ECLI:NL:RBNHO:2022:442

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
9552431
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van concurrentie- en relatiebeding in arbeidsovereenkomst

In deze zaak vordert de werknemer, [eiser], schorsing van het concurrentie- en relatiebeding in zijn arbeidsovereenkomst met [gedaagde], een elektrotechnisch bedrijf. De werknemer heeft een aanbod gekregen van Qirion B.V., een klant van [gedaagde], voor een nieuwe functie als toezichthouder gebouwgebonden installaties. [gedaagde] stelt dat de werknemer het concurrentie- en relatiebeding overtreedt door in dienst te treden bij Qirion. De kantonrechter oordeelt dat de belangen van de werknemer zwaarder wegen dan die van de werkgever. De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer toe en schorst het beding, omdat het recht op vrije keuze van arbeid en de beperkte impact op de werkzaamheden van [gedaagde] bij Qirion zwaarwegende argumenten zijn. De kantonrechter concludeert dat [gedaagde] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat handhaving van het beding noodzakelijk is, en dat de werknemer onbillijk wordt benadeeld door het beding. De proceskosten worden toegewezen aan de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9552431 \ KG EXPL 21-99
Uitspraakdatum: 12 januari 2022
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. A.M.M. Loohuis
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. K. Walburg
De zaak in het kort
De werknemer in deze zaak wil de arbeidsovereenkomst met zijn werkgever opzeggen, omdat hij een nieuwe baan kan krijgen bij een klant van de werkgever. Maar volgens het concurrentie- en relatiebeding in de arbeidsovereenkomst mag de werknemer niet bij die klant gaan werken. De werknemer vordert daarom in kort geding schorsing van die bedingen. De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer toe en schorst de bedingen. Naar het oordeel van de kantonrechter wegen de belangen van de werknemer, waaronder zijn recht op vrije keuze van arbeid, namelijk zwaarder dan de belangen van de werkgever.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft [gedaagde] op 14 december 2021 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 december 2021. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] met een e-mail van 23 december 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is een elektrotechnisch bedrijf dat elektrische installaties, met vooral zogenoemde laagspanning, aan bedrijven en particulieren levert.
2.2.
De besloten vennootschap Qirion B.V. is een klant en opdrachtgever van [gedaagde] . Qirion bouwt en onderhoudt energienetten met vooral hoogspanning.
2.3.
[eiser] , geboren [geboortedatum] , is op 1 februari 2019 in dienst getreden bij [gedaagde] . Daarvoor was [eiser] vanaf 2016 in het kader van een stage, vakantiewerk en een leer- en werktraject ook werkzaam voor [gedaagde] . [eiser] werkt inmiddels als hoofdmonteur buitendienst. [eiser] verricht regelmatig werkzaamheden als hoofdmonteur voor [gedaagde] bij Qirion.
2.4.
In artikel 19b en 19c van de schriftelijke arbeidsovereenkomst staat een concurrentie- en relatiebeding dat als volgt luidt:
“19. Non-Concurrentie (...)
b. Het is werknemer niet toegestaan om in een straal van 20 kilometer, gemeten vanuit het kantoor van de werkgever in [vestigingsplaats gedaagde] , binnen een tijdvak van 1 jaar na beëindiging van het dienstverband, op welke wijze dan ook, een zaak te drijven, aldaar werkzaam te zijn, daarbij betrokken te zijn in de ruimste zin van het woord, die gelijk is of verwant is aan het bedrijf van werkgever. Noch is het de werknemer toegestaan een dergelijke zaak te doen drijven, dan wel belangen daarin te hebben. (...)
c. Het is de werknemer niet toegestaan gedurende 2 jaar na beëindiging van het dienstverband zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever direct of indirect enige zakelijke of financiële band te onderhouden met relaties van de werkgever, waarmee de werknemer tijdens de laatste 6 maanden van het dienstverband in contact is geweest.”
2.5.
Qirion heeft [eiser] een baan met een opleidingstraject aangeboden, per 1 februari 2022. [eiser] kan bij Qirion gaan werken als toezichthouder gebouwgebonden installaties.
2.6.
[gedaagde] heeft [eiser] laten weten dat zij van mening is dat [eiser] het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding overtreedt als hij in dienst treedt bij Qirion.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert, na vermeerdering van eis, dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening het met [gedaagde] overeengekomen concurrentie- en relatiebeding vernietigt dan wel schorst. [eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij een zwaarwegend belang heeft om bij Qirion in dienst te (kunnen) treden, omdat hij zijn positie kan verbeteren en meer doorgroeimogelijkheden heeft. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] daartegenover geen redelijk belang om hem aan het concurrentie- en relatiebeding te houden, omdat Qirion geen concurrent is van [gedaagde] en er ook geen reëel gevaar is voor concurrentie.
3.2.
[gedaagde] betwist de vordering. [gedaagde] voert aan – samengevat – dat zij een groot belang heeft bij handhaving van het concurrentie- en relatiebeding, omdat zij werk en omzet zal verliezen als [eiser] in dienst treedt bij Qirion. [gedaagde] wijst erop dat de werkzaamheden die zij nu in opdracht van Qirion verricht, verloren zullen gaan, omdat die werkzaamheden dan door [eiser] in dienst van Qirion worden gedaan, en niet meer door [gedaagde] . [gedaagde] wil in dat kader haar bestaansrecht beschermen en dat bedrijfsbelang weegt volgens [gedaagde] zwaarder dan het belang van [eiser] . Verder stelt [gedaagde] dat de vordering onduidelijk is, dat er geen spoedeisend belang is en dat de eiswijziging niet toelaatbaar is.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, omdat het hier gaat om een vordering tot schorsing van een concurrentie- en relatiebeding.
4.2.
In de dagvaarding heeft [eiser] alleen schorsing van het concurrentiebeding van artikel 19, onderdeel b, van de arbeidsovereenkomst gevorderd. Op de zitting heeft [eiser] verklaard dat ook bedoeld is om schorsing van het relatiebeding van artikel 19, onderdeel c, van de arbeidsovereenkomst te vorderen. De kantonrechter heeft deze vermeerdering van eis toegestaan, ondanks het bezwaar daartegen van [gedaagde] , omdat die vermeerdering niet in strijd is met de goede procesorde. [gedaagde] is immers voldoende in staat geweest om verweer te voeren tegen de vermeerderde eis, mede gelet op de nauwe samenhang tussen het concurrentie- en relatiebeding.
4.3.
Voor toewijzing van de vordering in dit kort geding is verder vereist dat de feiten en omstandigheden die aan de vordering ten grondslag zijn gelegd, voldoende aannemelijk zijn. Ook moet in voldoende mate waarschijnlijk zijn dat de vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dus een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter moet de vordering van [eiser] worden toegewezen. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
4.5.
Vast staat dat tussen partijen een concurrentie- en relatiebeding is overeengekomen. Partijen zijn het erover eens dat [eiser] het relatiebeding van artikel 19, onderdeel c, van de arbeidsovereenkomst overtreedt als hij in dienst treedt bij Qirion, omdat Qirion een relatie is van [gedaagde] . De kantonrechter gaat ervan uit dat [eiser] door indiensttreding bij Qirion ook het concurrentiebeding van artikel 19, onderdeel b, van de arbeidsovereenkomst schendt. Qirion is immers een bedrijf dat in ieder geval verwant is aan het bedrijf van [gedaagde] . Bovendien heeft [eiser] op de zitting verklaard dat hij in zijn nieuwe functie bij Qirion deels ook in de omgeving van [vestigingsplaats gedaagde] werkzaam zal zijn, en dus binnen een straal van 20 kilometer vanuit het kantoor van [gedaagde] in [vestigingsplaats gedaagde] , zoals vermeld in artikel 19, onderdeel b, van de arbeidsovereenkomst.
4.6.
De vordering van [eiser] om het concurrentie- en relatiebeding (voorlopig) te vernietigen, kan niet worden toegewezen in kort geding. Met die vordering wordt in feite verzocht om de rechtsverhouding tussen partijen definitief vast te stellen. Dat kan niet in een kort geding.
4.7.
[eiser] verzoekt ook om gehele of gedeeltelijke schorsing van het concurrentie- en relatiebeding. Naar de kantonrechter aanneemt, stelt [eiser] zich op het standpunt dat schorsing in dit kort geding gerechtvaardigd is, omdat verwacht mag worden dat in een gewone procedure zal worden beslist dat het concurrentie- en relatiebeding geheel of gedeeltelijk zal worden vernietigd.
4.8.
Op grond van de wet, het Burgerlijk Wetboek, kan de kantonrechter het concurrentie- en relatiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen indien [eiser] door dat beding onbillijk wordt benadeeld, in verhouding tot het te beschermen belang van [gedaagde] . [1]
4.9.
Het belang van een werkgever bij een concurrentie- en relatiebeding is om de opgebouwde kennis, de bestaande relaties en de concurrentiepositie te beschermen, ook wel aangeduid met de term ‘bedrijfsdebiet’. Dat belang kan niet zijn gelegen in de bedoeling om een werknemer te binden, mede gelet op het recht op vrije keuze van arbeid dat iedere Nederlander volgens de Grondwet heeft. [2] Dat belang kan in een vrije markteconomie ook niet zijn gelegen in het tegengaan van concurrentie in het algemeen.
4.10.
Dat betekent dat een werkgever met name belang heeft bij het concurrentie- en relatiebeding als de werknemer door zijn functie en werkzaamheden op de hoogte is van bijvoorbeeld belangrijke commerciële en technische informatie, of van werkprocessen dan wel strategieën van de werkgever, en de werknemer met die kennis zijn nieuwe werkgever een concurrentievoordeel geeft of kan geven dat die nieuwe werkgever anders niet zou hebben gehad. Ook kan een belang zijn gelegen in de omstandigheid dat de werknemer een zodanige relatie heeft met klanten dat er een reële kans is dat die klanten overstappen naar de nieuwe werkgever van de werknemer.
4.11.
[eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een duidelijk belang heeft om bij Qirion in dienst te (kunnen) treden. [eiser] kan bij Qirion gaan werken als toezichthouder gebouwgebonden installaties en hij kan ook daarop gerichte opleidingen gaan volgen. In die functie en bij Qirion kan hij zich niet alleen ontwikkelen in een rol als toezichthouder, maar heeft hij ook de mogelijkheid om met gecompliceerdere hoogspanningsinstallaties te werken. Bovendien kan [eiser] bij Qirion in de buitendienst, waarin hij werkzaam wil blijven, doorgroeien naar technisch hoger gekwalificeerde functies. Die mogelijkheden zijn er niet bij [gedaagde] , omdat de huidige functie van [eiser] als hoofdmonteur in de buitendienst de hoogst gekwalificeerde functie is bij [gedaagde] , er geen verdere doorgroeimogelijkheden in de buitendienst zijn en bij [gedaagde] met laagspanningsinstallaties wordt gewerkt. Verder is het eerdergenoemde recht op vrije keuze van arbeid een zwaarwegend belang voor [eiser] , ook gelet op het feit dat [eiser] gezien zijn leeftijd aan het begin van zijn carrière staat.
4.12.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een bijzonder belang heeft bij handhaving van het concurrentie- en relatiebeding. Niet is gebleken of aannemelijk gemaakt dat [eiser] door zijn functie en werkzaamheden beschikt over belangrijke informatie waarmee hij Qirion een concurrentievoordeel geeft of kan geven dat Qirion anders niet zou hebben gehad. Op de zitting heeft [gedaagde] ook erkend dat Qirion in feite geen concurrent is, maar vooral een opdrachtgever en klant. [gedaagde] heeft op de zitting naar voren gebracht dat zij ook wordt getroffen door het vertrek van [eiser] naar Qirion, omdat zij daarmee een goede hoofdmonteur kwijtraakt, die niet eenvoudig is te vervangen. Maar zoals hiervoor al is overwogen, kan het belang van [gedaagde] bij handhaving van het concurrentie- en relatiebeding niet zijn gelegen in de wens om een werknemer te binden.
4.13.
[gedaagde] heeft op de zitting benadrukt dat haar belang bij het concurrentie- en relatiebeding vooral is gelegen in de vrees dat zij werk en omzet verliest als [eiser] in dienst treedt bij Qirion, omdat Qirion die opdrachten dan zelf kan gaan uitvoeren met [eiser] als haar werknemer.
4.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter is echter onvoldoende aannemelijk geworden dat die vrees terecht is en dat dit een zwaarwegend belang oplevert dat handhaving van het concurrentie- en relatiebeding rechtvaardigt. [eiser] heeft toegelicht dat hij bij Qirion vooral als toezichthouder zal gaan werken en zich nog maar beperkt zal bezighouden met onderhoudswerk als monteur. Gelet alleen al daarop moet worden aangenomen dat indiensttreding van [eiser] bij Qirion maar een beperkte invloed zal hebben op de monteurswerkzaamheden die [gedaagde] in opdracht van Qirion doet. Daar komt bij dat naast [eiser] nog drie andere monteurs van [gedaagde] werkzaamheden doen voor Qirion, zodat het vertrek van [eiser] naar Qirion ook daarom van beperkte invloed zal zijn op het werk van [gedaagde] voor Qirion.
4.15.
Verder weegt mee dat [eiser] op de zitting heeft toegelicht dat zijn nieuwe functie bij Qirion als toezichthouder al langere tijd niet kon worden ingevuld en veel projecten bij Qirion daarom zijn blijven liggen, zodat zijn indiensttreding bij Qirion juist tot een toename van projecten en daarmee ook tot een toename van werk voor [gedaagde] zal leiden. [gedaagde] heeft gelijk dat deze toelichting van [eiser] gebaseerd is op een verwachting, maar dat doet er niet aan af dat die toelichting logisch voorkomt en voldoende aannemelijk is.
4.16.
Ook van belang is dat de hiervoor genoemde toelichtingen van [eiser] steun vinden in informatie die [gedaagde] zelf heeft gekregen van Qirion. Op de zitting heeft [gedaagde] erkend dat haar bestuurder telefonisch contact heeft gehad met een project-/teamleider van Qirion en dat daarbij door Qirion is bevestigd dat indiensttreding van [eiser] bij haar niet tot een verlies aan opdrachten voor [gedaagde] zal leiden. [gedaagde] heeft op de zitting opgemerkt dat in dat telefonisch contact door Qirion ook is verklaard dat er geen garanties kunnen worden gegeven, maar dat kan de waarde en betekenis van genoemde bevestiging door Qirion onvoldoende wegnemen. Zoals [gedaagde] op de zitting heeft uitgelegd, wordt in haar branche en werkgebied al jarenlang door alle partijen steeds op basis van vertrouwen gewerkt en zijn er geen schriftelijke contracten of garanties. Uitgaande daarvan komt aan de mededeling van Qirion jegens [gedaagde] in ieder geval betekenis en waarde toe, juist ook vanwege de door [gedaagde] zelf genoemde vertrouwensbasis. Overigens brengt het ontbreken van garanties mee dat [gedaagde] hoe dan ook werk en omzet van Qirion kan verliezen, ongeacht of [eiser] bij Qirion gaat werken of niet.
4.17.
De conclusie is dat [eiser] door het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding onbillijk wordt benadeeld, in verhouding tot het te beschermen belang van [gedaagde] . De kantonrechter zal de vordering van [eiser] daarom toewijzen en het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding bij wijze van voorlopige voorziening schorsen. Die schorsing wordt beperkt toegewezen, te weten voor zover die bedingen [eiser] verbieden om in dienst te treden bij Qirion in de door hem genoemde functie, omdat die schorsing alleen in zoverre gerechtvaardigd is in dit kort geding.
4.18.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
schorst bij wijze van voorlopige voorziening het tussen [eiser] en [gedaagde] overeengekomen concurrentie- en relatiebeding, voor zover die bedingen [eiser] verbieden om in dienst te treden bij Qirion in de door [eiser] genoemde functie;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 125,09
griffierecht € 85,00
salaris gemachtigde € 498,00 ;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:653 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 19 lid 3 van de Grondwet.