7.1.Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft tegen de verdachte een vordering ingediend tot betaling van een bedrag van € 9.252,63 als vergoeding voor wegens materiële en immateriële schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
dagvergoeding ziekenhuis
€ 84,00
reis- en parkeerkosten
€ 83,36
tandartskosten
€ 69,35
eigen risico
€ 262,57
Medicatie en verbandmiddelen: stelpost
€75,00
psychologische hulpverlening
€ 650,00
schade aan bril
€ 160,00
concertkaartje
€ 21,50
opvragen medische informatie
€ 144,65
verlies aan verdienvermogen
€ 1.250,00
onderbouwing verlies verdienvermogen
€ 84,70
huishoudelijke hulp
€ 367,50
immateriële schade
€ 6.000,00
Totaal
€ 9.252,63
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij integraal zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank primair verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Met betrekking tot de posten stelpost medicatie, schade aan de brilverlies, verdienvermogen en huishoudelijke hulp is de raadsman van mening dat deze posten onvoldoende zijn onderbouwd.
De benadeelde partij moet in de vordering van de kosten voor psychologische hulpverlening niet ontvankelijk worden verklaard, omdat deze kosten ook vergoed kunnen worden door de verzekeraar. Een concertkaart op naam van de medeaangever kan onmogelijk aangemerkt worden als directe schade van de benadeelde partij. Het inschakelen van de boekhouder ter onderbouwing van het verlies van verdienvermogen kan niet aangemerkt worden als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van de mishandeling door de verdachte en zal de gevorderde vergoeding in verband met
dagvergoeding ziekenhuis (€ 84,00), reis- en parkeerkosten (€ 83,36), tandartskosten
(€ 69,35), kosten eigen risico (€ 262,57), kosten psychologische hulpverlening (€ 650,00), concertkaartje (€ 21,50) en opvragen medische informatie (€ 144,65) toewijzen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze posten voldoende onderbouwd, vloeien zij rechtstreeks voort uit het onder 1 bewezen verklaarde feit en is de verdachte op grond van de wet verplicht die kosten te vergoeden. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor psychologische hulpverlening overweegt de rechtbank daarbij als volgt. De omstandigheid dat kosten in aanmerking komen voor vergoeding door een verzekeraar brengt niet mee dat de benadeelde partij die kosten niet zou kunnen vorderen van de verdachte. De benadeelde mag ervoor kiezen niet zijn zorgverzekeraar, maar de verdachte tot vergoeding van gemaakte zorgkosten aan te spreken. De benadeelde partij handelt daarmee niet in strijd met zijn schadebeperkingsplicht.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor kosten van medicatie en verbandmiddelen (stelpost), schade aan de bril en huishoudelijke hulp is de rechtbank van oordeel dat, in het licht van de gemotiveerde betwisting daarvan door de verdachte, deze posten (vooralsnog) onvoldoende zijn onderbouwd. Nader debat tussen partijen over deze posten zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Datzelfde geldt ook voor de gestelde (en door de verdachte betwiste) schade in verband met verlies aan verdienvermogen en de daaraan gekoppelde kosten in verband met onderbouwing van dat verlies aan verdienvermogen. Ook ten aanzien daarvan is nader debat tussen partijen nodig, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk verklaard worden in haar vordering voor zover die betrekking heeft op deze schadeposten.
De door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gevorderde immateriële schade komt voor vergoeding in aanmerking, omdat sprake is van lichamelijk letsel bij de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde strafbare handelen van de verdachte. Omdat echter voldoende is komen vast te staan, dat de benadeelde partij zelf een aandeel heeft gehad in de aanleiding tot het geweld, is sprake van eigen schuld als bedoeld in artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank stelt het eigen aandeel van de benadeelde partij in de omstandigheden die tot de schade hebben bijgedragen op 20%. Op basis daarvan acht de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 4.800,00 billijk.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 6.115,43 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2019 tot aan de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: (zware mishandeling)] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.