ECLI:NL:RBNHO:2022:4359

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
9482022
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incasso van verplichte werkgeverspremies en -bijdragen met coronaverweer

In deze zaak vorderen verschillende stichtingen, waaronder Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek en Stichting Sociaal Fonds Metaal en Techniek, betaling van verplichte werkgeverspremies en -bijdragen van DNR-Energy B.V. De vordering is ingesteld op 24 september 2021, waarna een zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2022. DNR-Energy heeft erkend dat zij de premies verschuldigd is, maar voert aan dat betalingsproblemen zijn ontstaan door de coronacrisis en dat de stichtingen niet hebben willen meewerken aan een betalingsregeling. De kantonrechter oordeelt dat DNR-Energy de gevorderde bedragen moet betalen, inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, omdat er geen sprake is van onvoorziene omstandigheden of overmacht. De kantonrechter wijst de vorderingen van de stichtingen toe en legt DNR-Energy de proceskosten op. De uitspraak is gedaan op 18 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9482022 \ CV EXPL 21-5019 IL
Uitspraakdatum: 18 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.de stichting Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek

2. de stichting
Stichting Wij Techniek (voorheen Stichting Opleidings en Ontwikkelingsfonds voor het Technisch Installatiebedrijf)
3. de stichting
Stichting Sociaal Fonds Metaal en Techniek
4. de stichting
Stichting Private Aanvulling WW en WGA Metaal en Techniek
allen gevestigd te Den Haag
eisende partijen
verder te noemen: de stichtingen (gezamenlijk) of PMT, OTIB, SFM en SWWM (afzonderlijk)
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DNR-Energy B.V.
gevestigd te Alkmaar
gedaagde
verder te noemen: DNR-Energy
gemachtigde (nu): mr. S.D. Kurz

1.Het procesverloop

1.1.
De stichtingen hebben in de dagvaarding van 24 september 2021 een vordering tegen DNR-Energy ingesteld. DNR-Energy heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Op 21 maart 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De stichtingen zijn verschenen; DNR-Energy is niet verschenen. Voorafgaand aan de zitting hebben de stichtingen bij brief van 9 maart 2022 nog stukken met een toelichting toegezonden. De kantonrechter heeft bepaald dat DNR-Energy schriftelijk mag reageren op wat er ter zitting is besproken. Daarom is van de zitting een proces-verbaal opgemaakt.
1.3.
DNR-Energy heeft vervolgens schriftelijk gereageerd.

2.De beoordeling

Deze zaak gaat om een incasso van verplichte werkgeverspremies en -bijdragen
2.1.
DNR-Energy verricht werkzaamheden in de bedrijfstak Metaal en Techniek en is een aantal (verplichte) werkgeverspremies en- bijdragen verschuldigd.
2.2.
De stichtingen hebben DNR-Energy facturen gestuurd voor de premie ouderdomspensioen (PMT), de werkgeversbijdrage voor OTIB en SFM en de premie WWM Pensioen (SWWM). DNR-Energy heeft deze facturen gedeeltelijk betaald.
2.3.
De stichtingen vorderen nu dat de kantonrechter DNR-Energy veroordeelt tot betaling van de resterende bedragen vermeerderd met de boete of buitengerechtelijke kosten, namelijk: € 89.347,63 aan PMT, € 4.529,95 aan OTIB, € 1.065,92 aan SFM en € 2.131,71 aan SWWM, met de wettelijke rente en proceskosten.
2.4.
DNR-Energy erkent dat zij de werkgeverspremies en -bijdragen op zichzelf verschuldigd is, maar voert aan dat er door de coronacrisis betalingsproblemen zijn ontstaan en de stichtingen niet hebben willen meewerken aan de totstandkoming van een betalingsregeling. DNR-Energy maakt daarom bezwaar tegen de incassokosten.
DNR-Energy moet de gevorderde werkgeverspremies en -bijdragen betalen
2.5.
Omdat DNR-Energy erkent dat zij de gevorderde werkgeverspremies en -bijdragen verschuldigd is, kan de kantonrechter de vorderingen van de stichtingen in hoofdsom op zich toewijzen.
DNR-Energy is de buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente verschuldigd
2.6.
De kantonrechter oordeelt dat DNR-Energy de door de stichtingen gevorderde buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente op zich verschuldigd is en zal dat hierna toelichten.
2.7.
Op basis van de door de stichtingen genoemde reglementen is DNR-Energy door de niet tijdige betaling van de verschuldigde premies en bijdragen - door alleen al het verloop van de betalingstermijn(en) - in verzuim gekomen. De stichtingen zijn daarom bevoegd om een boete of buitengerechtelijke kosten in rekening te brengen. Hierbij is van belang dat PMT de in rekening gebrachte boete heeft gematigd tot 10% van de hoofdsom (in plaats van 15%). Verder is van belang dat de door de andere stichtingen gevorderde kosten zijn gebaseerd op de wettelijke tarieven van het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Als uitgangspunt geldt dus dat de stichtingen deze kosten terecht hebben gevorderd. Daarnaast is DNR-Energy de gevorderde rente op grond van de wet verschuldigd. [1]
Er is geen sprake van onvoorziene omstandigheden of overmacht
2.8.
DNR-Energy voert aan dat als gevolg van de coronacrisis en stikstofproblematiek liquiditeitsproblemen zijn ontstaan en doet (voor het eerst in haar laatste schriftelijke reactie) ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente een beroep op onvoorziene omstandigheden of overmacht. Dit verweer kan niet slagen. De kantonrechter zal dat hierna uitleggen.
2.9.
De buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente zijn op grond van de wet verschuldigd, omdat DNR-Energy niet of te laat heeft betaald. Er is dus geen sprake van een situatie waarin een overeenkomst (wegens onvoorziene omstandigheden) kan worden gewijzigd. Bij buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente gaat het om schadevergoeding. De schuldenaar moet deze vergoeden, tenzij zijn tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. De tekortkoming van DNR-Energy bestaat uit het niet (tijdig) betalen van de verschuldigde premies en bijdragen wegens financiële omstandigheden. Maar betalingsonmacht komt naar verkeersopvattingen voor rekening en risico van de debiteur, in dit geval DNR-Energy. Er is dus geen sprake van overmacht. Daarbij komt dat DNR-Energy niet concreet heeft gemaakt wat de effecten van de coronacrisis en stikstofproblematiek op haar bedrijf zijn. Zij heeft ook niet onderbouwd dat, en in hoeverre, zij omzetverlies heeft geleden als gevolg van de coronacrisis en/of stikstofproblematiek. Er is dus ook om die reden geen grond om de gevorderde schadevergoedingen af te wijzen.
De stichtingen hoeven geen betalingsregeling met DNR-Energy te treffen
2.10.
DNR-Energy voert ook aan (voor het eerst in haar laatste schriftelijke reactie) dat het niet toestaan van een betalingsregeling in strijd met het door de gemachtigde van de stichtingen opgewekte vertrouwen is en daardoor in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter kan haar daar niet in volgen. Een belangrijk uitgangspunt in het Nederlandse contractenrecht is de partijautonomie en de daaruit voortvloeiende contractsvrijheid. De stichtingen zijn niet verplicht om een betalingsregeling met DNR-Energy te treffen, ook niet in dit geval en ook niet als DNR-Energy financiële problemen heeft als gevolg van de stikstofproblematiek en/of coronacrisis.
De conclusie
2.11.
De conclusie is dat de kantonrechter de vorderingen van de stichtingen zal toewijzen.
2.12.
De kantonrechter zal de wettelijke rente toewijzen vanaf de dag van de dagvaarding (24 september 2021), omdat de stichtingen niet inzichtelijk hebben gemaakt hoe de gevorderde rente is berekend.
2.13.
De proceskosten komen voor rekening van DNR-Energy, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt DNR-Energy tot betaling aan PMT van € 88.953,30, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 24 september 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt DNR-Energy tot betaling aan OTIB van € 4.509,96, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 24 september 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.3.
veroordeelt DNR-Energy tot betaling aan SFM van € 1.061,22, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 24 september 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.4.
veroordeelt DNR-Energy tot betaling aan SWWM van € 2.122,30, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 24 september 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.5.
veroordeelt DNR-Energy tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de stichtingen tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 125,03
griffierecht € 1.013,00
salaris gemachtigde € 1.496,00 ;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW)