ECLI:NL:RBNHO:2022:4482

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
9643013 \ WM VERZ 22-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie voor stilstaan op het trottoir

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het stilstaan op het trottoir. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op de zitting van 1 maart 2022, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren.

De kantonrechter overwoog dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, namelijk het stilstaan op het trottoir, een overtreding van artikel 10 (oud) RVV 1990 inhoudt. De betrokkene voerde aan dat de plek waar het voertuig was aangetroffen geen trottoir was, maar een in- of uitrit. De kantonrechter oordeelde echter dat uit het aanvullend proces-verbaal en de foto van de gedraging voldoende bleek dat er sprake was van een trottoir, dat ononderbroken doorloopt en qua type en kleur bestrating niet afwijkt ter hoogte van de garageboxen.

Daarnaast werd het verweer van de betrokkene dat hij aan het laden en lossen was, verworpen. De kantonrechter stelde dat het stilstaan op een trottoir, ongeacht de reden, verboden is. Ook het argument dat de betrokkene geen hinder of gevaar voor het overige verkeer heeft veroorzaakt, werd niet geaccepteerd. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9643013 \ WM VERZ 22-21
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 10 maart 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : I. Menalo, Appjection B.V. te Amsterdam.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 1 maart 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De gemachtigde van betrokkene stelt dat er in onderhavig geval geen sprake is van een trottoir, maar van een in- of uitrit, nu dit weggedeelte toegang geeft tot de openbare weg. Het betreft zodoende een ander weggedeelte in de zin van art. 10 RVV, aldus gemachtigde. Tevens stelt gemachtigde ter zitting dat betrokkene te goeder trouw was en geen overlast heeft veroorzaakt.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“…Daar aangekomen trof ik het voertuig met kenteken 28-RZX-3 aan. Dit voertuig stond met vier wielen op de stoep geparkeerd. Het trottoir was duidelijk zichtbaar en herkenbaar. Er zijn geen activiteiten rondom het voertuig waargenomen. Er heeft geen staandehouding plaatsgevonden omdat de bestuurder niet aanwezig was.”
Aan de betrokkene is een boete opgelegd ter zake van "Stilstaan op het trottoir (niet de rijbaan gebruiken)". De betrokkene voert aan dat de plaats waar de auto is aangetroffen niet kan worden aangemerkt als een trottoir, maar als een wegdeel of pad dat toegang geeft tot de openbare weg.
De kantonrechter overweegt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd een overtreding van art. 10 (oud) RVV 1990 inhoudt. Het verbod om met een motorvoertuig op een trottoir stil te staan berust op die algemeen geldende regel en behoeft niet door borden te worden aangegeven. Beslissend is dus of ter plaatse sprake was van een trottoir.
De kantonrechter overweegt dat uit het aanvullend proces-verbaal van de verbalisant en de foto van de gedraging voldoende blijkt dat er sprake is van een trottoir nu deze ononderbroken doorloopt en ter hoogte van de garageboxen, voor wat betreft type en kleur bestrating, niet afwijkt.
Met betrekking tot het verweer van betrokkene dat zij aan het laden- en lossen was overweegt de kantonrechter dat door bestuurders van motorvoertuigen ieder gebruik van een ander weggedeelte dan de rijbaan is verboden, zodat dus ook het stilstaan op een trottoir met betrekking tot het laden en lossen van goederen niet is toegestaan.
Volledigheidshalve overweegt de kantonrechter dat er in onderhavig geval überhaupt geen sprake was van laden en lossen. Onder laden en lossen wordt verstaan het onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring in- of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Derhalve moeten in dat geval in de nabijheid van het voertuig activiteiten worden waargenomen die er op duiden dat sprake is van onmiddellijk laden of lossen van goederen. Daarvan is niet gebleken.
Het verweer dat betrokkene de gedraging niet opzettelijk heeft begaan, treft geen doel. Voor het opleggen van een boete bij het begaan van een dergelijke gedraging is immers opzet niet vereist.
Ook het verweer dat betrokkene het overige verkeer niet heeft gehinderd of in gevaar heeft gebracht treft geen doel, nu dit niet afdoet aan het verboden karakter van de gedraging. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: