ECLI:NL:RBNHO:2022:4417

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
9139166 \ CV EXPL 21-2278
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding luchtvaartvertraging en rauwelijks dagvaarden

In deze zaak heeft AirHelp GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens schadevergoeding als gevolg van een vertraagde vlucht. De vordering is ingesteld op 12 maart 2021, waarbij AirHelp een bedrag van € 400,00 vorderde, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vertraging vond plaats op 24 maart 2019, toen de passagier een aansluitende vlucht miste door een vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Istanbul.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat AirHelp een algemene volmacht aan haar gemachtigde heeft verstrekt. De kantonrechter oordeelde dat AirHelp onvoldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals door de vervoerder werd aangevoerd. De vervoerder had weliswaar betwist dat de vertraging door buitengewone omstandigheden was veroorzaakt, maar de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende bewijs had geleverd om dit te onderbouwen.

De kantonrechter heeft de vordering van AirHelp tot betaling van € 400,00 toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 20 april 2022 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9139166 \ CV EXPL 21-2278
Uitspraakdatum: 20 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 12 maart 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier [betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Istanbul Havalimani Airport, Istanbul (Turkije) naar Malta op 24 maart 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Istanbul (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd, waarna de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist.
2.3.
De passagier heeft bij akte van 7 januari 2021 haar vermeende vorderingsrecht overgedragen aan Airhelp Limited. Airhelp Limited heeft bij akte van 8 januari 2021 het vermeende vorderingsrecht vervolgens overgedragen aan Airhelp.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Ten aanzien van de procesvolmacht overweegt de kantonrechter dat voldoende is onderbouwd dat Airhelp een algemene volmacht aan de gemachtigde heeft verstrekt, zodat de kantonrechter geen aanleiding heeft om hierover te twijfelen.
4.3.
Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat het op de weg van Airhelp had gelegen om de vervoerder een (juiste) aanmaning namens de (juiste) eisende partij te sturen voordat de gerechtelijke procedure werd opgestart. Het belang van de stelling dat de vervoerder niet heeft gereageerd op de ‘letter before action’ van 20 mei 2019 verzonden namens zowel Airhelp Limited als de passagier, voor de eerdere procedure, zodat geen sprake kan zijn van rauwelijks dagvaarden ontgaat de kantonrechter. Dat in een eerdere procedure is geconcludeerd dat niet de passagier maar Airhelp Limited over het vermeende vorderingsrecht beschikt maakt dan ook niet dat Airhelp geen aanmaning meer hoeft te versturen. Met name omdat tussen partijen eerder in discussie is geweest welke partij (de passagier of Airhelp Limited) over het vermeende vorderingsrecht beschikt en het vermeende vorderingsrecht nu blijkbaar bij een derde partij ligt, te weten Airhelp. Airhelp heeft door haar werkwijze en proceshouding de vervoerder niet in de gelegenheid gesteld om de zaak (eventueel) buiten rechte te kunnen afdoen. Van de vervoerder kan niet worden verwacht, zoals Airhelpt stelt, dat hij in de eerdere procedure waarin is geconcludeerd dat eisende partij niet over het vermeende vorderingsrecht beschikt, het recht op compensatie erkent om onderhavige procedure te voorkomen. Naar het oordeel van de kantonrechter is er dan ook gelet op deze proceshouding, waarbij Airhelp op geen enkele wijze heeft getracht om eerst op een minnelijke wijze tot beëindiging van het geschil te komen, sprake van rauwelijks dagvaarden. Dit kan echter niet tot afwijzing van de hoofdsom leiden, maar eventueel gevolgen met zich meebrengen voor de toe te wijzen proceskosten.
4.4.
Subsidiair voert de vervoerder aan dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen, te weten een besluit van de luchtverkeersleiding. Het toestel stond gepland om 11:10 uur UTC te vertrekken maar heeft een tweetal restrictieve berichten (slotberichten) gekregen vanuit de luchtverkeersleiding in Brussel, als gevolg waarvan de vlucht pas om 12:20 uur UTC oftewel 14:20 uur lokale tijd mocht vertrekken.
4.5.
De vervoerder heeft tegenover de betwisting van Airhelp voldoende aannemelijk gemaakt dat de luchtverkeersleiding tweemaal een nieuw slot heeft opgelegd aan de onderhavige vlucht. Airhelp stelt echter dat de nieuwe slottijden het gevolg zijn van de verlate binnenkomst van de voorafgaande vlucht en dat deze vertraging niet is ontstaan door buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft dit niet weersproken. Door deze stelling niet te weerspreken kan niet worden uitgesloten dat de vertraging van de vlucht door andere vertragingsredenen zijn ontstaan. Dit ook doordat de vervoerder heeft nagelaten het vluchtrapport van de vlucht te overleggen. De vervoerder heeft dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.6.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.8.
Airhelp heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, maar gesteld noch gebleken is dat er kosten zijn gemaakt dan wel werkzaamheden zijn verricht anders dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak, waarvoor de artikelen 237 tot en met 240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een vergoeding plegen in te sluiten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
4.9.
De kantonrechter ziet in hetgeen in 4.3. is overwogen en gelet op het feit dat geen sprake is van een erkenning maar door de vervoerder inhoudelijk verweer is gevoerd in de onderhavige zaak aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 24 maart 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt en verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter