6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het openlijk en in vereniging plegen van geweld tegenover het slachtoffer, waardoor het slachtoffer onder meer ernstig schedel- en hersenletsel met potentieel dodelijke afloop heeft opgelopen. Het slachtoffer is zonder directe aanleiding door de verdachte en de medeverdachte aangevallen, door de medeverdachte in zijn hoofd gestoken en door de verdachte geslagen, terwijl hij naar huis fietste van een avond op de kermis. De rechtbank acht de impulsieve wijze waarop de verdachte zich in deze situatie heeft gedragen en de agressie die hij daarbij heeft uitgeoefend, zeer zorgelijk. Daarnaast hebben de verdachte en de medeverdachte met hun geweldshandelingen ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien levert zo’n ernstig feit niet alleen bij het slachtoffer zelf, maar ook voor de maatschappij in het algemeen gevoelens van onveiligheid en angst op, zeker nu deze feiten zijn gepleegd op de openbare weg. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 30 maart 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld;
- het psychologisch onderzoek Pro Justitia (hierna: psychologisch rapport) van 9 december 2021, van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog, met supervisante [GZ-psycholoog in opleiding] , GZ-psycholoog in opleiding;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport (hierna: reclasseringsrapport), van 21 maart 2022, van [reclasseringswerker] , reclasseringswerker, en [unitmanager] , unitmanager, van Reclassering Nederland;
- het plan van aanpak van 4 mei 2022, opgesteld door [jeugdreclasseerder] , als jeugdreclasseerder verbonden aan De Jeugd- & Gezinsbeschermers te Alkmaar;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport (hierna: raadsrapport), van 11 mei 2022, van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming.
Uit het psychologisch rapport blijkt dat bij de verdachte sprake is van een disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis, een depressieve stoornis (matig van ernst), een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met trekken van een borderlinepersoonlijkheidsstoornis, een insomniastoornis, een lichte stoornis in cannabisgebruik in vroegtijdige remissie en ouder-kindrelatieproblematiek. Gezien het structurele karakter van de problematiek kan worden vastgesteld dat deze stoornissen het gedrag van de verdachte gedurende het ten laste gelegde hebben beïnvloed. Daarom wordt geadviseerd de verdachte het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen. Vanuit de disruptieve stemmingsregulatiestoornis is er bij de verdachte sprake van een prikkelbare stemming en woede-uitbarstingen met onderliggend depressieve klachten. De verdachte beschikt over onvoldoende remming van zijn gedrag en is, in het moment, niet in staat om de consequenties van zijn gedrag te overzien. Vanuit de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling is er sprake van impulsiviteit en emotieregulatieproblematiek waartoe de verdachte temeer impulsief en primair reageert. Van de depressieve stoornis, insomniastoornis en de stoornis in het cannabisgebruik (licht) is geen doorwerking gevonden in het tenlastegelegde feit.
Er zijn meerdere factoren te noemen die vanuit de stoornis recidive verhogend werken. Zo is de verdachte geneigd tot impulsiviteit, is hij prikkelbaar en heeft hij moeite met het reguleren van zijn emoties. De protectieve factoren zijn het gemiddelde intelligentieprofiel van onderzochte en de huidige betrokkenheid van zijn ouders. Voor de verdachte wordt begeleid wonen geadviseerd waarbij hij zich in een andere omgeving kan begeven dan in [plaats] , omdat de onrust in de thuissituatie en de antisociale contacten in de omgeving van [plaats] zorgen voor spanningen bij de verdachte, met verbale/fysieke agressie en psychische klachten tot gevolg. Daarnaast heeft de verdachte veel belang bij structuur, toezicht en begeleiding. Ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling wordt intensieve ambulante behandeling bij een forensische instelling (zoals de Waag) geadviseerd. Om het recidiverisico te doen afnemen zal onderzochte vaardigheden moeten leren om zijn eigen gedrag te organiseren bij oplopende spanningen, om te gaan met de impulsiviteit als ook boosheid op een andere wijze te reguleren dan de recidiverende woede-uitbarstingen. Vanuit zorgoogpunt dient gericht te worden op de depressieve stoornis en ernstige slaapproblematiek waar de verdachte mee te maken heeft. Geadviseerd wordt om beide ouders te betrekken bij de behandeling waarbij gedacht wordt aan systeemgesprekken gericht op de gezinsdynamiek en voor ouders te bezien hoe onderzochte in zijn verdere ontwikkeling te ondersteunen.
Er worden voldoende argumenten gezien om te wijzen op de toepassing van het jeugdstrafrecht. Daarom wordt geadviseerd om volgens het jeugdstrafrecht te berechten en het begeleid wonen en de behandeling op te leggen in het kader van de jeugdreclasseringsmaatregel. Verder wordt geadviseerd structurele dagbesteding en de avondklok op te leggen.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte gedurende het schorsingstoezicht een meewerkende houding heeft aangenomen. Verdachte heeft zich opengesteld voor de outreachende begeleiding en op eigen initiatief contact gezocht met de jeugdreclasseerder voor ondersteuning. Zijn probleembesef en houding zijn hierdoor beschermende factoren. Zijn ouders zijn belangrijke steunbronnen, maar er is geen sprake meer van directe afhankelijkheid nu hij begeleid woont.
Het algemene risico op recidive en letselschade wordt, vanwege de meervoudige problematiek, waaronder de problemen in de emotieregulatie, als gemiddeld ingeschat. Het is positief dat binnen het schorsingstoezicht reeds geïntervenieerd is op de risicofactoren, conform de opgelegde schorsende voorwaarden. Zo verblijft betrokkene inmiddels in een begeleid wonen instelling, is hij aangemeld voor behandeling, heeft hij dagbesteding en houdt hij zich aan de afspraken van de meldplicht. De reclassering vindt het noodzakelijk dat verdachte binnen een reclasseringstraject langer wordt gemonitord en hij wordt ondersteund om te kunnen komen tot langdurige stabilisatie. Dit geldt temeer nu de ambulante behandeling nog niet is gestart en de motivering van verdachte wisselend is.
Verder adviseert de reclassering het jeugdstrafrecht toe te passen. Dit gelet op de leeftijd van betrokkene, in combinatie met de vastgestelde probleemgebieden, risicofactoren en de benodigde interventies. Een outreachende en pedagogische aanpak is wenselijk, mede gericht op het vergroten van zijn handelingsvaardigheden. Het is tevens wenselijk om toezicht uit te laten voeren door de jeugdreclassering.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden de meldplicht bij de jeugdreclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en dagbesteding. Daarbij adviseert de reclassering dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht. De kans op een misdrijf met schade voor personen is aanwezig, nu er nog geen behandeling heeft plaatsgevonden gericht op de emotieregulatie van verdachte. Daarnaast acht de reclassering het van belang dat het huidige toezicht en de reeds ingezette interventies kunnen voortduren.
Het raadsrapport houdt, kort en zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
De Raad is van mening dat er vanuit de achterliggende en systemische problematiek van verdachte meerdere factoren zijn die recidive verhogend werken. De Raad vindt het daarom net als de jeugdreclassering, de reclassering en het NIFP belangrijk dat de verdachte zo snel mogelijk passende behandeling ondergaat met als doel zijn ontwikkeling zo gunstig mogelijk te bevorderen en de kans op herhaling te doen afnemen. De Raad vindt ondanks de ernst van het feit een onvoorwaardelijke werkstraf niet de meest passende afdoening voor de verdachte. De verwachting is dat de noodzakelijk geachte behandeling inspannend en intensief zal zijn. Voor het behoud van ritme, structuur en zijn plek bij Vast & Verder is het belangrijk dat de verdachte zijn huidige dagbesteding behoudt. De Raad is bezorgd dat het uitvoeren van een werkstraf zijn werk en behandeling zal doorkruisen. De Raad adviseert de rechtbank daarom de verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan behandeling, begeleid wonen, dagbesteding en een meldplicht.
De Raad adviseert de rechtbank te bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. De Raad heeft dit advies ter terechtzitting onderschreven en nogmaals benadrukt dat het van belang is dat de bijzondere voorwaarden zo snel mogelijk in werking treden om herhaling te voorkomen, juist omdat er nog niet is gestart met de noodzakelijke behandeling.
De jeugdreclasseerder heeft zich ter zitting aangesloten bij het strafadvies van de Raad en heeft bevestigd dat de verdachte zich goed aan de schorsingsvoorwaarden houdt. De jeugdreclasseerder vindt het, net als de andere deskundigen, belangrijk dat de behandeling van de verdachte zo snel mogelijk kan starten. Daarbij is het van belang dat hijvoldoende ruimte krijgt om die behandeling aan te kunnen gaan, zonder dat zijn huidige dagbesteding en de ingezette positieve ontwikkeling daarbij in het gedrang komen.
Toepassing jeugdstrafrecht
De rechtbank ziet – met de officier van justitie, de verdediging en de deskundigen – in de persoonlijkheid van de dader grond om toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht ex artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte was ten tijde van het plegen van dit feit weliswaar achttien jaar oud, maar op basis van de adviezen van de psycholoog, de reclassering en de Raad is gebleken dat de ontwikkeling van de verdachte nog niet is voltooid. Hij kan zijn gedrag moeilijk organiseren, doet dingen zonder daarbij na te denken en kan de risico’s van zijn handelen onvoldoende inschatten. De jonge leeftijd van betrokkene in combinatie met de vastgestelde probleemgebieden en risicofactoren maken een pedagogische aanpak met sturing en structuur noodzakelijk. De rechtbank is daarom van oordeel dat toepassing van het adolescentenstrafrecht het meest passend is bij de ontwikkelingsfase waarin de verdachte verkeerde ten tijde van het plegen van deze feiten.
Strafmaat
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de LOVS oriëntatiepunten en de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding geven hier enigszins van af te wijken. Ten voordele van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Verder houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd en de proceshouding van de verdachte. Door zichzelf aan te geven bij de politie, het feit te bekennen en zowel bij de politie als ter terechtzitting spijt te betuigen, heeft de verdachte ervan blijk gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank tot slot nog mee dat het bewezenverklaarde hem in verminderde mate kan worden toegerekend gelet op de doorwerking van de bij hem geconstateerde stoornissen. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige op dit punt over en maakt die tot de hare.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een jeugddetentie voor de duur van 70 (zeventig) dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten 27 (zevenentwintig) dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Door het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie gelijk te stellen aan het voorarrest, hoeft de verdachte niet terug naar de justitiële jeugdinstelling, terwijl het voorwaardelijke deel een stok achter de deur vormt om ervoor te zorgen dat de verdachte zich aan de voorwaarden zal (blijven) houden.
De rechtbank acht het evenals de deskundigen van belang dat de verdachte de stijgende lijn die tijdens de schorsing is ingezet, kan vasthouden en zijn behandeling zo spoedig mogelijk van start kan gaan. Aan deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank daarom de door de deskundigen geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. De rechtbank ziet dat de verdachte sinds hij wordt begeleid door de jeugdreclassering een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en acht het van belang dat deze begeleiding wordt voortgezet. Daarbij dient naar het oordeel van de rechtbank zo spoedig mogelijk te worden gestart met de noodzakelijke behandeling om het recidivegevaar te verkleinen.
Daarnaast zal de rechtbank een contactverbod opleggen met slachtoffer [benadeelde partij] . De verdachte heeft zich sinds zijn vrijlating moeten houden aan strenge schorsende voorwaarden, waaronder een contactverbod en elektronisch toezicht. Gebleken is dat de verdachte zich goed aan deze voorwaarden heeft gehouden en onder die omstandigheden geen contact heeft gezocht met het slachtoffer. Zeker nu de verdachte nog geen behandeling heeft ondergaan voor zijn impulsiviteit en emotieregulatie problematiek, acht de rechtbank het van belang om de veiligheid van het slachtoffer (en diens gevoel van veiligheid) te waarborgen door middel van een contactverbod.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten het slachtoffer [benadeelde partij] . Gelet op de impulsieve aard van het feit en het aanwezige recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan zolang de ingezette behandeling niet is afgerond. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.