ECLI:NL:RBNHO:2022:4479
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstandsuitkering en gezamenlijke huishouding in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. Eiser was hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor een terugvordering van €85.862,29 die verweerder had teruggevorderd van zijn voormalige echtgenote. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, omdat verweerder niet voldoende bewijs had geleverd dat eiser in de periode van 4 februari 2014 tot 1 september 2017 zijn hoofdverblijf had op het adres van zijn ex-echtgenote, waar zij een bijstandsuitkering ontving. De rechtbank oordeelde dat de getuigenverklaringen en andere bewijsmiddelen onvoldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding in die periode. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij de terugvordering wordt beperkt tot de periode vanaf 1 september 2017. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en het griffierecht vergoed.