslag leggen
4.16.
Het door de Gemeente gevorderde verbod om opnieuw beslag te (doen) leggen op de kavel zal worden afgewezen. Voor een preventief verbod tot beslaglegging is slechts plaats als in een concreet geval bijvoorbeeld beslag dreigt te worden gelegd op een goed van een derde of misbruik van bevoegdheid dreigt, omdat alsdan sprake is van dreigend onrechtmatig handelen. De Gemeente heeft daartoe onvoldoende gesteld. De voorzieningenrechter acht daarom geen gronden aanwezig om het gevorderde verbod toe te wijzen, te meer niet nu een volgend verzoek tot het leggen van een conservatoire beslag opnieuw zal worden getoetst door de voorzieningenrechter. Op Royal Textile rust op grond van artikel 21 Rv de verplichting om melding te maken van de voorgeschiedenis van het Eerste en Tweede Beslag, alsmede van de volledige inhoud van dit kortgedingvonnis, als zij een hernieuwd verzoek indient.
4.17.
Royal Textile zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- betekening oproeping € 216,82
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.908,82

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Royal Bedmode en Royal Vastgoed om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis in de openbare registers door te halen de beide beslagen die op hun verzoek zijn gelegd op (een deel van) de onroerende zaak kadastraal bekend als Haarlemmermeer AL 2794,
5.2.
veroordeelt Royal Bedmode en Royal Vastgoed hoofdelijk (des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd) om aan de Gemeente een dwangsom te betalen van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 50.000,- (zegge: vijftigduizend euro) is bereikt,
5.3.
veroordeelt Royal Bedmode en Royal Vastgoed hoofdelijk (des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd) in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 1.908,82, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.M.P. Langeveld op 31 mei 2022. [2]

Voetnoten

1.HR 3 oktober 2003,
2.Conc.: 936