ECLI:NL:RBNHO:2022:4661

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
9279104
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Emirates, wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Kuala Lumpur via Dubai op 24 augustus 2019. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist door een vertraging van het eerste deel van de vlucht, wat resulteerde in een aankomstvertraging van meer dan drie uur. Ze vorderen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De vervoerder heeft echter bewijs geleverd dat een deel van de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals beslissingen van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken en dat de vordering van de passagiers daarom wordt afgewezen.

De proceskosten worden toegewezen aan de vervoerder, aangezien de passagiers ongelijk krijgen. De kantonrechter wijst de vordering af en veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en € 37,50 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9279104 \ CV EXPL 21-4027
Uitspraakdatum: 26 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Yource B.V.
procesgemachtigde: Verdex B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Emiratesgevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 25 mei 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Dubai Airport (Verenigde Arabische Emiraten) naar Kuala Lumpur Airport (Maleisië) op 24 augustus 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarmee zij met meer dan 3 uur vertraging zijn aangekomen op hun eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van in totaal € 1.200,00, maar vorderen slechts € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe aan dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden, te weten door de luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat de grondslag van de vordering hem onduidelijk is. Bij repliek hebben de passagiers hun stelling nader toegelicht, zodat alsnog is voldaan aan de stelplicht. Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In punt 15 van de considerans van de Verordening heeft de Gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder heeft bij conclusie van antwoord het vluchtrapport overgelegd. Uit het vluchtrapport blijkt dat de vlucht 36 minuten is vertraagd wegens beslissingen van het luchtverkeersbeheer en 7 minuten wegens overige redenen. De vervoerder voert aan dat de vertraging van 36 minuten moet worden aangemerkt als het gevolg van een buitengewone omstandigheid. Het toestel kreeg een gewijzigde slottijd (CTOT) opgelegd door de Europese luchtverkeersleiding. Ten aanzien van de overige 7 minuten vertraging wordt door de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden gedaan.
5.4.
De kantonrechter overweegt dat het intrekken van de oorspronkelijke slottijd en het toekennen van een latere slottijd is aan te merken als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd. De vervoerder is verplicht door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. In beginsel is niet van belang wat de reden is voor het besluit van het luchtverkeersbeheer. Niet is gebleken dat de luchtverkeersleiding de gewijzigde slottijd heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. Instructies van de luchtverkeersleiding kunnen worden aangemerkt als buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De vertrekvertraging van 43 minuten is voor 36 minuten te wijten aan buitengewone omstandigheden. Tijdens de vlucht is een deel van de vertraging ingelopen, zodat de vlucht met 32 minuten vertraging is aangekomen op de luchthaven van Dubai. In deze stand van zaken wordt de vertraging voor de duur van 32 minuten naar het oordeel van de kantonrechter aangemerkt als het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.5.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers zoveel mogelijk te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder voert aan dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht met plaats. Dit is niet door de passagiers betwist. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers hebben in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
6.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter