ECLI:NL:RBNHO:2022:4334

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
9664901 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van boete opgelegd aan snorfietser voor gebruik van onverplicht fietspad

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan een snorfietser. De betrokkene had een boete gekregen voor het gebruik van een onverplicht fietspad met een ingeschakelde verbrandingsmotor. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 18 maart 2022 waren zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de betrokkene aanwezig.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging van de betrokkene was komen vast te staan, maar dat er bij de betrokkene verwarring was ontstaan over de regels. De kantonrechter vond het voorstelbaar dat de betrokkene de gedraging niet had begaan als hij had geweten dat dit verboden was. Daarom besloot de kantonrechter om, bij wijze van uitzondering, de boete te matigen. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de boete werd vastgesteld op € 47,50, vermeerderd met administratiekosten. Het beroep van de betrokkene werd gedeeltelijk gegrond verklaard.

De uitspraak houdt in dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie wijzigt en het bedrag van de boete aanpast. Tevens wordt bepaald dat de officier van justitie het bedrag dat de betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan hem terugbetaalt. De betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt. De procedure in hoger beroep is in beginsel schriftelijk, tenzij anders verzocht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9664901 \ WM VERZ 22-76
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 25 maart 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 maart 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als snorfietser met ingeschakelde verbrandingsmotor het onverplichte fietspad gebruiken.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…) Gedragingsgegevens: Wij, verbalisanten reden in een onopvallend dienstvoertuig in de richting va Alkmaar terwijl ons van voren een snorfiets met twee dames erop tegemoet reed en achterop een rode sym snorfiets. College hield snorfiets met twee dames erop staande gehouden en een bekeuring aangezegd, terwijl ik de achteropkomende bestuurder staande gehouden en een bekeuring aangezegd.(…)”
De kantonrechter is van oordeel dat de gedraging is komen vast te staan, maar dat de verwarring die bij betrokkene is ontstaan, voorstelbaar is. Er is geen reden om te twijfelen aan de verklaring van betrokkene dat hij de gedraging niet had begaan als hij had geweten dat dit verboden was. De kantonrechter zal, bij wijze van uitzondering, de boete daarom matigen. De beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd en de beschikking waarbij de boete is opgelegd zal worden gewijzigd, in zoverre dat het bedrag van de boete zal worden vastgesteld op € 47,50, te vermeerderen met de administratiekosten. Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 47,50 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: