Op 25 mei 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 15.014397.20. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door een veroordeelde, die in de periode van 1 januari 2014 tot en met 28 maart 2018 opzettelijk een bedrag van € 164.365,- heeft verduisterd dat toebehoorde aan het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers. De officier van justitie had op 14 april 2022 een vordering ingediend tot ontneming van dit bedrag, welke vordering is behandeld op de zitting van 12 mei 2022. Tijdens deze zitting zijn de veroordeelde en haar gemachtigd raadsman, mr. E. Boskma, gehoord. De veroordeelde stelde dat het door haar wederrechtelijk verkregen voordeel iets meer dan € 100.000,- bedroeg, maar de rechtbank heeft dit bedrag vastgesteld op € 164.365,-, gebaseerd op de bewezenverklaring van de strafbare feiten in de strafzaak. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde voldoende financiële draagkracht heeft om aan de betalingsverplichting te voldoen. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van het ontnomen bedrag en bepaalde de duur van de gijzeling op maximaal 1080 dagen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.