In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een beroep tegen de proceskostenvergoeding die door de officier van justitie was toegekend in het kader van een administratieve sanctie. De betrokkene had een verkeersboete ontvangen en had daartegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep gegrond en kende een proceskostenvergoeding toe van € 200,25. De betrokkene ging echter in beroep tegen deze beslissing, met de stelling dat de toegepaste wegingsfactor van 0,25 onterecht was, omdat de boete om inhoudelijke redenen was vernietigd en niet enkel op formele gronden. De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie de boete ten onrechte als samenhangend met andere zaken had beschouwd, omdat de verweren in de verschillende zaken niet identiek waren. De kantonrechter vernietigde de beslissing van de officier van justitie en kende een hogere proceskostenvergoeding toe van € 780,00 aan de gemachtigde van de betrokkene. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de toekenning van proceskosten in samenhangende zaken en de noodzaak om de werkzaamheden van de gemachtigde in elke zaak afzonderlijk te beoordelen.