In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het stilstaan op het trottoir. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op de zitting van 1 maart 2022, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren.
De kantonrechter overwoog dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, namelijk het stilstaan op het trottoir, een overtreding van artikel 10 (oud) RVV 1990 inhoudt. De betrokkene voerde aan dat de plek waar het voertuig was aangetroffen geen trottoir was, maar een in- of uitrit. De kantonrechter oordeelde echter dat uit het aanvullend proces-verbaal en de foto van de gedraging voldoende bleek dat er sprake was van een trottoir, dat ononderbroken doorloopt en qua type en kleur bestrating niet afwijkt ter hoogte van de garageboxen.
Daarnaast werd het verweer van de betrokkene dat hij aan het laden en lossen was, verworpen. De kantonrechter stelde dat het stilstaan op een trottoir, ongeacht de reden, verboden is. Ook het argument dat de betrokkene geen hinder of gevaar voor het overige verkeer heeft veroorzaakt, werd niet geaccepteerd. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.