In deze zaak heeft AirHelp GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens de annulering van een vlucht op 14 april 2019. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annuleringen. AirHelp vordert een schadevergoeding van € 3.600,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat AirHelp niet aan haar substantiëringsplicht heeft voldaan door geen e-ticket of ticketnummer te overleggen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat AirHelp een algemene volmacht aan haar gemachtigde heeft verstrekt. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet voldoende heeft onderbouwd dat AirHelp niet aan haar substantiëringsplicht heeft voldaan. De kantonrechter heeft ook overwogen dat AirHelp niet rauwelijks heeft gedagvaard, ondanks dat er eerder discussie was over wie het vorderingsrecht bezat. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de hoofdsom toegewezen, evenals de wettelijke rente, maar heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.
De beslissing van de kantonrechter is dat de vervoerder wordt veroordeeld tot betaling van € 3.600,00 aan AirHelp, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de proceskosten worden gecompenseerd. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 april 2022.