ECLI:NL:RBNHO:2022:4416

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
9139026 \ CV EXPL 21-2273
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens annulering van vlucht en proceskostencompensatie

In deze zaak heeft AirHelp GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens de annulering van een vlucht op 14 april 2019. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annuleringen. AirHelp vordert een schadevergoeding van € 3.600,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat AirHelp niet aan haar substantiëringsplicht heeft voldaan door geen e-ticket of ticketnummer te overleggen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat AirHelp een algemene volmacht aan haar gemachtigde heeft verstrekt. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet voldoende heeft onderbouwd dat AirHelp niet aan haar substantiëringsplicht heeft voldaan. De kantonrechter heeft ook overwogen dat AirHelp niet rauwelijks heeft gedagvaard, ondanks dat er eerder discussie was over wie het vorderingsrecht bezat. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de hoofdsom toegewezen, evenals de wettelijke rente, maar heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

De beslissing van de kantonrechter is dat de vervoerder wordt veroordeeld tot betaling van € 3.600,00 aan AirHelp, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de proceskosten worden gecompenseerd. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9139026 \ CV EXPL 21-2273
Uitspraakdatum: 20 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 17 maart 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5] en [betrokkene 6] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Istanbul Havalimani Airport (Istanbul) naar Chhatrapati Shivaji International Airport op 14 april 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Istanbul (hierna: de vlucht) is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht overgedragen aan Airhelp Limited.
2.4.
Airhelp Limited heeft de vervoerder bij brief van 19 november 2019 aangemaand.
2.5.
Airhelp Limited heeft het vermeende vorderingsrecht bij akte van 28 januari 2021 overgedragen aan Airhelp.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 3.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 3.600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Ten aanzien van de procesvolmacht overweegt de kantonrechter dat voldoende is onderbouwd dat Airhelp een algemene volmacht aan de gemachtigde heeft verstrekt, zodat de kantonrechter geen aanleiding heeft om hierover te twijfelen.
4.3.
De vervoerder heeft betoogd dat Airhelp niet aan haar substantiëringsplicht heeft voldaan, omdat zij heeft nagelaten een e-ticket dan wel ticketnummer te overleggen. De kantonrechter overweegt dat de substantiëringsplicht inhoudt dat eisende partij de bekende verweren van gedaagde en de gronden daarvoor dient te weergeven, zodat het geschil reeds in de dagvaarding zo volledig mogelijk wordt weergegeven. Gesteld noch gebleken is dat het verweer van de vervoerder reeds bij Airhelp bekend was. Daarnaast volgt uit de producties bij dagvaarding het ticketnummer. Voor zover de vervoerder betoogt dat de passagiers niet over een bevestigde boeking beschikken overweegt de kantonrechter dat in het arrest van het Hof van 21 december 2021 (C-146/20, C-188/20, C-196/20 en C-270/20) een ruimere definitie aan het begrip boeking is toegekend. Als een passagier beschikt over een door de touroperator afgegeven ander bewijs in de zin van artikel 2 onder g van de Verordening, dan staat dit andere bewijs ook gelijk aan een boeking. De bij dagvaarding gevoegde boekingsbevestiging is dan ook aan te merken als een bevestigde boeking in de zin van de Verordening.
4.4.
Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat het op de weg van Airhelp had gelegen om de vervoerder een (juiste) aanmaning namens de (juiste) eisende partij te sturen voordat de gerechtelijke procedure werd opgestart. Het belang van de stelling dat de vervoerder niet heeft gereageerd op de ‘letter before action’ van 19 november 2019 verzonden namens zowel Airhelp Limited als de passagier, voor de eerdere procedure, zodat geen sprake kan zijn van rauwelijks dagvaarden ontgaat de kantonrechter. Dat in een eerdere procedure is geconcludeerd dat niet de passagier maar Airhelp Limited over het vermeende vorderingsrecht beschikt maakt dan ook niet dat Airhelp geen aanmaning meer hoeft te versturen. Met name omdat tussen partijen eerder in discussie is geweest welke partij (de passagier of Airhelp Limited) over het vermeende vorderingsrecht beschikt en het vermeende vorderingsrecht nu blijkbaar bij een derde partij ligt, te weten Airhelp. Airhelp heeft door haar werkwijze en proceshouding de vervoerder niet in de gelegenheid gesteld om de zaak (eventueel) buiten rechte te kunnen afdoen. Van de vervoerder kan niet worden verwacht, zoals Airhelpt stelt, dat hij in de eerdere procedure waarin is geconcludeerd dat eisende partij niet over het vermeende vorderingsrecht beschikt, het recht op compensatie erkent om onderhavige procedure te voorkomen. Naar het oordeel van de kantonrechter is er dan ook gelet op deze proceshouding, waarbij Airhelp op geen enkele wijze heeft getracht om eerst op een minnelijke wijze tot beëindiging van het geschil te komen, sprake van rauwelijks dagvaarden. Dit kan echter niet tot afwijzing van de hoofdsom leiden, maar eventueel gevolgen met zich meebrengen voor de toe te wijzen proceskosten.
4.5.
De vervoerder heeft eerst in dupliek aangevoerd dat niet duidelijk is wie daadwerkelijke op de juiste wijze het vorderingsrecht overgedragen heeft gekregen. De vervoerder heeft niet toegelicht waarom hij dit standpunt eerst in dupliek heeft ingenomen en gesteld noch gebleken is dat hij dit niet al bij conclusie van antwoord naar voren heeft kunnen brengen. Dit verweer is daarom tardief.
4.6.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de annulering van de vlucht worden toegewezen
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.8.
De kantonrechter ziet in hetgeen in 4.4. is overwogen en gelet op het feit dat geen sprake is van een erkenning maar door de vervoerder verweer is gevoerd in de onderhavige zaak aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 3.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 april 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter