Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2022 in de zaak tussen
[naam 1], te [woonplaats], hierna: eiseres
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (verweerder) en een werkgever (eiseres) over de afwijzing van een aanvraag voor compensatie van de transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid van een ex-werkneemster. De ex-werkneemster was sinds 1 november 2014 in dienst bij eiseres en heeft zich op 21 mei 2017 ziek gemeld. Eiseres heeft op 30 november 2018 een vaststellingsovereenkomst gesloten met de ex-werkneemster, waarbij de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden eindigde en een transitievergoeding van € 3.421,- werd betaald. Eiseres verzocht verweerder om compensatie van deze transitievergoeding, maar dit verzoek werd afgewezen omdat de arbeidsovereenkomst al was beëindigd voordat het opzegverbod van twee jaar wegens ziekte was verstreken. De rechtbank oordeelde dat de wet geen ruimte biedt voor afwijkingen van deze regels en dat het beroep van eiseres ongegrond was. De rechtbank concludeerde dat de voorwaarden voor compensatie niet waren vervuld, aangezien de arbeidsovereenkomst was beëindigd voordat de vereiste wachttijd van 104 weken ziekte was verstreken. De rechtbank benadrukte dat de wetgever met de wetgeving rondom de transitievergoeding en de compensatie bij langdurige arbeidsongeschiktheid duidelijke voorwaarden heeft gesteld waaraan voldaan moet worden. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. H.H. Riemeijer, en is openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.