ECLI:NL:RBNHO:2022:4481

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
9643111 \ WM VERZ 22-26
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie voor gebruik van onverplicht fietspad met snorfiets

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, uitspraak gedaan op 10 maart 2022 in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan een snorfietser. De betrokkene had een boete ontvangen voor het gebruik van een onverplicht fietspad met een ingeschakelde verbrandingsmotor. De betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, terwijl de gemachtigde van de betrokkene, mr. I.N.D.J. Rissema, niet verscheen. De vertegenwoordiger van de officier van justitie handhaafde de beslissing en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de verklaringen van de verbalisant en de betrokkene, alsook de foto van de bebording ter plaatse.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond. De bebording was duidelijk en de betrokkene had onvoldoende feiten aangedragen om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9643111 \ WM VERZ 22-26
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 10 maart 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. I.N.D.J Rissema, Bezwaartegenverkeersboetes.nl te Dordrecht.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van Zaanstad. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. De vertegenwoordiger stelt ter zitting aanvullend dat uit de stukken in het dossier duidelijk blijkt dat het hier gaat om een bord G13, onverplicht fietspad, met een onderbord “verboden voor snor- en bromfietsen”.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als snorfietser met ingeschakelde verbrandingsmotor het onverplichte fietspad gebruiken.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“Ik, verbalisant, zag dat de bestuurder van de staande gehouden snorfiets gebruik maakte van het fietspad. Dit was aangegeven door het verkeersbord G13 met als onderbord “verboden voor snor- en bromfietsen” (…) Verklaring betrokkene: Ik zag het niet staan, ik dacht even snel.”
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant en de verklaring van de betrokkene in de toelichting van het zaakoverzicht – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Uit de door de verbalisant overgelegde foto van de bebording ter plaatse, blijkt dat deze bebording voldoende duidelijk is. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: