ECLI:NL:RBNHO:2022:4332

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
9577991 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen proceskostenvergoeding in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een beroep tegen de proceskostenvergoeding die door de officier van justitie was toegekend in het kader van een administratieve sanctie. De betrokkene had een verkeersboete ontvangen en had daartegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep gegrond en kende een proceskostenvergoeding toe van € 200,25. De betrokkene ging echter in beroep tegen deze beslissing, met de stelling dat de toegepaste wegingsfactor van 0,25 onterecht was, omdat de boete om inhoudelijke redenen was vernietigd en niet enkel op formele gronden. De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie de boete ten onrechte als samenhangend met andere zaken had beschouwd, omdat de verweren in de verschillende zaken niet identiek waren. De kantonrechter vernietigde de beslissing van de officier van justitie en kende een hogere proceskostenvergoeding toe van € 780,00 aan de gemachtigde van de betrokkene. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de toekenning van proceskosten in samenhangende zaken en de noodzaak om de werkzaamheden van de gemachtigde in elke zaak afzonderlijk te beoordelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9577991 \ WM VERZ 21-732
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 18 maart 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : [gemachtigde], Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep gegrond verklaard en een vergoeding toegekend van € 200,25. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 maart 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De officier van justitie heeft de boete vernietigd en een proceskostenvergoeding toegekend. Het beroepschrift van gemachtigde van betrokkene richt zich alleen tot de toekenning van deze proceskostenvergoeding. Het beroepschrift aan de kantonrechter dient dus behandeld te worden als een verzoek op de voet van artikel 13a WAHV.
De gemachtigde van betrokkene voert aan dat de officier van justitie ten onrechte de wegingsfactor 0,25 (zeer licht) heeft toegepast omdat de boete vanwege inhoudelijke redenen is vernietigd en niet enkel op formele punten. Daarvoor geldt de wegingsfactor van een half.
De kantonrechter overweegt dat vergoeding van kosten in de fase van het administratief beroep ingevolge het tweede lid van artikel 7:28 van de Awb uitsluitend plaatsvindt op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
De beslissing van de officier van justitie van 3 juni 2021 houdt in dit verband het volgende in:
"…De beschikbare informatie is onvoldoende om een grondige afweging van de door u genoemde argumenten mogelijk te maken. Dit overwegende vernietigt de officier van justitie de beschikking...”.
De kantonrechter is van oordeel dat hieruit volgt dat de inleidende beschikking is herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Het tijdig ingediende verzoek tot vergoeding van kosten in de fase van het administratief beroep dient derhalve te worden toegewezen.
Betrokkene voert in het beroepschrift tevens aan dat de officier van justitie in zijn beslissing de proceskosten onjuist heeft vastgesteld. De officier van justitie heeft een bedrag van € 200,25 toegekend. Voorts voert de gemachtigde aan dat de officier van justitie ten onrechte heeft beslist dat er sprake is van een samenhangende zaak (met 13 andere zaken) . Betrokkene stelt dat de officier van justitie in het geheel niet heeft gemotiveerd waarom onderhavige zaak samenhangt met andere zaken. Betrokkene voert aan dat de relevante feiten en omstandigheden in beide zaken verschillen zodat geen sprake kan zijn van werkzaamheden die nagenoeg identiek kunnen zijn, zodat voor iedere zaak afzonderlijk een proceskostenvergoeding dient te worden toegekend.
De kantonrechter is van oordeel dat de officier van justitie ten onrechte een vergoeding van proceskosten heeft toegekend op basis van een vergoeding voor samenhangende zaken. Daarover wordt het volgende overwogen.
In artikel 3 lid 2 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) staat dat sprake is van samenhangende zaken als door een belanghebbende ingestelde beroepen door het bestuursorgaan gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon en de werkzaamheden van die persoon in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.
Doorslaggevend voor de beoordeling of zaken als samenhangend kunnen worden gezien is in hoeverre de door de gemachtigde uitgevoerde werkzaamheden identiek of nagenoeg identiek zijn. De officier van justitie heeft in de bestreden beslissing wel gesteld dat het zou gaan om nagenoeg identieke werkzaamheden, maar deze stelling niet onderbouwd. Voorts heeft de officier in die beslissing erkend dat de verweren anders zijn geweest, maar dat in algemene zin afgedaan als niet relevant. De kantonrechter beoordeelt deze motivering als onvoldoende specifiek en daarmee ondeugdelijk. Gelet daarom heeft te gelden dat dat de officier van justitie onderhavige zaak ten onrechte als samenhangend heeft beschouwd.
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en zal de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie van 3 juni 2021, waarbij een kostenvergoeding ad € 200,25 is toegewezen, vernietigen.
De gemachtigde van de betrokkene heeft in de fase van het administratief beroep de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift en de hoorzitting. Aan het indienen van een beroepschrift en de hoorzitting dienen 1,5 punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt, gelet op het tijdstip van het indienen van het administratief beroepschrift, € 534,00. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie in onderhavige zaak veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 400,50 (=1,5 x € 534,00 x 0,5).
De kantonrechter is, anders dan voorheen, van oordeel dat bij de vaststelling van de vergoeding van de proceskosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen een half punt moet worden toegekend en niet een heel punt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een uitspraak van 17 januari 2022 (ECLI: NL:GHARL:2022:280) heeft geoordeeld dat toekenning van een heel punt op een onjuiste rechtsopvatting berust en dat in het kader van een uniforme rechtstoepassing een half punt behoort te worden toegekend voor een telefonisch door de officier van justitie gehouden hoorzitting.
Voorts is namens de betrokkene verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, gemaakt in de fase van het beroep bij de kantonrechter. Nu de beslissing van de officier van justitie worden vernietigd, komt dit verzoek voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde van de betrokkene heeft bij de kantonrechter de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift en de zitting. Gelet op de aard van de zaak (het geschil betreft de toekenning van proceskostenvergoeding) past de kantonrechter wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toe. Dit leidt tot de volgende berekening: 2 x € 759,00 x 0,25 = € 379,50.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de proceskostenveroordeling van de officier van justitie gegrond en vernietigt de beslissing van 3 juni 2021;
‒ veroordeelt de officier van justitie in onderhavige zaak tot het vergoeden van de proceskosten van de gemachtigde tot een bedrag van € 780,00 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het bedrag van € 780,00 aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: