ECLI:NL:RBNHO:2022:4353

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
9195183
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aanvaring tussen pleziervaartuigen in binnenwateren

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Noord-Holland, is er sprake van een aanvaring tussen twee pleziervaartuigen in het Kogerpolderkanaal. De eiser, eigenaar van een afgemeerd pleziervaartuig, vordert schadevergoeding van de gedaagde, die met zijn motorboot tegen het afgemeerde schip is gevaren. De aanvaring vond plaats in de nacht van 12 op 13 juni 2020, toen de gedaagde, door slecht weer, niet tijdig kon reageren op de dwars in de vaarweg liggende boten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde schuld heeft aan de aanvaring, omdat hij niet voldeed aan de veiligheidsnormen die gelden voor het varen in slecht zicht. De eiser heeft zijn vordering verminderd tot € 15.851,58, wat door de kantonrechter is toegewezen, inclusief wettelijke rente en proceskosten. In de vrijwaringszaak die door de gedaagde is aangespannen tegen de eigenaar van het andere pleziervaartuig, is de vordering afgewezen omdat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde aansprakelijk is voor de schade aan de boot van de eiser en dat de proceskosten voor zijn rekening komen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9195183 \ CV EXPL 21-2265 en 9195183 \ CV EXPL 21-2265
Uitspraakdatum: 18 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter in hoofdzaak en vrijwaring in de zaak van:
in de zaak met zaaknummer/rolnummer: 9195183 \ CV EXPL 21-2265 (hierna: de hoofdzaak) van:
[eiser hoofdzaak]
wonende te [woonplaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser hoofdzaak]
gemachtigde: mr. G.F.H. Velthuizen, advocaat te Zaandam
tegen
[gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring]
wonende te [woonplaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring]
gemachtigde: mr. S.J. van der Aart, advocaat te Koog aan de Zaan
[toevoegingsnr.: 4OS6005]
en in de zaak met zaaknummer/rolnummer: 9371283 \ CV EXPL 21-3933 (hierna: de vrijwaringszaak) van:
[gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring]
wonende te [woonplaats 2]
eiser
verder te noemen: [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring]
gemachtigde: mr. S.J. van der Aart, advocaat te Koog aan de Zaan
[toevoegingsnr.: 4OS6005]
tegen
[gedaagde in vrijwaring]
wonende te [woonplaats 3]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde in vrijwaring]
gemachtigde: mr. T. Smith-Hussein

1.Het procesverloop

in de hoofdzaak
Op 7 juli 2021 is een tussenvonnis gewezen, waarbij de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring is toegewezen.
Vervolgens heeft [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] bij antwoord verweer gevoerd.
in de vrijwaringszaak
[gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft bij dagvaarding van 26 juli 2021 een vordering tegen [gedaagde in vrijwaring] ingesteld.
[gedaagde in vrijwaring] heeft bij antwoord verweer gevoerd.
in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
Op 25 maart 2022 heeft een zitting plaatsgevonden, zowel in de hoofdzaak als de vrijwaringszaak. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser hoofdzaak] heeft ter zitting zijn eis verminderd.
Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde in vrijwaring] bij brief van 4 maart 2022 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser hoofdzaak] is eigenaar van een boot (pleziervaartuig, merk Pieterse 850 Blue Diamond).
2.2.
[gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] is eveneens eigenaar van een boot (motorboot).
2.3.
[eiser hoofdzaak] lag in de nacht van 12 op 13 juni 2020 met zijn boot afgemeerd aan een ligplaats in het Kogerpolderkanaal te De Woude.
2.4.
[gedaagde in vrijwaring] is eigenaar van een boot (pleziervaartuig, merk 4107YM DK 41). [gedaagde in vrijwaring] lag in de nacht van 12 op 13 juni 2020 met zijn boot eveneens afgemeerd op dezelfde locatie. Aan de boot van [gedaagde in vrijwaring] was vervolgens de boot van de heer [naam 1] met zijn boot afgemeerd.
2.5.
Op een tijdstip ergens rond middernacht is [gedaagde in vrijwaring] vanwege het slechte weer dat toen opstak wakker geworden en hij heeft gemerkt dat het touw waarmee zijn boot aan de achterkant vastgelegd was, losser was gaan zitten. Als gevolg daarvan zijn de boten van [gedaagde in vrijwaring] en [naam 1] overdwars in het vaarwater komen te liggen.
2.6.
Rond 00.20 uur (op 13 juni 2020) voer [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] met zijn boot door het Kogerpolderkanaal en is in aanvaring gekomen met de dwars op de vaarweg liggende boot van [gedaagde in vrijwaring] . Daarna heeft de boot van [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] de boot van [eiser hoofdzaak] twee keer geraakt.
2.7.
Bij de aanvaringen zijn de boten van [eiser hoofdzaak] , [gedaagde in vrijwaring] en [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] beschadigd geraakt.

3.De vordering in de hoofdzaak

3.1.
[eiser hoofdzaak] vordert, na vermindering van eis, dat de kantonrechter [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] veroordeelt tot betaling van € 15.851,58.
3.2.
[eiser hoofdzaak] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven en na aanvulling ter zitting – dat [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] onrechtmatig heeft gehandeld door met zijn boot tot twee keer toe tegen de boot van [eiser hoofdzaak] aan te varen. [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft schuld aan de aanvaring en is daarom aansprakelijk voor de schade die is ontstaan aan de boot van [eiser hoofdzaak] . Deze schade bestaat uit de herstelkosten en die bedragen € 15.851,58 inclusief btw.

4.Het verweer in de hoofdzaak

4.1.
[gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat het ongeluk heeft plaatsgevonden ten gevolge van de omstandigheid dat een boot overdwars en in het midden van het vaarwater lag. Deze boot was door de eigenaar daarvan, [gedaagde in vrijwaring] , slecht vastgelegd. Dit is een fout van [gedaagde in vrijwaring] en die is daarom in elk geval gedeeltelijk aansprakelijk voor de schade aan de boot van [eiser hoofdzaak] .
4.2.
[gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] voert verder aan dat de gestelde schade te hoog is. Er zijn noodherstellingen verricht die de uiteindelijke herstelkosten alleen maar hebben opgedreven. Daarnaast is de schade verergerd – en daarmee de herstelkosten – doordat [eiser hoofdzaak] na de noodreparatie met zijn boot op vakantie is gegaan. Door intensief varen is de schade verergerd en bovendien heeft tijdens die vakantie opnieuw een aanvaring plaatsgevonden. Daardoor is de oorspronkelijke schade wederom verergerd. Door dit alles is [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] van mening dat de schade dient vastgesteld te worden op € 8.000,- exclusief btw.

5.De vordering in de vrijwaringszaak

5.1.
[gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] vordert veroordeling van [gedaagde in vrijwaring] om aan [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] te betalen datgene waartoe [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] als gedaagde in de hoofdzaak jegens [eiser hoofdzaak] veroordeeld wordt, met inbegrip van de kostenveroordeling. Tevens vordert [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] dat [gedaagde in vrijwaring] wordt veroordeeld in de proceskosten van het geding in vrijwaring en de nakosten.
5.2.
[gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde in vrijwaring] gehouden is [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] te vrijwaren, omdat [gedaagde in vrijwaring] deels of volledig aansprakelijk is voor de schade die uiteindelijk aan de boot van [eiser hoofdzaak] is ontstaan. [gedaagde in vrijwaring] heeft namelijk onrechtmatig gehandeld door zijn boot niet goed aan te meren waardoor deze is losgeraakt en overdwars in de vaarweg is komen te liggen. [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] kon de boot van [gedaagde in vrijwaring] door het slechte zicht vanwege het noodweer niet tijdig waarnemen en is daar toen tegenaan gevaren. [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] hoefde geen rekening te houden met de losdrijvende boot van [gedaagde in vrijwaring] . [gedaagde in vrijwaring] is daarom mede aansprakelijk voor de schade aan de boot van [eiser hoofdzaak]

6.Het verweer in de vrijwaringszaak

6.1.
[gedaagde in vrijwaring] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] niet duidelijk maakt waar het gestelde onrechtmatig handelen van [gedaagde in vrijwaring] uit zou hebben bestaan. [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] voldoet dus niet aan zijn stelplicht en zijn vordering moet daarom worden afgewezen. Voor het geval geoordeeld wordt dat [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] wel heeft voldaan aan zijn stelplicht dan betwist [gedaagde in vrijwaring] dat hij onrechtmatig heeft gehandeld of nagelaten. [gedaagde in vrijwaring] heeft zijn boot op de gebruikelijke wijze vastgelegd. [gedaagde in vrijwaring] betwist ook het oorzakelijk verband; het overdwars liggen van zijn boot is niet de oorzaak geweest van de aanvaring van [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] met de boot van [eiser hoofdzaak] ; dat is het vaargedrag van [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] geweest, die zonder verlichting, onder invloed van alcohol en bovendien veel te snel voer.
6.2.
Voor het geval dat geoordeeld wordt dat wel sprake is van onrechtmatig handelen en oorzakelijk verband, dan dient de gestelde schade op grond van eigen schuld van [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] geheel voor zijn rekening te blijven.

7.De beoordeling in de hoofdzaak

7.1.
De aanvaring tussen het schip van [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] en het schip van [eiser hoofdzaak] moet juridisch gekwalificeerd worden als een aanvaring tussen twee binnenschepen. In artikel 8:1004 Burgerlijk Wetboek (BW) wat in dat geval van toepassing is, is geregeld dat een verplichting tot schadevergoeding alleen bestaat in het geval van schuld. Dat betekent dat beoordeeld moet worden of [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] schuld heeft aan de aanvaring.
7.2.
De kantonrechter is van oordeel dat daarvan sprake is. Dit oordeel wordt hieronder toegelicht.
7.3.
De aanvaring heeft plaatsgevonden op een binnenwater waar het Binnenvaart Politiereglement van toepassing is. In het Binnenvaart Politiereglement staan voorschriften over het houden van een veilige vaart. In artikel 1.04 is bepaald dat de schipper voorzorgsmaatregelen moet nemen om te voorkomen dat het leven van anderen in gevaar wordt gebracht of schade wordt toegebracht aan andere schepen. In artikel 6.30 is bepaald dat een schipper bij slecht zicht zijn snelheid moet aanpassen aan de beperking van het zicht, aan andere schepen en aan de plaatselijke omstandigheden.
7.4.
In deze zaak staat vast dat het op het moment van de aanvaring donker was en dat het zicht slecht was door regen en wind. Verder is als niet-weersproken komen vast te staan dat [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] harder dan de ter plaatse maximaal toegestane snelheid voer. [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft daarnaast toegegeven dat hij onder invloed van meer dan de maximaal toegestane hoeveelheid alcohol verkeerde en dat hij geen licht op zijn boot voerde. Naar het oordeel van de kantonrechter had [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] , vooral omdat het zicht slecht was, en het om een relatief smalle watergang gaat, zijn snelheid moeten aanpassen zodat hij tijdig zou kunnen stoppen voor eventueel in de vaarweg liggende of manoeuvrerende schepen, althans deze zou kunnen ontwijken. Het is immers niet onvoorzienbaar dat in een watergang boten of voorwerpen, door welke oorzaak dan ook, de vaarweg versperren. [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] had met die mogelijkheid dus rekening moeten houden. Ook had hij licht moeten voeren en als laatste, maar niet onbelangrijk, hij had niet met teveel drank op moeten gaan varen. Nu [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] al deze veiligheidsnormen heeft overtreden, heeft hij zelf het gevaar in het leven geroepen dat hij – indien nodig - niet meer kon uitwijken of tijdig stoppen en heeft hij schuld aan de aanvaring. De vraag naar de oorzaak van het feit dat de boot van [gedaagde in vrijwaring] dwars in de vaarweg is komen te liggen is hierbij dan ook niet relevant.
7.5.
Voor zover in het verweer van [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] een beroep op overmacht besloten ligt, overweegt de kantonrechter dat dit beroep niet slaagt. [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft niet toegelicht dat er sprake was van zulk slecht of gevaarlijk weer dat het voor hem redelijkerwijs niet meer mogelijk was de voorzorgs- en veiligheidsmaatregelen in acht te nemen.
7.6.
Voor zover [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] in deze zaak (de hoofdzaak) ook nog aanvoert dat [gedaagde in vrijwaring] een deel van de schade moet vergoeden omdat [gedaagde in vrijwaring] medeschuld heeft aan de aanvaring doordat hij zijn schip niet deugdelijk had afgemeerd, dan kan ook dit verweer [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] niet baten. Uit artikel 8:1006 BW vloeit immers voort dat in het geval dat twee of meer binnenschepen gezamenlijk door hun schuld schade hebben veroorzaakt, zij hoofdelijk tegenover de benadeelde ( [eiser hoofdzaak] ) aansprakelijk zijn. Hoe de schade moet worden verdeeld tussen [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] en [gedaagde in vrijwaring] (als er sprake is van schuld van [gedaagde in vrijwaring] ) wordt bepaald in artikel 8:1006 lid 3 BW. Deze verdeling is in deze (hoofd)zaak echter niet aan de orde.
7.7.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] gehouden is de schade van [eiser hoofdzaak] te vergoeden. [eiser hoofdzaak] heeft de hoogte van de schade onderbouwd met het overleggen van een expertiserapport van Kersten Experts waarin de schade, inclusief noodherstel, begroot is op € 16.865,- inclusief btw. Op de zitting heeft [eiser hoofdzaak] verklaard dat hij de factuur van de werf waar de aanvaringsschade uiteindelijk daadwerkelijk is hersteld heeft ontvangen en dat de hoogte daarvan € 15.851,58 bedraagt. [eiser hoofdzaak] heeft vervolgens zijn vordering tot dat bedrag verminderd. [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft de hoogte van de gestelde schade betwist waarbij hij vooral aanvoert dat de kosten van het noodherstel niet in aanmerking komen voor vergoeden omdat dit een nodeloze en kostenverhogende reparatie is geweest en het beter was geweest wanneer de schade meteen definitief was hersteld. De kantonrechter volgt [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] hierin niet; op de zitting heeft [eiser hoofdzaak] immers onweersproken gesteld dat het door de noodreparatie mogelijk was zijn geplande vakantie met de boot door te laten gaan, terwijl hij anders een boot had moeten huren, wat veel duurder zou zijn geweest en tot een hoger schadebedrag had geleid. Dat de schade is verergerd doordat [eiser hoofdzaak] met de boot is gaan varen heeft [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] wel gesteld, maar verder niet toegelicht. De kantonrechter acht het ook niet aannemelijk, juist omdat er een noodreparatie is uitgevoerd.
7.8.
De opmerking van [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] dat niet valt uit te sluiten dat een aanvaring in een sluis tijdens de vakantie van [eiser hoofdzaak] de schade heeft verergerd is gelet op de overgelegde verklaring van de expert, onvoldoende onderbouwd.
7.9.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering in hoofdsom van [eiser hoofdzaak] zal toewijzen. Tegen de gevorderde rente is geen verweer gevoerd en deze is eveneens toewijsbaar.
7.10.
De proceskosten (in de hoofdzaak en in het incident) komen voor rekening van [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] , omdat hij ongelijk krijgt.
7.11.
Daarbij wordt [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] ook veroordeeld tot betaling van € 124,- aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser hoofdzaak] worden gemaakt.

8.De beoordeling in de vrijwaringszaak

8.1.
Ook in deze zaak is sprake van een aanvaring tussen binnenschepen. Dat betekent, zoals eerder overwogen, dat er alleen aansprakelijkheid bestaat voor schade ingeval van schuld. [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde in vrijwaring] onrechtmatig heeft gehandeld (de kantonrechter begrijpt: ‘schuld heeft’) doordat hij zijn boot niet stevig genoeg heeft vastgelegd, terwijl dat wel zijn verantwoordelijkheid was.
8.2.
[gedaagde in vrijwaring] heeft betwist dat hij zijn boot niet goed heeft vastgelegd en dus schuld heeft aan de aanvaring of onrechtmatig heeft gehandeld. Gelet op die betwisting ligt de bewijslast dat daarvan wel sprake is op [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] .
8.3.
Echter, partijen dienen, voorafgaand aan een eventuele bewijsopdracht hun stellingen te onderbouwen. Een standpunt dat onvoldoende is onderbouwd kan buiten beschouwing worden gelaten. Of een standpunt voldoende is onderbouwd hangt ook af van de vraag hoe onderbouwd het standpunt van de andere partij is.
8.4.
In dit geval is de kantonrechter, met [gedaagde in vrijwaring] , van oordeel dat het standpunt van [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] onvoldoende onderbouwd is. [gedaagde in vrijwaring] heeft aangevoerd dat hij zijn boot op de gebruikelijke manier zowel aan de voor- als achterzijde met deugdelijke zeemansknopen heeft vastgelegd. [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft tegenover deze gemotiveerde betwisting, geen (nadere) concrete feiten of omstandigheden gesteld. De enkele stelling dat de boot van [gedaagde in vrijwaring] ‘niet goed is aangemeerd’ is onvoldoende. Ook het feit dat de boot dwars op de vaarweg is komen te liggen is onvoldoende om op basis daarvan aan te nemen dat de boot niet goed was aangemeerd. [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft dus niet voldaan aan zijn stelplicht.
8.5.
Omdat [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] niet heeft voldaan aan zijn stelplicht is er geen plaats voor bewijslevering. De vordering van [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
8.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] , omdat hij ongelijk krijgt.
8.7.
Daarbij wordt [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] ook veroordeeld tot betaling van € 124,- aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [gedaagde in vrijwaring] worden gemaakt.

9.De beslissing

De kantonrechter:
in de hoofdzaak:
9.1.
veroordeelt [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] tot betaling aan [eiser hoofdzaak] van € 15.851,58, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 19 maart 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
9.2.
veroordeelt [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser hoofdzaak] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 108,22
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 746,00 (2 punten × tarief € 373,- per punt)
9.3.
veroordeelt [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] tot betaling van € 124,- aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser hoofdzaak] worden gemaakt;
9.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
9.5.
wijst de vordering voor het overige af;
in het incident in de hoofdzaak
9.6.
veroordeelt [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] in de proceskosten, die tot heden voor [eiser hoofdzaak] worden vastgesteld op een bedrag van € 186,50,- voor salaris van de gemachtigde van [eiser hoofdzaak] ;
in de vrijwaringszaak:
9.7.
wijst de vordering af;
9.8.
veroordeelt [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde in vrijwaring] worden vastgesteld op een bedrag van € 746,- aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde in vrijwaring] ;
9.9.
veroordeelt [gedaagde hoofdzaak/eiser in vrijwaring] tot betaling van € 124,- aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [gedaagde in vrijwaring] worden gemaakt;
9.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter